5-1408/2

5-1408/2

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

21 DECEMBER 2011


Wetsontwerp houdende diverse bepalingen


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN MEVROUW MAES EN DE HEER BOOGAERTS

Art. 39

Dit artikel schrappen.

Verantwoording

Bedrijfswagens zijn over de tijd integraal deel gaan uitmaken van het loonpakket. In het verleden is dat element uit het loonpakket zelfs geïnstitutionaliseerd en van overheidswege aangemoedigd als een middel om de hoge lasten op arbeid te compenseren. Door de zware extra lasten die vandaag worden opgelegd, wordt deze redenering nu omgekeerd. De regel voert enkel een verhoging in van de lasten, terwijl op het gebied van de totale loonlast er geen inspanning wordt geleverd.

De huidige maatregel is zuiver budgettair geconcipieerd, ten bewijze de jaarlijkse aanpassing van de grondslag, (de jaarlijkse herbepaling van de referentie-CO2-uitstoot). Echter, de budgettaire redenering wordt compleet ondergraven door de negatieve impact die de maatregel zal hebben op het segment waarop de regel van toepassing is. Het negatieve effect is dubbel : allereerst zal de maatregel leiden tot een verlaging van de uitgaven in het getroffen segment, waardoor de BTW-inkomsten die er vandaag uit gepuurd worden zullen dalen, (de sector verwacht minderinkomsten van mimimaal 100 miljoen euro aan BTW-inkomsten). Vervolgens zullen bij uitbreiding ook de opgelegde lasten in de tijd dalen. Deze maatregel is derhalve economisch contraproductief.

Nr. 2 VAN MEVROUW MAES EN DE HEER BOOGAERTS

Art. 56

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« Art. 56. — De artikelen 53 en 54 treden in werking op 1 april 2012.

De andere artikelen in dit hoofdstuk treden in werking op 1 januari 2012. ».

Verantwoording

Om puur praktische redenen is het aan te raden om de invoegetreding van de BTW-regeling voor notarissen en gerechtsdeurwaarders uit te stellen tot zij zich conform de wetgeving hebben kunnen installeren. De invoering van de BTW-regeling veronderstelt software aanpassingen die niet binnen de gestelde aanvangstermijn kunnen gerealiseerd worden.

Nr. 3 VAN MEVROUW MAES EN DE HEER BOOGAERTS

Art. 58 tot 69

Titel 5, hoofdstuk 6, dat de artikelen 58 tot 69 bevat, doen vervallen.

Verantwoording

N-VA is ronduit tegen deze vorm van contractbreuk. De wet voorzag een invoegetreding in december 2013. Door deze bepalingen wordt de regel vooruitgetrokken en wordt ten opzichte van de belegger contractbreuk gepleegd.

Nr. 4 VAN MEVROUW MAES EN DE HEER BOOGAERTS

Art. 51

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 51. — Titel X van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een artikel 535, luidende :

« Art. 535. — Artikel 145/24, § 2, zoals het bestond voor het werd opgeheven bij artikel 41 van de wet van ... houdende diverse bepalingen, blijft van toepassing :

1º op het bouwen of het verbouwen van een woning waarvan de bouwvergunning is aangevraagd vóór 28 november 2011;

2º op het in nieuwe staat verwerven van een woning door een overeenkomst gesloten vóór 28 november 2011;

3º voor andere dan in 1º en 2º vermelde woningen waarvoor uiterlijk op 31 december 2011 de aanvraag tot het bekomen van het certificaat als bedoeld in het vijfde lid van de voormelde bepaling, bij de bevoegde administratie of instelling is ingediend. ». »

Verantwoording

Artikel 41, A, 4º, heft de belastingvermindering voor passiefhuizen op vanaf 1 januari 2012. Deze belastingvermindering wordt verleend aan belastingplichtigen die investeren in :

1º het bouwen van een lage energiewoning, een passiefwoning of een nul energiewoning;

2º het in nieuwe staat verwerven van een lage energiewoning, een passiefwoning of een nul energiewoning;

3º de volledige of gedeeltelijke vernieuwing van een onroerend goed om het te verbouwen tot een lage energiewoning, een passiefwoning of een nul energiewoning.

Het bouwen of verbouwen van een woning tot een passiefhuis of het in nieuwe staat verwerven van een passiefhuis is een belangrijke investering die voor de belastingplichtigen een meerkost inhoudt in vergelijking met de bouw of verbouwing van een woning die slechts voldoet aan de wettelijke normen. Bij de opmaak van de bouwplannen houden deze belastingplichtigen terecht rekening met het feit dat zij deze extra uitgaven gedeeltelijk zullen terugverdienen via de door de federale overheid voorziene belastingvermindering die zij zullen verkrijgen gedurende tien jaar van :

1º 420 euro (geïndexeerd AJ 2011) voor een lage energiewoning;

2º 850 euro (geïndexeerd AJ 2011) voor een passiefwoning;

3º 1 700 euro (geïndexeerd AJ 2011) voor een nul energiewoning.

De belastingvermindering wordt verleend vanaf het belastbaar tijdperk waarin een certificaat is uitgereikt door een bevoegde instelling of administratie.

Voor de bouwprojecten die in uitvoering zijn, is het onmogelijk om nog voor 1 januari 2012 een certificaat te bekomen. Voor sommige bouwprojecten zal de bouwaanvraag net zijn ingediend, andere zijn in aanbouw of uitvoering maar nog niet geheel opgeleverd. Voor al deze belastingplichtigen zou de opheffing van de belastingvermindering voor passiefhuizen vanaf 1 januari 2012 tot gevolg hebben dat zij tussen de 4 200 en 17 000 euro belastingvermindering verliezen.

Omdat de burger moet kunnen vertrouwen in de maatregelen die de overheid heeft uitgevaardigd, voorzien wij dat de opheffing van de belastingvermindering voor passiefhuizen pas van toepassing is voor :

1º het bouwen of verbouwen van een woning waarvan de bouwvergunning is aangevraagd na 27 november 2011;

2º het in nieuwe staat verwerven van een woning door een overeenkomst gesloten na 27 november 2011;

3º andere dan onder 1º en 2º vermelde woningen. Deze laatste categorie viseert voornamelijk de gevallen waarbij de gedeeltelijke vernieuwing van een onroerend goed om het te verbouwen tot een lage energiewoning, een passiefwoning of een nul energiewoning zonder bouwvergunning mogelijk is.

In het 2º wordt onder overeenkomst verstaan zowel de verkoopbelofte, de verkoopovereenkomst (compromis) met onmiddellijke eigendomsoverdracht alsmede de verkoopovereenkomst met uitgestelde eigendomsoverdracht tot het verleiden van de notariële akte en de verkopen op plan.

Nr. 5 VAN MEVROUW MAES EN DE HEER BOOGAERTS

(Subsidiair amendement op amendement nr. 3)

Art. 69

Het tweede lid vervangen door wat volgt :

« De artikelen 61 tot 68 treden in werking op 1 april 2012 ».

Verantwoording

N-VA is ronduit tegen deze vorm van contractbreuk, maar in ondergeschikte orde is een rechtzetting een minimale tegemoetkoming aan de belastingplichtige die correct wenst te handelen. Er is geen rechtszekerheid voor wie vandaag zijn effecten aan toonder neerlegt omwille van de verwerkingstijd die noodzakelijk is om ze in te schrijven op een effectenrekening, dit ten gevolge van de herziening van de ingangsdatum. Zowel notarissen als banken worden vandaag geconfronteerd met een grote hoeveelheid aanvragen. Het is niet fair dat de aanbieder afhankelijk is van de verwerkingstijd van banken of notarissen om al dan niet de extra belasting te kunnen vermijden.

Lieve MAES.
Frank BOOGAERTS.

Nr. 6 VAN DE HEER MORAEL

Art. 28

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º Het tweede lid van § 1 aanvullen als volgt :

« Deze bijdrage wordt vastgesteld op 19 % voor het deel van de voormelde inkomsten dat het totale nettobedrag van 20 512,5 euro overschrijdt. ».

2º Het vierde en het vijfde lid van § 1 doen vervallen.

Verantwoording

Om het begrotingsverlies ten gevolge van de afschaffing van de bijdrage op grote vermogens te compenseren, moet een verhoging van de bijzondere bijdrage op de roerende voorheffing worden overwogen. Bovendien is er geen objectieve reden om de inkomsten uit spaarboekjes vrij te stellen van deze bijzondere bijdrage. Het risico bestaat trouwens dat gediscrimineerde belastingbetalers bij het Grondwettelijk Hof een beroep tot nietigverklaring zullen indienen.

Nr. 7 VAN DE HEER MORAEL

Art. 40

In het voorgestelde artikel 66, § 5, de woorden « de helft van » invoegen tussen de woorden « nooit meer bedragen dan » en de woorden « het eventueel voordeel ».

Verantwoording

In het huidige belastingstelsel van de voordelen van alle aard voor voertuigen die ter beschikking van een werknemer worden gesteld, worden deze voordelen berekend op grond van het aantal afgelegde kilometers voor privé-doeleinden. Wanneer een belastingbetaler ervoor kiest zijn verplaatsingskosten aan te geven a rato van 0,15 euro per afgelegde kilometer, kan dat leiden tot een verhoging van het aantal in aanmerking genomen kilometers voor het berekenen van de voordelen van alle aard.

De tekst van het wetsontwerp voorkomt dat de aftrekbare kosten het bedrag van de voordelen van alle aard overschrijden, maar niet dat dit bedrag tot nul wordt herleid.

Nr. 8 VAN DE HEER MORAEL

Art. 45

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º In het voorgestelde artikel 205quater, § 5, het woord « 3 pct. » vervangen door het woord « 2,5 % ».

2º Dit artikel aanvullen met een tweede lid luidende :

« a) In artikel 205quater van het WIB 92 wordt een § 6bis ingevoegd, luidende :

« § 6bis. Voor vennootschappen die hun investeringsinspanning voor onderzoek en ontwikkeling — met uitzondering van de uitgaven op militair gebied — verhogen in vergelijking met het voorgaande aanslagjaar, wordt het overeenkomstig de §§ 2 tot 5 bepaalde tarief met een punt verhoogd voor het aanslagjaar dat volgt op dat waarin de bijkomende inspanning geleverd werd. De verhoging van de inspanning tijdens een aanslagjaar wordt gemeten ten opzichte van het vorige aanslagjaar.

Om recht te geven op de genoemde tariefverhoging, moet de bijkomende inspanning ten minste 2 pct. bedragen van de gemiddelde omzet van de 3 aanslagjaren voorafgaand aan het aanslagjaar waarin de bijkomende inspanning geleverd werd.

Om de genoemde tariefverhoging te genieten, moeten de belastingplichtigen voldoen aan de voorwaarden van artikel 289novies.

De Koning bepaalt de criteria waaronder de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling in aanmerking worden genomen. ».

b) Artikel 205quinquies van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen wordt opgeheven.

c) In het WIB 92 wordt een artikel 205sexies ingevoegd, luidende :

« Art. 205sexies. — Met uitzondering van de KMO's in de zin van artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen, wordt de aftrek voor risicokapitaal slechts toegekend op voorwaarde dat de omvang van de werkgelegenheid, uitgedrukt in voltijds equivalenten, in de vennootschap die deze aftrek geniet tijdens het belastbaar tijdperk en de drie daaropvolgende jaren, verhoogd wordt of minstens behouden blijft.

Indien niet langer wordt voldaan aan de in het eerste lid vermelde verplichting voor de aftrek voor risicokapitaal in een bepaald belastbaar tijdperk, wordt het reeds toegekende gedeelte belast als winst van het belastbaar tijdperk waarin het niet nakomen van die verplichting zich heeft voorgedaan. ».

d) In artikel 205ter van het WIB 92 wordt een § 9 ingevoegd, luidende :

« § 9. Het risicokapitaal dat in aanmerking wordt genomen voor de aftrek voor risicokapitaal, zoals bepaald overeenkomstig de §§ 1 tot 8 van dit artikel, wordt geplafonneerd op een derde van het passief. » ».

Verantwoording

Dankzij de voorgestelde wijziging kan 650 miljoen extra worden bezuinigd en wordt voorkomen dat de regering moet bezuinigen op de vervangingsinkomens.

Nr. 9 VAN DE HEER MORAEL

Art. 60

De woorden « 650 euro » en « 975 euro » respectievelijk vervangen door de woorden « 1 000 euro » en « 1 500 euro ».

Verantwoording

Het verhogen van deze plafonds zou een bijkomende 100 tot 200 miljoen moeten opbrengen. Deze opbrengst zou de BTW-verhogingen die de regering overweegt en die de burgers zonder onderscheid zouden treffen, overbodig maken.

Nr. 10 VAN DE HEER MORAEL

Art. 63

In het voorgestelde artikel 168, de woorden « 1 pct. » en « 2 pct. » respectievelijk vervangen door de woorden « 2 pct» en de woorden « 4 pct. ».

Verantwoording

Het verhogen van deze plafonds zou een bijkomende 30 miljoen moeten opbrengen in 2012, en een bijkomende 60 miljoen euro in 2013.

Jacky MORAEL.

Nr. 11 VAN DE HEER PIETERS

Art. 127/1 tot 127/7 (nieuw)

In titel 8 « Pensioenen », de artikelen 127/1 tot 127/7 invoegen, luidende :

« Art. 127/1

Artikel 3 van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen wordt vervangen als volgt :

« Art. 3. Uitgezonderd in de situaties en onder de voorwaarden die hierna bepaald worden, mag een rust- of een overlevingspensioen pas gecumuleerd worden met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop de gerechtigde de leeftijd van 65 jaar bereikt. »

Art. 127/2

Artikel 4 van dezelfde wet wordt gewijzigd als volgt :

1° de paragrafen 1, 2 en 9 worden opgeheven;

2º in § 7 worden telkens de woorden « § 1 of » geschrapt;

3º in § 8 worden telkens de woorden « in § 2 of » geschrapt.

Art. 127/3

Artikel 6 van dezelfde wet wordt gewijzigd als volgt :

1º § 1 wordt vervangen als volgt :

« § 1. Vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop de gerechtigde de leeftijd van 65 jaar bereikt, mag de persoon die uitsluitend één of meerdere overlevingspensioenen geniet een beroepsactiviteit uitoefenen. »;

2º § 2 wordt opgeheven.

Art. 127/4

In artikel 9 van dezelfde wet worden de woorden « het bedrag van 21 436,50 euro bepaald bij artikel 4, § 1, eerste lid, 1º en 4º, is met 4 638,50 euro verhoogd; » en de woorden « het bedrag van 17 149,19 euro bepaald bij artikel 4, § 1, eerste lid, 2º en tweede lid, met 3 710,79 euro verhoogd; » geschrapt.

Art. 127/5

In artikel 11, eerste lid van dezelfde wet worden de woorden « artikel 4, § 1, eerste lid, 4º, » geschrapt.

Art. 127/6

Artikel 25 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers wordt vervangen als volgt :

« Art. 25. — Uitgezonderd in de gevallen en onder de voorwaarden door de Koning bepaald zijn het rust- en overlevingspensioen slechts uitbetaalbaar zo de gerechtigde geen vergoeding wegens ziekte, invaliditeit of onvrijwillige werkloosheid bij toepassing van een Belgische of van een buitenlandse wetgeving inzake sociale zekerheid, noch een uitkering wegens loopbaanonderbreking, wegens tijdskrediet, of wegens het verminderen van de arbeidsprestaties, noch een aanvullende vergoeding, toegekend in het kader van een conventioneel brugpensioen, geniet. Tot de laatste dag van de maand waarin de gerechtigde de leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt, zijn het rust- en overlevingspensioen eveneens slechts uitbetaalbaar zo hij geen beroepsarbeid uitoefent.

De Koning kan eveneens de gevallen en de voor- waarden bepalen waaronder een deel van het pensioen uitbetaalbaar is. »

Art. 127/7

Artikel 30bis, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen wordt vervangen als volgt :

« Art. 30bis. — De in dit hoofdstuk bedoelde uitkeringen zijn slechts betaalbaar indien de gerechtigde geen vergoeding geniet wegens ziekte, invaliditeit, onvrijwillige werkloosheid of loopbaanonderbreking bij toepassing van een Belgische of buitenlandse wetgeving inzake sociale zekerheid of van een statuut dat van toepassing is op het personeel van een volkenrechtelijke instelling, noch een aanvullende vergoeding, toegekend in het kader van een conventioneel brugpensioen, geniet. Tot de laatste dag van de maand waarin de gerechtigde de volledige leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt, zijn deze uitkeringen eveneens slechts uitbetaalbaar zo hij geen beroepsarbeid uitoefent. ». ».

Verantwoording

Het cumuleren van een rust- of overlevingspensioen met inkomsten uit een beroepsactiviteit is vandaag onderworpen aan strenge beperkingen, zowel voor ambtenaren, werknemers als zelfstandigen.

Zo bepaalt het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers de grensbedragen inzake toegelaten inkomsten voor werknemers en zelfstandigen. Werknemers die de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar bereikt hebben mogen 21 436,5 euro bijverdienen als werknemer indien ze geen kinderen ten laste hebben, en 26 075 euro met kinderlast. Voor een bijverdienste als zelfstandige is dit respectievelijk 17 149,19 euro en 20 859,97 euro.

Voor ambtenaren worden de grensbedragen bepaald in de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen. Voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit als werknemer of zelfstandige in combinatie met een pensioen van de overheid gelden dezelfde bedragen als in bovenstaande regeling.

Mensen hebben op het moment dat ze de pensioengerechtigde leeftijd bereiken uiteraard recht op een pensioenbedrag dat het inkomen uit arbeid kan vervangen, of ze nu een loopbaan als ambtenaar, werknemer of zelfstandige achter de rug hebben. Toch wil zeker niet iedereen definitief de arbeidsmarkt op dat moment al verlaten. De keuze van deze mensen moet dan ook gerespecteerd worden. Er is geen enkele reden om grenzen op te leggen aan het toegelaten inkomen dat iemand bovenop het pensioenbedrag mag ontvangen.

Dat pensioenbedrag is immers het resultaat van een lange loopbaan waarin de betrokkene bijdragen heeft betaald, en het vertoont dus geen enkel verband met de bedragen die na de pensionering nog verdiend worden. Of het pensioenbedrag voortvloeit uit een rust- en/of overlevingspensioen speelt daarbij overigens geen rol.

Wel is het cruciaal dat de plafonds pas opgeheven worden vanaf het moment dat de betrokkenen de wettelijke pensioenleeftijd, die momenteel op 65 jaar ligt, bereikt hebben. In het andere geval zouden ook mensen die vervroegd de arbeidsmarkt verlaten dezelfde maatregel kunnen genieten. Dat zou erop neerkomen dat oudere werknemers aangemoedigd worden met vervroegd pensioen te gaan om vervolgens opnieuw (voltijds) aan de slag te gaan, waardoor de overheid dus sneller en langer een pensioen moet uitkeren. Gelet op de lage werkgelegenheidsgraad bij oudere werknemers en rekening houdende met de budgettaire vooruitzichten van de pensioenstelsels moet vervroegde pensionering echter integendeel afgeremd worden. Aan de bestaande regeling betreffende het cumuleren van een rust- of overlevingspensioen met inkomsten uit arbeid voor de categorie onder de 65 jaar wordt dus niet geraakt.

Dit amendement strekt er dan ook toe de grensbedragen die mensen vanaf het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd maximaal mogen bijverdienen zonder in hun pensioenbedrag gesanctioneerd te worden, op te heffen. Hierdoor kunnen de betrokkenen dus onbeperkt bijverdienen bovenop het pensioenbedrag. De verschillende artikelen van het voorstel regelen deze materie in het werknemers-, zelfstandigen- en ambtenarenstelsel.

Nr. 12 VAN DE HEER PIETERS

Art. 88

Dit artikel aanvullen met een tweede lid, luidende :

« De pensioenregelingen van de leden van het Europees Parlement, van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van de Parlementen in de Gemeenschappen en Gewesten dienen door de bevoegde organen hervormd te worden volgens de principes vervat in deze titel. »

Nr. 13 VAN DE HEER PIETERS

Art. 88

Het tweede lid van dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

In een hervormd pensioenstelsel kan geen plaats meer zijn voor uitzonderingen wat betreft de pensioenleeftijd. De minimale leeftijd voor vervroegd pensioen dient dan ook voor iedereen gelijk te zijn. De uitzonderingen worden geschrapt.

Danny PIETERS.