5-108COM | 5-108COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - In het naschrift van zijn recente boek brengt cultuurfilosoof Lieven De Cauter het relaas van een voor ons koninkrijk erg onverkwikkelijke zaak. Het gaat over een jonge Belg van Turkse afkomst, die op 28 april 2006, kort nadat hij de grens met Nederland overstak, door de Nederlandse politie werd opgepakt. De jongeman was op weg naar een muziekoptreden. Er bleek een internationaal aanhoudingsbevel tegen hem te bestaan, uitgevaardigd door Turkije, omdat hij in 2000 een toespraak van de Turkse minister van Buitenlandse Zaken in het Europees Parlement verstoorde. Hij stak een affiche in de lucht en schreeuwde enkele slogans. De veiligheidsdiensten verwijderden hem.
Op het eerste gezicht verrichtte de Nederlandse politie die aanhouding tijdens een routinecontrole, maar het verslag van een vergadering op het allerhoogste niveau, op 26 april 2006, geeft een heel ander beeld. Op die vergadering waren de kabinetten van de premier, de minister van Justitie, de top van de federale politie, de staatsveiligheid en de federale procureur aanwezig. Op die vergadering werd het `geval' van de jonge man behandeld. Men wilde het internationale aanhoudingsbevel, ontvangen op 28 maart 2006, uitvoeren, maar dat stuitte op het verzet van de betrokken substituut. Iedereen was zich bewust van zowel de lichtheid van de overtreding als van het feit dat België geen onderdanen uitlevert aan landen met een dubieuze reputatie op het vlak van het behandelen van gevangenen. Op dat moment behoorde Turkije zeker tot de landen waar folteringen en andere misbruiken plaatsvonden.
Omdat ze enerzijds Turkije wel ter wille wilden zijn, maar anderzijds de limieten van hun macht zagen, ontwikkelden de aanwezigen een alternatief. Punt 7 van het verslag van die bijeenkomst vermeldt dat die dirty job misschien aan Nederland kon worden uitbesteed. De Staatsveiligheid wist dat de jongeman een trip naar het muziekoptreden in 's-Hertogenbosch had gepland. De vergadering besloot: `Er zal door OA3' - de federale politie - `en het Federaal Parket contact opgenomen worden met de Nederlandse autoriteiten, teneinde hen te wijzen op de eventuele aanwezigheid van de jonge Belg van Turkse afkomst in Nederland en de mogelijkheid betrokkene aan te houden op basis van de interpolseining van de Turkse autoriteiten ter fine van voorlopige aanhouding met het oog op zijn uitlevering naar Turkije.' Eén aanwezige tekende bezwaar aan, namelijk de korpschef van zone 5339. Die vroeg bij die aanpak een dekking van het Comité P. Zijn bezwaren werden weggeveegd.
Uiteindelijk werd de jonge Belg twee maanden in de gevangenis opgesloten. Voorspelbaar beoordeelde de Nederlandse rechtbank de feiten als te licht en weigerde ze hem aan Turkije uit te leveren. Kortom, het Belgische plan om hem via Nederland uitgeleverd te krijgen mislukte. Het bleek duidelijk dat de jonge Belg op hardnekkige wijze werd gevolgd, omdat hij als sympathisant van de Turkse beweging DHKP-C het etiket van kopstuk van een terreurorganisatie droeg. De juridische martelgang eindigde in 2009, toen de jongeman over de hele lijn werd vrijgesproken. Hij diende een klacht in tegen de Belgische staat.
Kan de minister de informatie over de aanhouding van een jonge Belg van Turkse afkomst, zoals beschreven door Lieven De Cauter, bevestigen?
Is het verslag van de vergadering met aanwezigheid van zowat alle toenmalige kopstukken belast met veiligheid, een authentiek stuk en stroken de citaten daaruit met de waarheid?
Beaamt de minister dat de Belgische overheid de Nederlandse politie tipte over de komst van de jonge Belg, met het oog op een aanhouding en een latere uitlevering?
Hoe evalueert de minister die aanpak, vanuit zowel ethisch als juridisch oogpunt?
In welke mate is het verhaal een uitzondering of behoren vergelijkbare praktijken tot het gewone arsenaal van het Belgische veiligheidsbeleid?
Waar vindt de minister, als lid van de uitvoerende macht van een democratische rechtsstaat, de legitimiteit voor die handelswijze?
In welke mate werd of wordt er opgetreden tegen de personen die in die zaak dergelijke laakbare beslissingen namen?
Heeft de Belgische staat zich verontschuldigd ten opzichte van de betrokken jonge Belg?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - Het verhaal van cultuurfilosoof Lieven De Cauter over de aanhouding van Bahar Kimyongür, lid van de Koerdische groepering DHKP-C, door de Nederlandse politie in april 2006 werd in september 2009 in de pers al uitvoerig uit de doeken gedaan. Het dossier valt onder de bevoegdheid van het federale parket. Zowel de federale procureur als de toenmalige minister van Justitie heeft het verhaal van de `opgezette arrestatie' toen weerlegd. Ik kan daar dus verder niets aan toe te voegen.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het is duidelijk dat de minister niet heeft geluisterd naar wat ik hier allemaal heb verteld.
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - Ik had uw vraag vooraf wel gelezen, mijnheer Anciaux.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Als u dan toch alles had gelezen, dan weet u dat ik ook vragen heb gesteld over het veiligheidsbeleid in het algemeen. Behoren de beschreven praktijken tot de `normale' methodes van het Belgische veiligheidsbeleid? Keurt u als lid van de uitvoerende macht de legitimiteit van die handelswijze goed of niet? In welke mate werd opgetreden tegen personen die bij de zaak waren betrokken en is er door uw diensten verder onderzoek uitgevoerd?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - U moet begrijpen dat ik over een zaak die onder het federaal parket valt, geen extra uitleg kan geven. Dat valt onder de bevoegdheid van de minister van Justitie.