5-100COM | 5-100COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik dank de minister omdat ze gebleven is voor mijn vraag. In het recente verleden ondervroeg ik de minister geregeld over een rist van pijnpunten bij verschillende federale musea. Op tal van vlakken geven enkele musea eerder het beeld weer van een voortdurende knoeiboel dan van een performante en relevante dienstverlening aan de bevolking. Ik hekelde onder andere aspecten van personeelsaanpak, veiligheidsbeleid, beheer en ontsluiting van kunstvoorwerpen.
Ik wil nogmaals uitdrukkelijk stellen dat de uiteenzettingen die ik houd in het kader van het beheer van de musea niet bedoeld zijn om oppositie te voeren tegen het beleid van de minister. Ik ga er zelfs van uit dat ik dat beleid daarmee ondersteun. De minister wordt ook met een aantal zaken geconfronteerd. Ik kan persoonlijk echter niets anders doen dan de minister daar vragen over stellen. Ik kan geen vragen stellen aan het personeel of de directies. Ik besef dat dit soms spanningen veroorzaakt, want ik klaag zaken aan waarvan ik denk dat de minister ze ook aanklaagt, maar dat is mijn interpretatie.
Recentelijk berichtten de media dat de directeur van de Federale Musea het volledige personeel van de Federale Musea met een dienstnota heeft geconfronteerd waarin hen verboden wordt om met de media te praten. Deze nota luidt: `Enkel de ambtenaren die hiervoor voorafgaandelijk de toestemming kregen, mogen een standpunt innemen of officiële verklaringen afleggen.' Voorts dreigt de dienstnota met straffen bij het niet respecteren van deze bevelen.
Het spreekt vanzelf dat ambtenaren - en bij uitbreiding personeelsleden - loyaal en respectvol met hun werkgever moeten omgaan. Dat geldt als een algemene regel en behoeft geen expliciete dienstnota. Anderzijds kan en mag men niet ontkennen dat het opleggen van een absoluut spreekverbod en de uitdrukkelijke dreiging met straffen wijzen op een vorm van falend management en verkramping. Daarnaast bewijzen heel wat casussen dat allerlei acties van klokkenluiders hebben bijgedragen aan de bestrijding en zelfs beëindiging van ernstige wantoestanden. Behoort het niet tot de deontologie van de ambtenaar om, vanuit zijn inherente opdracht om ook het algemene belang te dienen en te verdedigen, persistente fouten of misbruiken in de openbaarheid te brengen? De eventuele schade aan het imago van een individuele instelling - of de directie of het bestuur daarvan - weegt niet op tegen de belangrijke boni die het opkuisen van wanbeleid of andere ontoelaatbare toestanden levert.
Hoe apprecieert en evalueert de minister het expliciete spreekverbod dat de algemene directeur van de Federale Musea aan al zijn personeelsleden oplegt? Welke motivering kan de minister geven voor deze zo uitdrukkelijk defensieve en zelfs paniekerige dienstnota? Beaamt de minister dat een dergelijke aanpak veeleer wijst op een wat krampachtige verdediging tegen misschien terechte aantijgingen tegen de Federale Musea dan op een slagkrachtig en zelfzeker management? Zal de minister haar topambtenaar hierover aanspreken en hem confronteren met de negatieve indruk die zijn beslissingen hieromtrent verwekken?
Ik heb net gesproken over loyauteit ten opzichte van de werkgever. In deze is de werkgever de Belgische overheid en wij zijn, samen met de minister, vertegenwoordigers van die Belgische overheid. Net daarom vind ik dat dit spreekverbod ten opzichte van de parlementsleden niet echt op zijn plaats is.
Mevrouw Sabine Laruelle, minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid. - Het lijkt me vooreerst te getuigen van een verkeerd idee over de werkelijke toestand van de federale musea om over een knoeiboel te spreken. Dat is voorbijgaan aan heel wat positieve zaken die de afgelopen jaren in deze musea zijn gerealiseerd.
Zonder exhaustiviteit na te streven, vermeld ik de realisatie van het Magrittemuseum, de inventarisering van de verzamelingen in het Jubelpark - die nu eindelijk op een professionele manier worden gecentraliseerd - of de invoering van eenvormige werkprocedures.
De nota waarnaar u verwijst, is inderdaad van de hand van de directeur-generaal ad interim van de KMKG. Ze herinnert aan artikel 10 van het statuut van het Rijkspersoneel: `De rijksambtenaar heeft het recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan hij kennis heeft uit hoofde van zijn ambt. Het is hem enkel verboden die feiten bekend te maken die betrekking hebben op 's lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten, het medisch geheim, de rechten en de vrijheden van de burger, en in het bijzonder het recht op eerbied voor het privéleven; dit verbod geldt bovendien voor feiten die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen zolang er nog geen eindbeslissing is genomen; evenals voor feiten die, wanneer zij bekend worden gemaakt, de belangen van de overheidsdienst waarin de ambtenaar is tewerkgesteld, kunnen schaden'.
Ik herinner eraan dat het beheer van het personeel en de communicatie van het management met het personeel behoren tot de beheersautonomie die werd toegekend aan elke federale wetenschappelijke instelling. Indien het personeel van deze musea klachten heeft over de benadering van de directeur en de manier waarop hij het ambtenarenstatuut toepast, kan ik het personeel enkel vragen om via de geëigende weg stappen te ondernemen.
Volgens mij gaat het dus, in tegenstelling tot wat de heer Anciaux aangeeft, niet om een `paniekerige' nota, maar om een initiatief dat erop gericht is het personeel eraan te herinneren dat problemen het best worden geregeld door ze aan te kaarten in het kader van het bestaande overleg en niet door ze uitvoerig, en meestal anoniem, te beschrijven in de pers.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik vestig er de aandacht op dat in artikel 10 van het statuut van de Rijksambtenaar helemaal niet staat dat er geen informatie mag worden verspreid of dat wantoestanden niet mogen worden aangeklaagd.
Mevrouw de minister, ik ben het wel met u eens dat men bij lopende procedures geen zaken naar buiten brengt voordat er een besluitvorming is. Wantoestanden moeten echter kunnen worden aangeklaagd en u moet beseffen dat de huidige sfeer, althans volgens wat heel wat mensen mij vertellen, van die aard is dat er bijna een angst heerst om met problemen naar buiten te komen, ook intern.
In uw antwoord verwijst u naar de interne overlegprocedures. Ik zeg alleen maar dat die interne overlegprocedures slechts kunnen werken als er een klimaat van vertrouwen is. U zegt nu dat u graag rechtstreeks op de hoogte wordt gebracht van eventuele wantoestanden.
Mevrouw Sabine Laruelle, minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid. - Ik vraag het personeel om via de geëigende weg stappen te ondernemen en ik heb gezegd dat de beste manier om problemen te regelen erin bestaat ze aan te kaarten in het kader van het bestaande overleg. Ik heb niet gesproken over het interne overleg. Er is een Centrale Dienst voor het Wetenschapsbeleid. Door anonieme brieven te schrijven en naar de pers te stappen, veroorzaakt men wel heel wat deining, maar dat regelt niets.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Mevrouw de minister, ik ben ook geen vragende partij voor lekken naar de pers. Ik ben zelf trouwens nog niet naar de pers gestapt. Als u er echter van uitgaat dat overleg ook betekent dat men vertrouwelijke, niet-anonieme, informatie rechtstreeks aan u kan melden dan vind ik dat een belangrijk punt en het zou wel eens kunnen dat u die informatie ook krijgt.
(La séance est levée à 13 h 05.)