5-1215/1

5-1215/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

12 SEPTEMBER 2011


Wetsvoorstel tot aanvulling van het Strafwetboek wat betreft de bijzondere verbeurdverklaring bij mensenhandel

(Ingediend door de heer Bert Anciaux)


TOELICHTING


Mensenhandel blijft bijzonder hardnekkig en uiterst moeilijk te bestrijden. Naar schatting transporteren mensenhandelaars elk jaar honderdduizenden mensen naar de Europese Unie (EU) of voor verhandeling binnen de EU. Steeds meer landen scherpen hun beleid voor de bestrijding hiervan.

Mensenhandel moet worden beschouwd als een moderne vorm van slavernij, gericht op snelle winsten in heel uiteenlopende sectoren. Notoir bekend staat de seksuele uitbuiting, voornamelijk in het kader van prostitutie. Minstens even ruim verspreid functioneren er vele variaties van economische exploitatie door illegale arbeid, onder andere in de bouwsector, de horeca of via verdoken huisarbeid. De verklaring voor dit koppige fenomeen ligt voor de hand, want deze duistere handel blijkt hoogst winstgevend en komt als « goedbetaalde » misdaad na wapenhandel maar voor de handel in drugs.

Ons land voert al jaren een strijd tegen deze mensenhandel. Toch lijken we niet echt aan de winnende hand. Steeds nieuwe uitdagingen vereisen telkens opnieuw aangepaste maatregelen. De huidige en vorige werkgroep Mensenhandel van de Senaat concentreert zich daarom op de creatie van zo structureel en efficiënt mogelijke wapens, die de strijd tegen deze handel slagkrachtig maken.

Recent keurden het Europees Parlement en de Raad een richtlijn (2011/36/EU van 5 april 2011) goed voor de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers. Het artikel 7 van deze richtlijn behandelt de inbeslagneming en confiscatie en stelt : « De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat hun bevoegde autoriteiten hulpmiddelen en opbrengsten van strafbare feiten als bedoeld in de artikelen 2 en 3 in beslag kunnen nemen en kunnen confisqueren. » Deze richtlijn heeft een bindend karakter en hanteert een bredere definitie van mensenhandel dan eerdere regelgeving, maar vereist een aanpassing van onze wetgeving. De mogelijkheid bestaat om Justitie een ruimer pakket aan middelen te verschaffen in de strijd tegen de mensenhandel. Daartoe behoort de « bijzondere verbeurdverklaring », maar dit instrument kan vandaag niet ten volle worden ingezet.

De bijzondere verbeurdverklaring wordt geregeld door de artikelen 42 en volgende van het Strafwetboek. Zo stelt artikel 42 dat de bijzondere verbeurdverklaring wordt toegepast op achtereenvolgens (1) zaken die het voorwerp van het misdrijf uitmaken, en op die welke gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf, wanneer zij eigendom van de veroordeelde zijn, (2) op de zaken die uit het misdrijf voortkomen en (3) op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, op de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld en op de inkomsten uit de belegde voordelen.

In haar arrest van 27 mei 2009 (Nr. P.09.0240.F) oordeelde het Hof van Cassatie dat deze bijzondere verbeurdverklaring, althans wat betreft de onroerende goederen, slechts kan gebeuren indien de wetgever dat uitdrukkelijk bepaalt. Cassatie maakte daarbij de volgende overweging : « De artikelen 42, 1º, en 43 van dit wetboek laten de verbeurdverklaring niet toe van een pand dat gediend heeft tot het plegen van het misdrijf. Wanneer de wetgever de bedoeling heeft om een dergelijke straf op te leggen, geeft hij dit te kennen in een specifieke bepaling, zoals artikel 433terdecies, tweede lid, van het voormelde wetboek. Artikel 380, § 1, 3º, noch enige andere bepaling voorzien in de verbeurdverklaring van het pand wanneer het verhuurd wordt met het oog op prostitutie met de bedoeling een abnormaal voordeel te verkrijgen. »

Indien de wetgever de mogelijkheid op een verbeurdverklaring van onroerende goederen wil behouden, moet deze mogelijkheid ook expliciet aan de wet worden toegevoegd.

Daarom beoogt de indiener met dit wetsvoorstel de expliciete inschrijving van de mogelijkheid tot verbeurdverklaring van onroerende goederen in het kader van een adequate en slagkrachtige bestrijding van de mensenhandel, door de toevoeging van een passus in artikel 433novies van het Strafwetboek.

Bert ANCIAUX.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 433novies van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2005 en gewijzigd bij de wet van 14 april 2009, worden tussen de woorden « bijzondere verbeurdverklaring zoals bedoeld in artikel 42, 1º, » en de woorden « wordt toegepast », de woorden « van zowel onroerende als roerende goederen » ingevoegd.

9 juni 2011.

Bert ANCIAUX.