5-107COM | 5-107COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Op 17 december 2010 huldigde de minister de formele start van een Europees Comité voor de Sociale Dialoog van de Centrale Administraties. Die heuglijke gebeurtenis vond plaats in het raam van het Belgische EU-voorzitterschap en volgde op een lange en intensieve strategie om de topambtenaren van de nationale ministeries formeel en duurzaam samen te brengen met de vertegenwoordigers van de vakbonden. De minister en haar medewerkers leverden daar erg goed werk. Hoewel die verwezenlijking zich veeleer op de achtergrond van de besluitvorming afspeelt, lijkt het belang ervan groot. De thema's die op dat ondertussen formele overleg aan bod komen, zijn onder andere human resources, klantentevredenheid, innovatie en gezamenlijke performantiecriteria. Ze kunnen en moeten sterk bijdragen aan de kwaliteitsverhoging van wat centrale, nationale ministeries aan diensten leveren, zowel aan de bevolking als aan de politiek.
De SWOT-analyse die de minister mij bezorgde als antwoord op een schriftelijke vraag, vermeldt als bedreiging een mogelijke afname van belangstelling bij sommige EU-voorzitterschappen, meer bepaald dat van Hongarije - eerste jaarhelft 2011 - en nu dat van Polen.
Hoe beoordeelt de minister de inspanningen van Hongarije tijdens de eerste jaarhelft 2011 om het formele sociale overleg tussen vakbonden en topambtenaren binnen de EU voort te zetten? Nam Hongarije de daadkracht en inzet van het Belgisch voorzitterschap over? Hoeveel keer vergaderde het Europees Comité, welke items werden behandeld en met welke resultaten? Kwam het Hongaarse voorzitterschap tegemoet aan de verwachtingen van de minister?
Wat is de houding van het Poolse voorzitterschap met betrekking tot het Comité? Wat was er gepland voor het najaar van 2011? Komen de plannen en keuzes van het Poolse voorzitterschap tegemoet aan de verwachtingen van de minister.
Kan de minister vandaag zeggen dat de keuzes die het Belgische voorzitterschap maakte en het formele comité dat daaruit ontstond, als een duurzame, succesvolle en slagkrachtige keuze mag worden geëvalueerd?
Mevrouw Inge Vervotte, minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven. - Er is mijns inziens een misverstand opgetreden bij de lezing van de SWOT-analyse in het antwoord op de parlementaire vraag. De vermelding van het risico `verlies van belangstelling na het voorzitterschap', slaat niet op een dalende belangstelling van de landen die België gingen opvolgen, maar eventueel op de Belgische autoriteiten na het voorzitterschap. De formulering had op dat punt duidelijker gekund.
Er is zeker geen daling van de belangstelling in België. Ons land, in de persoon van de voorzitter van de FOD P&O, de heer Jacky Leroy, is tot voorzitter benoemd van het Comité voor de Sociale Dialoog zelf én van de werkgeversvereniging EUPAE (EU Public Administration Employers) samen met TUNED (Trade Unions' National and European Administration Delegation) de werknemersvereniging, de gesprekspartner in het comité.
Het Comité voor de Sociale Dialoog is de instantie voor de formele sociale dialoog voor de nationale administraties. Daarnaast is er nog altijd de informele sociale dialoog in het EUPAN-netwerk (European Public Administration Network).
Het Comité voor de Sociale Dialoog heeft een autonome werking, die niet direct afhankelijk is van de opeenvolgende Europese voorzitterschappen. Het is een aparte en autonome structuur.
In de periode februari-oktober 2011, zijn twee plenaire en drie specifieke werkgroepen georganiseerd. Een laatste plenaire werkgroep is gepland op 5 december 2011. Volgende thema's zijn aan bod gekomen.
1. Werkprogramma 2011-2013
2. Imago en attractiviteit van de publieke sector
3. Europe 2020 Strategy en The Single Market Act
4. Raadpleging van de Europese Commissie inzake Anticipation and Management of Change and Restructuring
5. Werkurenrichtlijn en strategie voor gendergelijkheid
6. Mobiliteit van werknemers in de publieke sector
7. Effecten van de crisis op de centrale overheden
8. Activiteitenverslag en werkplan 2012.
De oprichting tijdens het Belgisch voorzitterschap van het Comité voor de Sociale Dialoog van de Centrale Administraties en de EUPAE beantwoordt dus duidelijk aan een behoefte. België vervult een voortrekkersrol en de inspanningen worden voortgezet.
En dus, niettegenstaande de werking van het Comité voor de Sociale Dialoog op zich onafhankelijk is van het voorzitterschap, heeft Hongarije tijdens zijn voorzitterschap de informele dialoog van EUPAN verder ondersteund - in één vergadering - en ook te kennen gegeven als observator te willen deelnemen aan de formele sociale dialoog van het Comité voor de Sociale Dialoog. Observator zijn impliceert een proefperiode voor een eventuele definitieve vrijwillige toetreding tot het comité.
Polen wil zich als lidstaat tot nader order nog niet engageren in de formele sociale dialoog van het comité, maar steunt uiteraard de informele dialoog via EUPAN.
Kortom, we hebben voldoende landen kunnen verzamelen om het comité op te richten. Er is dus een formeel overleg georganiseerd. Nu is de vraag wie bereid is toe te treden. Het positieve is dat Hongarije heeft gezegd als observator te willen toetreden. Dat kan leiden tot een vrijwillig lidmaatschap. Het belangrijkste is dat het comité er is, dat het moet worden geconsulteerd en dat er afspraken met andere organen moeten worden gemaakt. We hopen dat als de sociale dialoog professioneel goed functioneert, andere landen overtuigd kunnen worden om mee te doen. De adviezen zullen in elk geval door het nieuwe orgaan worden geformuleerd en dat was voor ons een belangrijke doelstelling.