5-145/2 | 5-145/2 |
24 MEI 2011
Nr. 1 VAN MEVROUW DEFRAIGNE
Art. 2
Dit artikel vervangen door wat volgt :
« Art. 2. — Artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 25 juli 2008, wordt aangevuld met de drie volgende leden :
« Een ingebrekestelling verstuurd per aangetekende brief met ontvangstbewijs door de advocaat van de schuldeiser naar de schuldenaar met woonplaats of maatschappelijke zetel in België, stuit eveneens de verjaring en doet vanaf de ontvangst van de aangetekende brief door de schuldenaar een nieuwe termijn van een jaar ingaan. De verjaringsstuitende werking van die ingebrekestelling kan slechts eenmaal spelen.
De ingebrekestelling moet om de verjaring te kunnen stuiten, op een volledige en expliciete wijze de volgende gegevens omtrent de schuldvordering bevatten :
1º naam, voornaam en adres van de schuldeiser;
2º naam, voornaam en adres van de schuldenaar;
3º een beschrijving van de verplichting die de schuld heeft doen ontstaan;
4º indien de schuldvordering een geldsom behelst, de verantwoording van de bedragen die van de schuldenaar worden geëist, met inbegrip van de schadevergoedingen en de verwijlintresten;
5º de termijn waarbinnen de schuldenaar zijn verplichtingen kan nakomen zonder dat bijkomende invorderingsmaatregelen kunnen worden getroffen;
6º de mogelijkheid om in rechte op te treden om de andere invorderingsmaatregelen ten uitvoer te leggen wanneer de schuldenaar niet binnen de vooropgestelde termijn reageert;
7º de verjaringsstuitende werking van deze ingebrekestelling;
8º de handtekening van de advocaat van de schuldeiser. »
Verantwoording
Eerst en vooral houdt het amendement rekening met de zuiver technische opmerkingen van de dienst wetsevaluatie van de Senaat, bijvoorbeeld dat in de Franse tekst het woord « récépissé » moet worden vervangen door de woorden « accusé de réception ».
De mogelijkheid om de ingebrekestelling te versturen per e-mail of per fax werd geschrapt, omdat er onzekerheid bestaat over de waarborg dat ze ontvangen wordt en dat de schuldenaar er persoonlijk van in kennis wordt gesteld.
Er werd ten slotte ook beslist de nieuwe verjaringstermijn die ingaat bij de ontvangst van de aangetekende brief door de schuldenaar in de tijd te beperken en wel tot een jaar, om vertragingsmanoeuvres te voorkomen. Tevens kan de brief waarin de advocaat van de schuldeiser de schuldenaar in gebreke stelt, de verjaring slechts eenmaal stuiten, om te voorkomen dat men de rol van de verjaring, te weten het waarborgen van de rechtsvrede tussen partijen en voorkomen dat het gerecht hopeloos overbelast wordt, omzeilt.
Na de hoorzitting in de commissie voor de Justitie van de Senaat werd het raadzaam geacht in de brief van ingebrekestelling die de advocaat verstuurt, de verjaringsstuitende werking ervan te vermelden.
Nr. 2 VAN MEVROUW DEFRAIGNE
Art. 2
Dit artikel vervangen door wat volgt :
« In het Burgerlijk Wetboek wordt artikel 2244, gewijzigd bij de wet van 25 juli 2008, en waarvan de huidige tekst paragraaf 1 zal vormen, aangevuld met een § 2, luidende :
« § 2. Een ingebrekestelling verstuurd per aangetekende brieft met ontvangstbevestiging door de advocaat van de schuldeiser naar de schuldenaar met woonplaats of maatschappelijke zetel in België, stuit eveneens de verjaring en doet een nieuwe termijn van één jaar ingaan vanaf de afgifte van de aangetekende brief met ontvangstbevestiging bij de post tegen ontvangstbewijs. De stuitende werking van deze ingebrekestelling geldt slechts één keer.
De ingebrekestelling heeft geen enkele verjaringsstuitende werking als de volgende gegevens met betrekking tot de schuldvordering er niet volledig en uitdrukkelijk in vermeld worden
1º naam, voornaam en adres van de schuldeiser;
2º naam, voornaam en adres van de schuldenaar;
3º een beschrijving van de verplichting die aan de basis ligt van de schuld;
4º indien de schuld een geldsom is, een verantwoording van de bedragen die van de schuldenaar worden geëist, met inbegrip van de schadevergoedingen en verwijlintresten;
5º de termijn waarbinnen de schuldenaar zijn verplichtingen kan nakomen zonder dat bijkomende invorderingsmaatregelen kunnen worden getroffen;
6º de mogelijkheid om in rechte op te treden ten einde de andere invorderingsmaatregelen ten uitvoer te leggen als de schuldenaar niet binnen de vastgestelde termijn reageert;
7º het verjaringsstuitend karakter dat voortvloeit uit deze ingebrekestelling
8º de handtekening van de advocaat van de schuldeiser. ». »
Verantwoording
Eerst en vooral houdt het amendement rekening met de zuiver technische opmerkingen van de dienst wetsevaluatie van de Senaat, bijvoorbeeld dat in de Franse tekst het woord « récépissé » moet worden vervangen door de woorden « accusé de réception ».
De mogelijkheid om de ingebrekestelling te versturen per e-mail of per fax werd geschrapt, omdat er onzekerheid bestaat over de waarborg dat ze ontvangen wordt en dat de schuldenaar er persoonlijk van in kennis wordt gesteld.
Er is tevens beslist om de nieuwe verjaringstermijn te beperken in de tijd, in dit geval tot een jaar. Deze termijn gaat in vanaf de afgifte van de aangetekende brief met ontvangstbevestiging bij de post tegen ontvangstbewijs om vertragingsmanoeuvres en risico’s van rechtsonzekerheid te voorkomen.
De brief waarin de advocaat van de schuldeiser de schuldenaar in gebreke stelt, kan de verjaring bovendien slechts één keer stuiten. Bedoeling is te voorkomen dat men de rol van de verjaring, namelijk de juridische vrede tussen de partijen garanderen en ervoor te zorgen dat het gerecht niet hopeloos overbelast wordt, omzeilt.
Na de hoorzittingen in de commissie voor de Justitie van de Senaat werd het zinvol geacht om in de brief betreffende de ingebrekestelling die door de advocaat wordt verstuurd, de verjaringsstuitende werking ervan te vermelden.
Tot slot wordt bepaald dat indien de opgesomde formaliteiten niet worden nageleefd, de brief betreffende de ingebrekestelling geen enkele verjaringsstuitende werking heeft.
Christine DEFRAIGNE. |
Nr. 3 VAN DE HEER VAN ROMPUY
Art. 2
Dit artikel vervangen door wat volgt :
« Art. 2. — Artikel 2255 van het Burgerlijk Wetboek, opgeheven bij wet van 14 juli 1976, wordt hersteld in de volgende lezing :
Art. 2255. — Onverminderd de andere redenen van schorsing, schorst een ingebrekestelling verstuurd per aangetekende brief met ontvangstbewijs door de advocaat van de schuldeiser naar de schuldenaar met woonplaats of maatschappelijke zetel in België, de verjaring met één jaar vanaf de ontvangst van de aangetekende brief door de schuldenaar. Indien de door de wet bepaalde verjaringstermijn minder dan één jaar bedraagt, kan de schorsing niet langer duren dan de in de wet voorziene termijn. Deze schorsing kan slechts éénmaal plaatsvinden.
Om de schorsing bedoeld in het eerste lid te bekomen moet de ingebrekestelling verstuurd worden ten laatste één maand voor het einde van de aanvankelijke schorsingstermijn en moet deze de volgende gegevens bevatten :
1º de naam, voornaam en adres van de schuldeiser;
2º de naam, voornaam en adres van de schuldenaar;
3º een beschrijving van de verbintenis die de schuld heeft doen ontstaan;
4º indien de schuldvordering een geldsom behelst, de verantwoording van de bedragen die van de schuldenaar worden geëist, met inbegrip van de schadevergoedingen en de verwijlinteresten;
5º de uitnodiging vanwege de schuldeiser om tot een minnelijk akkoord te komen, alsook de termijn waarbinnen de schuldenaar zijn verplichtingen kan nakomen zonder dat bijkomende invorderingsmaatregelen kunnen worden getroffen;
6º de mogelijkheid om in rechte op te treden om de andere invorderingsmaatregelen ten uitvoer te leggen wanneer de schuldenaar niet binnen de vooropgestelde termijn reageert;
7º het feit dat de ingebrekestellingsbrief de verjaringstermijn schorst, voor de duur bepaald in het eerste lid;
8º de handtekening van de advocaat van de schuldeiser. »
Verantwoording
In de toelichting bij het wetsvoorstel verwijst de indiener naar een passage uit de Justitiedialogen van de heren Erdman en de Leval, waarbij ze stellen dat heel wat vorderingen niet worden ingesteld om een beslissing te krijgen, maar wel met het oog op het stuitende effect van de verjaring die niet enkel de betekening van een dagvaarding, maar ook de inschrijving op de rol vereist.
De verjaringstermijnen in het burgerlijk recht dienen om na verloop van een welbepaalde tijdspanne potentiële vorderingen tussen partijen onmogelijk te maken, met het oog op het behoud van de rechtszekerheid en de maatschappelijke rust. Het rechtsverkeer is er niet mee gebaat dat partijen lange tijd in onzekerheid blijven over hun rechtspositie.
Op dit ogenblik bestaat er voor de partijen geen mogelijkheid om de verjaringstermijn te stuiten, dan via dagvaarding, dewelke kosten met zich brengt, vermeerderd met kosten voor de betaling van de inschrijving op de rol. De indiener voegt eraan toe dat deze vrij hoog kunnen oplopen voor vorderingen die enkel tot bewaring van recht worden ingesteld, terwijl er misschien al gesprekken of onderhandelingen tussen de partijen zijn begonnen om het probleem in der minne op te lossen.
Het wetsvoorstel stelt dat een alternatief voor de stuiting een ingebrekestellingsbrief van de advocaat kan zijn, waarbij indien deze aan bepaalde voorwaarden voldoet, de verjaring doet stuiten.
Het kan niet worden ontkend dat het wetsvoorstel aan een eenzijdige actie van een partij heel belangrijke rechtsgevolgen koppelt en de indiener van het wetsvoorstel raakt aan het monopolie dat de gerechtsdeurwaarders op dit terrein hebben.
Op het ogenblik dat een gerechtsdeurwaarder verzocht wordt een bepaalde persoon te dagvaarden, zal deze opzoekingen verrichten, alvorens de betrokkene een dagvaarding te betekenen. Deze opdracht krijgt de advocaat in het wetsvoorstel niet, wat nadelige gevolgen kan hebben voor de zaak.
Bovendien zal men, indien men de advocaat enkel inschakelt voor de stuiting van de verjaringstermijn, achteraf nog steeds moeten dagvaarden als er geen oplossing in der minne bereikt wordt, wat uiteindelijk tot dezelfde kosten zal leiden, verhoogd met de advocatenkosten.
Vervolgens moeten er tevens voldoende kwaliteitsgaranties aan de ingebrekestelling worden gekoppeld, met het oog op een eerlijke procesvoering en het behoud van de rechtszekerheid.
De partij die in gebreke gesteld wordt en de ingebrekesteller, moeten voldoende zekerheid hebben dat de ingebrekestelling bij de juiste persoon terecht komt en de datum waarop de bestemmeling de ingebrekestelling heeft ontvangen. De partij die in gebreke gesteld wordt, moet bovendien op de hoogte gesteld worden van de draagwijdte van deze ingebrekestelling.
Specifiek ten aanzien van de aangetekende brief is de problematiek van de niet-afhaling. Wat zijn de rechtsgevolgen als de geadresseerde op het moment van het aanbieden van de aangetekende zending niet aanwezig is en hij niet ingaat op het verzoek om binnen de veertien dagen de aangetekende zending af te halen in het postkantoor ?
Een andere vraag is hoe men moet omgaan met een schuldenaar die verhuisd is, op reis is of geen vaste verblijfplaats meer heeft ?
In die gevallen zal men toch nog een dagvaarding moeten instellen. Hiervoor voorzien de indieners van het amendement dat de ingebrekestelling dient te worden verstuurd ten laatste één maand voor het verstrijken van de aanvankelijke verjaringstermijn, zodat de gemeenrechtelijke regeling niet in het gedrang komt als de aangetekende brief niet kan besteld worden aan de schuldenaar of wanneer de schuldenaar de aangetekende brief niet kwam afhalen.
De ingebrekestelling per fax of per e-mail levert nog meer vraagstukken op het vlak van de rechtszekerheid, omdat er in geval van e-mail mogelijkheden bestaan voor de ontvanger om automatisch een leesbevestiging te generen, of om het verzenden van de leesbevestiging te annuleren.
Wat betreft de ingebrekestelling op zich, is het de eerste maal dat het Burgerlijk Wetboek zoveel vormvereisten voorschrijft om een geldige ingebrekestelling te hebben. Het moet duidelijk gemaakt worden dat deze ingebrekestelling geen invloed heeft op de ingebrekestelling bedoeld in onder meer de artikelen 1139 en 1146 van het Burgerlijk Wetboek.
De indiener van dit amendement is daarom van mening dat indien er een wettelijke regeling komt die aan de ingebrekestellingsbrief van een advocaat rechtsgevolgen koppelt, deze voldoende waarborgen moeten inhouden voor de ingebrekegestelde, alsook voor de partij die beroep doet op een advocaat met het oog op het oplossen van het geschil.
Bovendien wenst de indiener aan een nieuwe regeling, de mogelijkheid om in der minne een akkoord te bereiken als doelstelling koppelen aan de nieuwe regeling. Daartoe moet de ingebrekestellingsbrief een uitnodiging bevatten om tot een minnelijke regeling te komen.
Omdat de indiener van het amendement de schorsing van de verjaringstermijn voorstelt, wordt de regeling ondergebracht in de Afdeling II « Oorzaken die de loop van de verjaring schorsen » van Hoofdstuk IV.
Ten slotte wordt vermeld dat deze schorsingsmogelijkheid slechts éénmaal kan worden uitgeput door de advocaat van de eisende partij.
Peter VAN ROMPUY. |