5-98COM | 5-98COM |
De heer Patrick De Groote (N-VA). - Volgens de pers bereidt de staatssecretaris voor Mobiliteit een nieuw ministerieel besluit voor dat het opstijgen en landen op open terrein aan banden zou leggen. Volgens een artikel in Het Nieuwsblad is opstijgen en landen buiten een lucht- of helihaven in principe toegelaten, op voorwaarde dat het slechts uitzonderlijk gebeurt. Het woord `uitzonderlijk' zou echter tot interpretatieproblemen leiden. Er zijn evenwel reeds lang klachten over de geluidsoverlast van helikopters. In het artikel was sprake van klachtenregens met betrekking tot luchtdopen in de Antwerpse haven.
Wat wil de staatssecretaris specifiek reguleren? Is dat enkel het stijgen en landen op open terrein en/of luchtdopen? Wat is de definitie van `uitzonderlijk'? Wat zijn de voorwaarden?
Hoeveel inbreuken op het huidige ministerieel besluit van 24 december 1970 zijn de afgelopen jaren vastgesteld? Waarom wordt pas nu gereguleerd?
Vergt de stijging van het aantal helihavens en het aantal helikopters geen andere bijkomende reglementering?
Hebben de klachten over luchtdopen in de Antwerpse haven enkel betrekking op permanente of tijdelijke burgerlijke luchtvaartterreinen of gaat het om `open terrein'?
Is met de gewesten overlegd? Die zijn immers bevoegd voor milieu (inclusief geluidshinder), ruimtelijke ordening enzovoort?
Zijn in het nieuwe ministerieel besluit uitzonderingsmaatregelen met betrekking tot de toepassing van het besluit opgenomen?
De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. - Mijn diensten hebben een ontwerp van ministerieel besluit uitgewerkt om het ministerieel besluit van 24 december 1970, dat ondertussen ruim veertig jaar oud is, aan te passen. Dat besluit regelt het opstijgen en het landen van helikopters buiten de permanent of tijdelijk erkende luchtvaartterreinen. De andere fasen van de vlucht worden voldoende geregeld door het koninklijk besluit tot vaststelling van de vliegverkeersregelen.
In het ministerieel besluit van 1970 komt de term `uitzonderlijk' niet voor, in tegenstelling tot wat Het Nieuwsblad liet uitschijnen. Samen met de bijzonder soepele voorwaarden in het huidige besluit heeft dat ertoe geleid dat een aantal piloten voor bepaalde vluchten een beroep deden op dat ministerieel besluit, hoewel de vluchten feitelijk vanaf een tijdelijke of permanente helihaven zouden moeten geschieden. De soepele regeling die veertig jaar geleden is uitgewerkt, toen er veel minder helikopters waren, wordt momenteel een beetje misbruikt.
In het nieuwe voorstel worden bewegingen die thuis horen op een erkend luchtvaartterrein uitgesloten. Voor alle duidelijkheid worden ook opstijgingen en landingen in het kader van luchtdopen expliciet uitgesloten. Die bewegingen kunnen, zoals vroeger en nu, plaatsvinden op een permanente of tijdelijke helihaven, op voorwaarde dat die door het Directoraat-generaal van de Luchtvaart, DGLV, is erkend. Dat komt de controle en de veiligheid ten goede.
In 2011 heeft de bevoegde directie Inspectie van het DGLV één inbreuk op het ministerieel besluit van 24 december 1970 vastgesteld en in 2010 drie inbreuken. Dat zijn er zeer weinig, om de eenvoudige reden dat het desbetreffende besluit een soepele interpretatie mogelijk maakt. Er werden processen-verbaal opgesteld en naar het parket opgestuurd. Bij een van de inbreuken heeft de Inspectie de activiteiten op een terrein formeel stopgezet.
Niet alleen is het aantal helikopters sterk toegenomen, zeker ten opzichte van 1970, ook wordt er meer en meer `misbruik' van gemaakt, zoals voor luchtdopen of taxivluchten zonder toelating. Omdat de bepalingen van het ministerieel veel soepelheid toelaten, kan echter geen inbreuk worden vastgesteld.
Het ministerieel besluit van 24 december 1970 regelt slechts één bijzonder aspect van het helikoptervliegen, namelijk het landen en opstijgen buiten luchtvaartterreinen. Net zoals het vliegen met een vliegtuig, is helikoptervliegen streng gereglementeerd, onder meer op het vlak van scholing van helikopterpiloten, de pilotenlicenties en medische keuringen, de luchtwaardigheid en onderhoud van de helikopters, de voorwaarden voor helihavens, de vliegverkeersregels en de voorwaarden voor het uitvoeren van luchtdopen. De reglementering is bovendien gebaseerd op Europese en internationale voorschriften.
Uit navraag blijkt dat het DGLV in 2011 nog geen enkele klacht gekregen heeft met betrekking tot luchtdopen in de Antwerpse haven of in de nabije buurt. Het lijkt weinig waarschijnlijk dat er klachten komen uit een havengebied, omdat klachten meestal afkomstig zijn van omwonenden, en die zijn er in een havengebied niet.
De door Het Nieuwsblad geïnterviewde luchthavencommandant van Antwerpen-Deurne verwijst naar klachten van bewoners over overvliegende helikopters, die niet op zijn luchthaven vertrekken of aankomen. Hij beschikt bijgevolg niet over sluitende informatie over die helikopters en het is dus onduidelijk op welke basis hij de uitspraak dat `die heliherrie vooral komt van bedrijven die luchtdopen organiseren' doet.
Voor luchtdopen is bovendien steeds het positief advies van de burgemeester vereist.
Het ontwerp van ministerieel besluit werd op 30 maart 2011 voor advies aan de Gewesten voorgelegd. Tot op heden heeft alleen het Vlaams Gewest niet gereageerd.
Uit operationele noodzaak zijn de voorwaarden en beperkingen van het ministerieel besluit niet van toepassing op helikopters die deelnemen aan reddingsoperaties. De bestaande mogelijkheid om af te wijken van de minimale voorwaarden voor landingen en opstijgingen van helikopters die ten behoeve van de burgerlijke bouwkunde voor luchtarbeid worden gebruikt, blijft eveneens behouden.
Ten slotte kan in de specifieke gevallen waarbij opstijgingen en landingen van helikopters buiten de luchtvaartterreinen niet zijn toegelaten, de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Luchtvaart of zijn gemachtigde toestemming geven om de vluchten toch te laten doorgaan. Meestal zullen die opstijgingen en landingen dan op een - eventueel tijdelijk - erkend luchtvaartterrein moeten plaatsvinden.
De heer Patrick De Groote (N-VA). - Het verheugt me dat de staatssecretaris afstand neemt van de uitlatingen van zijn woordvoerder. In het krantenartikel, dat de rechtstreekse aanleiding voor mijn vraag was, meldde die dat opstijgen en landen buiten een lucht- of helihaven in principe is toegelaten, op voorwaarde dat het slechts uitzonderlijk gebeurt, maar dat het begrip `uitzonderlijk' de jongste tijd nogal ruim wordt geïnterpreteerd.
Ik heb dan ook het ministerieel besluit van 24 december 1970 erop nagelezen en het klopt dat het woord `uitzonderlijk' daar nergens in staat. Het ministerieel besluit biedt trouwens niet veel marge. Artikel 2 bepaalt dat landingen en opstijgingen van hefschroefvliegtuigen buiten de luchtvaartterreinen niet zijn toegelaten in de steden en bebouwde gedeelten van gemeenten behalve dan wanneer hefschroefvliegtuigen er aan reddingsoperaties moeten deelnemen. Dat is zeer duidelijk.
Ik sluit me dan ook aan bij het antwoord van de staatssecretaris. Het ministerieel besluit van 24 december 1970 heeft slechts betrekking op één aspect van de luchtvaart, namelijk de landingen en opstijgingen buiten de luchtvaartterreinen. Ik hoop dat de staatssecretaris de kwestie blijft opvolgen. Ik denk dat de woordvoerder van de staatssecretaris zich heeft vergist toen hij verwees naar de mogelijke uitzonderingen in het besluit.
Mocht de staatssecretaris toch het idee hebben om uitzonderingen toe te staan, dan heb ik nog de volgende suggestie. Enkel jaren geleden heb ik hem een vraag gesteld over de no-flyzone boven Laken. Valt die ook onder de uitzonderingen of zal de rode helikopter van prins Filip die van minister Durant de toelating had gekregen om te landen in een no-flyzone, ook onder de gewone regeling vallen?