5-1345/1

5-1345/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

22 NOVEMBER 2011


Voorstel van resolutie met betrekking tot het standpunt van de Belgische regering in het kader van het 4e High Level Forum on Aid Effectiveness

(Ingediend door de dames Marleen Temmerman en Fauzaya Talhaoui)


TOELICHTING


De discussie rond de doeltreffendheid van hulp startte met de conferentie in Rome (2003) over harmonisatie en kende een hoogtepunt met de Verklaring van Parijs (2005) en de Accra-agenda (2008). Het uitgangspunt van de ondertekenaars van de Verklaring van Parijs is dat een hervorming van het beheer van ontwikkelingshulp zal leiden tot een meer effectieve manier van werken. Gezien deze Verklaring in 2010 op z'n einde liep, staat 2011 wederom in het teken van de hulpdoeltreffendheidsagenda. De internationale gemeenschap komt voor het vierde Forum samen in Busan te Zuid-Korea van 29 november tot en met 1 december.

Met de Verklaring van Parijs werd een lans gebroken voor een doeltreffendere besteding van hulp. Uit de evaluaties blijkt vooruitgang te beperkt en dit geldt zeker voor donoren die minder dan de partnerlanden de principes geïmplementeerd hebben. Dit door onder meer een gebrek aan politieke wil en coherentie. Toch mag men hieruit niet concluderen dat de uitgangspunten verkeerd zijn. Integendeel, het is bewezen dat ze veelal relevant zijn, en er is nu meer dan ooit politieke wil nodig om dit moeizame proces verder te verdiepen en verder te bouwen op de resultaten.

Indiener vraagt dat de Belgische regering zich actief inzet om van het 4e High Level Forum on Aid Effectiveness een succes te maken. HLF4 moet resulteren in een sterk document, met duidelijke politieke en meer technische verbintenissen die implementatie mogelijk maken, met een concreet tijdspad en een officieel en onafhankelijk monitoringsproces op globaal, regionaal en nationaal niveau.

Marleen TEMMERMAN.
Fauzaya TALHAOUI.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat verzoekt de regering :

1. om bij de standpuntbepaling in aanloop naar het 4e High Level Forum on Aid Effectiveness te pleiten voor :

— een coherent ontwikkelingsbeleid, waarbij alle beslissingen in andere domeinen van het ontwikkelingsbeleid, waaronder handels-, gezondheids, migratie- en klimaatbeleid, gericht zijn op de ontwikkelingsdoelen. En hierbij armoede-uitroeiing, het verdedigen van rechten en het bestrijden van ongelijkheid centraal te stellen;

— een politiek engagement van de internationale gemeenschap om de beloftes van Parijs en Accra minimaal te herbevestigen en waar nodig te verbreden en verdiepen, rekening houdend met bestaande onafhankelijke evaluaties. En bovendien dit engagement te vertalen in een concreet actieplan met een tijdspad en een officieel en onafhankelijk monitoringsproces. Hierbij rekening houdende dat het belang van wederzijdse afspraken, zowel op lokaal als internationaal niveau, over te bereiken resultaten en impact moeten primeren en dat resultaten voor ontwikkeling worden bepaald op basis van de impact op armoedebestrijding en het garanderen van waardig werk, sociale en gendergelijkheid, duurzaam milieu, democratische besluitvorming en mensenrechten;

— een verbreding van de definitie van eigenaarschap, zoals neergeschreven in de Verklaring van Parijs, naar democratisch eigenaarschap, waarbij alle relevante actoren (parlementen, civiele organisaties, lokale overheden en burgers) worden betrokken bij de ontwikkeling van hun land. Dit impliceert democratische en wederzijdse verantwoordingsmechanismes en het belang van een regelmatige inclusieve multi-stakeholder dialoog over zowel de ontwikkeling, uitvoering als evaluatie van het beleid. Voor een betekenisvolle participatie dienen minimumstandaarden te gelden zoals transparantie en toegankelijkheid van relevante informatie;

— een « enabling environment » voor de civiele samenleving en kwetsbare groepen, zodat ze hun rol als essentiële en autonome ontwikkelingsactor kunnen waarmaken in het kader van eigenaarschap en wederzijdse verantwoording. Speciale aandacht moet uitgaan naar gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen;

— een systematische verankering van gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen in nationale ontwikkelingsstrategieën, voor het versterken van de wederzijdse verantwoording op dit vlak en voor de nood aan relevante informatie voor een onafhankelijke monitoring, zoals de beschikbaarheid van genderspecifieke data en indicatoren die de toewijzing van budgetten aan vrouwenrechten en gendergelijkheid meten;

— de volledige implementatie van de beloftes gemaakt in Parijs en Accra om te komen tot bindende engagementen om zich te houden aan de hoogste standaarden van openheid en transparantie voor het vrijgeven van informatie over hulpstromen naar ontvangende overheden, parlement, civiele organisaties en burgers, zodat burgers hun overheden ter verantwoording kunnen roepen;

— een geleidelijk stopzetten van economische beleidsvoorwaarden die een negatieve impact hebben op burgers, zonder hierbij het essentiële belang van een politieke dialoog, gebaseerd op wederzijds respect, tussen donor en ontvangende overheid in vraag te stellen;

— het gebruik van nationale systemen als eerste optie. Indien donoren geen gebruik maken van de nationale systemen of indien de context niet toelaat dit te doen (bijvoorbeeld in fragiele Staten), dienen ze dit te verantwoorden en een uitdovingscenario te voorzien voor het gebruik van parallelle systemen;

— een verdergaand debat over de ontbinding van hulp om te komen tot volledig ongebonden hulp tegen 2015, met speciale aandacht voor technische assistentie en voedselhulp;

— de ondersteuning, verbetering en gebruik van openbare aanbestedingen in de partnerlanden om zo de lokale economie te stimuleren en tevens ontwikkelingslanden aan te moedigen om lokale overeenkomsten af te sluiten die principes als mensenrechten en waardig werk garanderen;

— het belang van ontwikkelingssamenwerking met alle ontwikkelingslanden op verschillende niveaus. Zo moet de ontwikkelingssamenwerking in middeninkomenlanden zich toeleggen op het bestrijden van ongelijkheid en armoede. Herverdelingsmechanismes zijn hierbij cruciaal. Als toch wordt beslist om hulp stop te zetten, dan dient dit progressief en gefaseerd te gebeuren. Deze beslissing mag niet enkel gebeuren op basis van classificatie volgens inkomen, ook andere indicatoren gerelateerd aan menselijke en sociale ontwikkeling moeten in rekenschap worden gebracht;

— het toepassen van de principes van doeltreffende hulp in fragiele staten, ondanks de complexe context, en dit vooral vanuit de logica van versterking van governance structuren en de overtuiging dat hulp kan bijdragen tot vrede indien ze conflictgevoelig is, mensen centraal stelt, inclusief is en een visie heeft op de lange termijn. België moet als actieve donor in fragiele staten, in Busan ijveren voor de erkenning van de Monrovia-doelstellingen over vrede- en staatsopbouw en hieraan concrete te implementeren acties koppelen. Specifieke aandacht moet uitgaan naar democratisch eigenaarschap gezien eigenaarschap niet beperkt mag worden tot de versterking van de Staat;

— daadwerkelijk engagement van donoren om naast politieke intenties ook engagementen op te nemen om dit in de praktijk om te zetten, zoals de decentralisering van het van donorvertegenwoordiging, flexibele procedures en investering in landenspecifieke expertise;

— de toepasbaarheid van principes van doeltreffende hulp op andere geldstromen dan ODA zonder dat hierbij geraakt wordt aan de kernbeloftes binnen de hulpdoeltreffendheidsagenda;

— het in rekening brengen van de diversiteit aan ontwikkelingsactoren en het belang hen te stimuleren om vanuit hun eigenheid geschikte standaarden te ontwikkelen om hun effectiviteit te promoten en dit zonder de bestaande engagementen binnen de hulpdoeltreffendheidsagenda te verzwakken en door internationale standaarden van mensenrechten, gender, sociale gelijkheid en waardig werk te accepteren;

— het in acht nemen van volgende elementen bij het toenemend aandeel van hulpstromen ter ondersteuning van de privésector, vanuit de vaststelling dat de private sector heel divers is en een steeds prominentere rol krijgt toebedeeld binnen het ontwikkelingsdebat- en beleid :

• de ODA-stromen die naar de private (for-profit) sector gaan, moeten voldoen aan de principes van de Verklaring van Parijs;

• lokale ondernemingen moeten voorrang krijgen op filialen van multinationale ondernemingen. Ze dragen immers meer bij tot de ontwikkeling van de lokale economie en de lokale bevolking.

• de rol van de private (for-profit) sector in ontwikkeling en economische groei, moet (internationaal en nationaal) gereguleerd worden om garanties te bieden met betrekking tot respect voor sociale en ecologische normen en financiële transparantie;

• het gebruik van belastingparadijzen en andere offshore centra's moet verboden worden voor de overdracht van fondsen. Gebruik van deze kanalen verhoogt het risico dat de investeringen (via ODA) die zouden moeten dienen om de lokale economie te versterken via een of andere vorm van kapitaalvlucht verdwijnen;

• er moet een maximale transparantie zijn wat betreft de hulpstromen. Er moet daarbij duidelijkheid bestaan over de eindbestemming van fondsen. Het commercieel geheim mag geen argument zijn om transparantie te beperken;

2. zich te engageren tot het regelmatig informeren van het Parlement en het brede middenveld over de voorbereidingen van het 4e High Level Forum, evenals de resultaten en de opvolging ervan.

27 oktober 2011.

Marleen TEMMERMAN.
Fauzaya TALHAOUI.