5-1353/1

5-1353/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

22 NOVEMBER 2011


Wetsvoorstel houdende wijziging van artikel 125 van de programmmawet (I) van 27 december 2006, om asbestslachtoffers de mogelijkheid te geven een vordering in te stellen tot het bekomen van een integrale schadevergoeding jegens de aansprakelijke derde

(Ingediend door de heer Louis Ide en mevrouw Marleen Temmerman)


TOELICHTING


Asbest werd in het begin van de 20e eeuw beschouwd als een wondermateriaal : goedkoop en voor van alles en nog wat te gebruiken (dakbedekkingen, gevelbekledingen, strijkplanken, vloerbedekking, isolatiemateriaal ...).

Ondertussen staat het onomstotelijk vast dat asbest ernstig kankerverwekkend is. In de jaren '50 al stond het wetenschappelijk vast, in de jaren '60 berichtte de vulgariserende pers hierover veelvuldig.

Asbest is een sluipmoordenaar en maakt(e) veel slachtoffers, zowel via professionele blootstelling als via blootstelling via werkkleding, via het milieu en via asbesthoudende producten. Het totaal aantal slachtoffers loopt nog steeds op.

Met de programmawet van 27 december 2006 werd een Schadeloosstellingsfonds voor asbestslachtoffers (het zogenaamde « Asbestfonds ») opgericht. Dit fonds heeft tot doel een vergoeding toe te kennen als schadeloosstelling voor de schade voortvloeiend uit de blootstelling aan asbest.

De vergoeding neemt de vorm aan van een maandelijkse rente of — indien het slachtoffer ondertussen overleden is — een eenmalige vergoeding. De hoogte van de rente en de vergoeding werd bepaald bij koninklijk besluit van 11 mei 2007 ter uitvoering van hoofdstuk VI, van titel VI, van de programmmawet (I) van 27 december 2006 tot oprichting van een Schadeloosstellingfonds voor asbestslachtoffers.

Hiermee werd de dringendste nood voor slachtoffers van asbestvervuiling gelenigd. In één en dezelfde legislatieve beweging vrijwaarde de toenmalige regering echter de vervuilers van gerechtelijke vervolgingen en zware schadevergoedingen. Het is namelijk zo dat een slachtoffer dat een beroep doet op het fonds, geen schadeclaims kan laten gelden voor de rechtbank.

Deze burgerrechtelijke immuniteit van de aansprakelijke derde werd beargumenteerd vanuit het principe van het behoud van de sociale vrede binnen een onderneming. Indiener wijst erop dat deze doelstelling niet relevant is in het kader van een asbestfonds waar iedereen (ook leefmilieuslachtoffers, ...) een beroep op kan doen.

Indiener van onderhavig voorstel wil deze beperking in hoofde van het slachtoffer dat een schadevergoeding aanvaard van het asbestfonds dan ook wegwerken. Het slachtoffer, of zijn rechthebbenden, krijgt de mogelijkheid om een vordering in te stellen tot het bekomen van een integrale schadevergoeding jegens de aansprakelijke derde. De burgerrechtelijke immuniteit wordt opgeheven.

Daartoe wordt artikel 125, § 1 en § 2, van bovengenoemde programmawet aangepast.

Louis IDE.
Marleen TEMMERMAN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 125 van de programmmawet (I) van 27 december 2006 worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in paragraaf 1 worden de woorden « kunnen geen beroep instellen » vervangen door de woorden « kunnen beroep instellen »;

2º in paragraaf 2 wordt de zin « In afwijking van paragraaf 1, blijft de burgerlijke rechtsvordering mogelijk ten voordele van het slachtoffer of zijn rechthebbenden tegen de aansprakelijke derde wanneer laatstgenoemde de ziekte opzettelijk heeft veroorzaakt. » opgeheven.

9 november 2011.

Louis IDE.
Marleen TEMMERMAN.