5-101COM

5-101COM

Commission de la Justice

Annales

MERCREDI 9 NOVEMBRE 2011 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice sur «les modifications à la Constitution par le pouvoir judiciaire» (no 5-1190)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Dr. Jürgen Vanpraet behaalde zijn doctorstitel met een proefschrift waarin hij bewijzen levert dat rechters van zowel het Grondwettelijk Hof als van de Raad van State, door hun jurisprudentie, geregeld op latente wijze, de grondwet wijzigen. Dat blijkt onder andere uit de wijze waarop het Grondwettelijk Hof omgaat met de cruciale notie van de `exclusieve bevoegdheden', een van de hoekstenen van de Belgische grondwet. Zo was er een latente grondwetswijziging bij de introductie van de Vlaamse zorgverzekering. Zo een zorgverzekering behoort als tak van de sociale zekerheid onverkort tot de bevoegdheid van de federale overheid.

Het Grondwettelijk Hof besliste echter om Vlaanderen toelating te geven om die zorgverzekering te organiseren. Wat later erkende het Hof evenwel dat ook de federale staat dergelijke verzekering mocht aanbieden. Dr. Jürgen Vanpraet vond andere voorbeelden, onder andere in het prijzenbeleid, het arbeidsrecht en bij Justitie. Hoewel rechtbanken oprichten een federale bevoegdheid is, erkende het Grondwettelijk Hof, tegen de grondwet in, dat er door de deelstaten administratieve rechtscolleges mogen worden ingesteld voor ruimtelijke ordening, een bevoegdheid van de gewesten.

Rechtsspecialisten beweren dat dergelijke praktijk normaal is in rechtsstaten en zeker in federale staten.

Hoe evalueert en apprecieert de minister de pertinente vaststellingen dat rechters door hun rechtspraak op latente maar toch indringende wijze de grondwet veranderen, daar waar er uiteraard in een rechtsstaat waterdichte schotten staan tussen de drie machten van de trias politica?

Beaamt de minister de stelling dat die gang van zaken tot een normale praktijk binnen een rechtsstaat behoort, zeker indien die als een federatie werd gestructureerd?

Op welke wijze, binnen welke context en begrenzingen moet die gang van zaken worden opgevolgd of beperkt? Beschikt de minister in dat verband over een handelings- of beoordelingskader? Zo ja, kan de minister dat toelichten? Zo niet, vindt de minister zulk kader wenselijk en zelfs noodzakelijk en dient volgens de minister de wetgevende macht een initiatief te nemen in dat verband?

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Ik beschik niet over het proefschrift van Jürgen Vanpraet en noch mijn kabinet noch mijn administratie heeft het bestudeerd. Het onderwerp intrigeerde me echter dermate dat ik ben gaan luisteren naar zijn uiteenzetting in het parlement.

Het is fascinerend vast te stellen hoe het Grondwettelijk Hof interpretaties en analyses maakt waaruit blijkt dat structuren evolueren. Door die rechtspraak kunnen onvolkomenheden in de wetgeving worden gecompenseerd. Die rechtspraak is in feite een vorm van het nastreven van operationaliteit en het zoeken naar een vorm van efficiëntie waardoor inderdaad een grondwetswijziging op een impliciete wijze plaatsvindt.

Ik ga even in op het voorbeeld van de problematiek van de administratieve rechtscolleges. Het Grondwettelijk Hof heeft inderdaad bevestigd dat de gewesten in het kader van een impliciete bevoegdheid de volledige bevoegdheid krijgen over bepaalde materies, inclusief over de oprichting van een rechtbank voor die materie. Het gevolg is dat er twee soorten rechtbanken ontstaan, elk met eigen regels.

Zo een evolutie is typisch voor een federaal of confederaal land, waar normen naast elkaar bestaan en niet boven elkaar. Zo ontstaat een regulering op een evolutieve manier.

De vraag is dan wanneer moet een halt worden toegeroepen, wanneer moet de wetgever tussenbeide komen. Als de rechtspraak het signaal geeft dat er een probleem is, moet de wetgever ingrijpen.

Uit die evolutie moet echter niet geconcludeerd worden dat we met een enorm probleem zitten. In een complex land met een complexe wetgeving en complexe instellingen is het een natuurlijke evolutie dat de grondwet impliciet wordt aangepast, dat er arbitrage gebeurt.

Als de wetgever zou vaststellen dat die arbitrage niet meer correct is, kunnen de politici de grondwet explicieter maken. Als de wetgever bijvoorbeeld zou vinden dat er maar een soort administratieve rechtbank meer mag zijn, dan kan hij de grondwet in die zin aanpassen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Dit onderwerp fascineert me eveneens en ik concludeer dat ik op dezelfde golflengte zit als de minister. Ik heb op het ogenblik evenmin een probleem met de evolutie, maar ik zou er wel problemen mee hebben indien die evolutie er bijvoorbeeld toe zou leiden dat het Grondwettelijk Hof aan de fundamentele rechten uit de Grondwet zou knabbelen. De evolutie mag niet leiden tot een `gouvernement des juges'.

Ik kan me voorstellen dat in zo een evolutie, die alle kanten uit kan, een conflict kan ontstaan tussen de wetgever of grondwetgever en de rechterlijke macht waartegen dan maar retroactief kan worden opgetreden.