5-37

5-37

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 1er DÉCEMBRE 2011 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Questions orales

Question orale de Mme Anke Van dermeersch à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile sur «l'ouverture d'un dossier contre un parlementaire flamand par le Centre pour l'égalité des chances et contre le racisme» (no 5-313)

Mme la présidente. - M. Melchior Wathelet, secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales, répondra.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding heeft op vrijdag 25 november in een persmededeling aangekondigd dat het een dossier heeft geopend tegen een Vlaams volksvertegenwoordiger naar aanleiding van enkele uitspraken die hij had gedaan tijdens een plenaire vergadering van het Vlaams parlement. Hij deed die uitspraken tijdens het vragenuur naar aanleiding van enkele mondelinge vragen over het `Vlaams Actieplan Midden- en Oost-Europese migranten in Vlaanderen'.

Met dat onderzoek creëert het CGKR een belangrijk precedent. Voor het eerst opent het centrum een onderzoek naar uitspraken die werden gedaan op de tribune van een parlement tijdens een parlementair debat. Dergelijke uitspraken vallen nochtans rechtstreeks onder artikel 58 van de Grondwet waarin duidelijk wordt bepaald: `Geen lid van een van beide Kamers kan worden vervolgd of aan enig onderzoek onderworpen naar aanleiding van een mening of een stem, in de uitoefening van zijn functie uitgebracht.' Op basis van artikel 120 van de Grondwet genieten de Vlaamse parlementsleden dezelfde immuniteiten als de federale parlementsleden, meer bepaald de parlementaire onverantwoordelijkheid van artikel 58 van de Grondwet en van de parlementaire onschendbaarheid van artikel 59 van de Grondwet.

De grondwetgever heeft met artikel 58 van de Grondwet de vrijheid van het parlementaire debat op de ruimst mogelijke wijze willen vrijwaren door de vrije meningsuiting in het kader van het parlementair werk een absoluut karakter toe te kennen. Daarmee worden niet alleen, of misschien zelfs niet in de eerste plaats, de parlementsleden, maar ook het parlement en de parlementaire debatten in hun geheel in bescherming genomen. Volksvertegenwoordigers mogen niet onder dreiging van vervolging of schadeclaims aan zelfcensuur doen, maar moeten vrijuit kunnen debatteren.

Het is duidelijk dat het de bedoeling is van het CGKR om parlementsleden te intimideren in de hoop dat ze uit schrik voor eventuele vervolging toch aan zelfcensuur doen en dat is een uiterst gevaarlijke evolutie voor onze democratie. Het parlement moet een haven van vrije meningsuiting blijven en mag onder geen enkel beding worden gemuilkorfd, zo niet wordt één van de fundamenten van de parlementaire democratie zwaar onderuitgehaald.

Is de minister het met mij eens dat het absoluut onaanvaardbaar is dat het CGKR een dossier opent tegen een parlementslid wegens uitspraken die hij in het parlement zelf heeft gedaan tijdens de uitoefening van zijn functie? Werd het centrum hiervoor reeds terechtgewezen?

Overweegt de regering maatregelen te nemen om het centrum in de toekomst onmogelijk te maken nog zulke dossiers tegen parlementsleden te openen?

De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. - Ik lees het antwoord van minister Milquet.

Eerst en vooral herinner ik aan het feit dat het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding volkomen onafhankelijk is in de uitoefening van zijn opdracht, zoals bepaald in artikel 3 van de wet van 15 februari 1993.

Bovendien wens ik duidelijk te stellen dat het centrum het dossier geopend heeft naar aanleiding van `talrijke meldingen vanuit diverse maatschappelijke hoeken van de samenleving'.

Ik benadruk dat het hier niet gaat om een gerechtelijk onderzoek, maar wel om een wetenschappelijk onderzoek. Daaronder wordt verstaan dat na een melding een dossier wordt geopend om na te gaan welke de omstandigheden en de context zijn en om aan de hand van de toepasselijke wetteksten en de rechtspraak een degelijk, onderbouwd en objectief advies te kunnen geven aan de melders. Daarmee blijft het centrum duidelijk binnen zijn opdracht.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - De stelling dat het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding een onafhankelijke instelling is, vind ik lachwekkend. In theorie is dat natuurlijk wel zo, maar in realiteit behandelt het centrum vooral klachten die uit de politieke hoek komen. Daarbij wordt een bepaalde censuur toegepast, want de klachten die wij indienen wegens discriminatie van Vlamingen worden nooit behandeld in tegenstelling tot de klachten van een ander politiek milieu, dat wel wordt bediend. Blijkbaar wil het centrum zich opnieuw in de belangstelling werken omdat de economische crisis de aandacht voor racismebestrijding doet verslappen. Als Mohammed niet naar de berg komt, zal de berg wel naar Mohammed gaan. Het is toch ver gekomen dat men dossiers opent tegen politici die tijdens een parlementair debat hun mening geven. Toen de Gentse burgemeester Daniël Termont de problemen met de Roma aankaartte, reageerde het centrum niet. Dat bevestigt mijn stelling dat het centrum absoluut niet onafhankelijk werkt.