5-40 | 5-40 |
De heer Danny Pieters (N-VA). - Het is mij een eer om als eerste senator een vraag aan minister De Coninck te stellen.
De fondsen voor bestaanszekerheid zijn een wat onderbelicht onderdeel van de sociale zekerheid. Ze zijn wettelijk verplicht hun jaarrekeningen, jaarverslag en revisoren-of accountantsverslagen bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg neer te leggen. Dat moet onder meer de bevoegde minister in staat stellen de toestand van die fondsen op de voet te volgen.
Kan de minister of de nieuwe regering mij op basis van die neergelegde documenten of van andere bekende gegevens geruststellen over de financiële en economische leefbaarheid en gezondheid van de fondsen voor bestaanszekerheid, die immers ook sinds 2008 de impact van de financiële en economische crisis ondergaan. Zijn de toegezegde uitkeringen en voordelen gewaarborgd? Zullen de bijdragen moeten worden verhoogd? Zal de overheid moeten bijpassen?
Is de nieuwe regering ook van plan wijzigingen aan te brengen in het sociale of fiscale statuut van de werkgeversbijdragen ter financiering van de fondsen voor bestaanszekerheid, van de uitkering van de fondsen of van de fondsen zelf? De minister beschikt normaal gezien over de informatie met betrekking tot alle fondsen.
Mevrouw Monica De Coninck, minister van Werk. - Op het beheer van elk fonds voor bestaanszekerheid wordt controle uitgeoefend door een revisor of een accountant. Zij moeten controleren of de jaarrekening van het fonds een getrouw beeld geeft van het vermogen en de financiële positie van het betreffende fonds. Minstens een maal per jaar brengt de revisor of accountant verslag uit aan het bevoegde paritair comité. Een afschrift van dat verslag wordt aan de bevoegde minister overgemaakt.
Wanneer blijkt dat de jaarrekening een negatief saldo vertoont dat niet kan worden aangezuiverd met eerder aangelegde reserves, dus wanneer eigenlijk sprake is van een financiële onbalans, moet de controlerende revisor of accountant daarvan melding maken in zijn verslag. Tot op heden heb ik nog geen dergelijke melding van een revisor of accountant ontvangen.
Mocht er een onbalans zijn, dan verzoekt de minister van Werk het bevoegde paritaire comité eerst de nodige maatregelen te nemen. De bedoeling hiervan is de interventie van de uitvoerende macht te remmen en aan de beheersorganen van het fonds de mogelijkheid te laten om zelf hun verantwoordelijkheid te nemen en de problemen zelf op te lossen. Zo kan het aantal toegekende voordelen of het bedrag van de toegekende voordelen worden beperkt. Ook kunnen bepaalde voordelen worden afgeschaft of kunnen de verschuldigde werkgeversbijdragen worden verhoogd. Indien het paritair comité die maatregelen niet neemt binnen de door de minister vastgestelde termijn, dan worden ze door de Koning ambtshalve genomen. Tot op heden heeft de Koning nog nooit ambtshalve maatregelen moeten nemen.
De wet van 7 januari 1958 betreffende fondsen voor bestaanszekerheid bepaalt niets over het sociale of fiscale statuut van de werkgeversbijdragen ter financiering van de fondsen voor bestaanszekerheid, van de uitkering van de fondsen of van de fondsen zelf.
Dergelijke vragen vallen niet onder de bevoegdheid van de FOD WASO en moeten worden gesteld aan de minister van Financiën, Steven Vanackere, en aan de minister van Sociale Zaken, Laurette Onkelinx.
De voorzitster. - Mevrouw de minister, ik feliciteer u met uw maidenspeech in de Senaat.
De heer Danny Pieters (N-VA). - In haar antwoord heeft de minister verwezen naar de wet. Mij verontrust het dat ze haar antwoord baseert op de `neergelegde verslagen'. Mag ik aannemen dat de FOD in actie komt indien een fonds voor bestaanszekerheid zijn wettelijke verplichting niet nakomt?
Mevrouw Monica De Coninck, minister van Werk. - De verslagen van 2010 zijn inderdaad nog niet allemaal binnen. We zullen binnenkort de achterblijvers aansporen om alsnog de verslagen van de revisoren of accountants door te sturen.
De heer Danny Pieters (N-VA). - We zijn wel eind 2011! Hoeveel verslagen zijn er nog niet binnen? De helft?
Mevrouw Monica De Coninck, minister van Werk. - Ik besef het. Het gaat inderdaad om ongeveer de helft, maar ik ben nog maar een week minister. Ik zal ze echter zeker opvragen.