5-1166/3

5-1166/3

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

19 JULI 2011


Wetsontwerp houdende maatregelen met het oog op de invoering van een solidariteitsbijdrage op de tewerkstelling van studenten die niet onderworpen zijn aan het stelsel van sociale zekerheid


Evocatieprocedure


Wetsvoorstel houdende wijziging van een aantal bepalingen betreffende studentenarbeid

Wetsvoorstel tot wijziging van de regelgeving inzake de studentenarbeid

Wetsvoorstel tot wijziging van de regelgeving betreffende de studentenarbeid


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE SOCIALE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW WINCKEL


I. INLEIDING

Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend door de regering op 28 juni 2011 (stuk Kamer, nr. 53-1637/1).

Het werd op 14 juli 2011 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, met 123 stemmen bij 10 onthoudingen. Het ontwerp werd op diezelfde dag overgezonden aan de Senaat en op 15 juli 2011 geëvoceerd.

De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 13 en 19 juli 2011 in aanwezigheid van mevrouw Joëlle Milquet, ontslagnemend vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid.

II. INLEIDENDE UITEENZETTINGEN

A. Inleidende uiteenzetting van mevrouw Milquet, ontslagnemend vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid

Mevrouw Milquet, ontslagnemend vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, verklaart dat de voorgestelde regeling een hele technische omwenteling vergt. De betrokken overheidsdiensten stellen alles in het werk om ze op 1 januari 2012 van kracht te laten worden. Daarom is het van belang dat de regelgeving snel kan worden goedgekeurd.

In het regeerakkoord werd overeengekomen om de bestaande regelgeving inzake de studentenarbeid sterk te vereenvoudigen. Deze is namelijk complex en omstreden. Ter herinnering : de huidige reglementering voorziet het volgende :

— Studenten mogen werken gedurende 23 dagen tijdens de maanden juli, augustus en september (3det rimester) en nog 23 dagen tijdens de andere maanden van het jaar (1e, 2e en 4e trimester);

— De solidariteitsbijdrage ten laste van de werkgever bedraagt 5,01 %; de solidariteitsbijdrage ten laste van de student bedraagt 2,5 % voor de maximum 23 dagen die tijdens het 3e trimester werden gepresteerd;

— De solidariteitsbijdrage ten laste van de werkgever bedraagt 8,01 %; de solidariteitsbijdrage ten laste van de student bedraagt 4,5 % voor de maximum 23 dagen die tijdens het 1e, 2e en 4e trimester werden gepresteerd;

— Elke overschrijding van de 23 dagen, ongeacht of deze gebeurt tijdens de vakantiemaanden of tijdens de rest van het jaar, heeft tot gevolg dat de tewerkstelling bij de werkgever waar de overschrijding gebeurt volledig onderworpen wordt. Dat geldt ook voor de prestaties die de student reeds bij diezelfde werkgever tijdens dat kalenderjaar zou hebben verricht.

De hervorming van het systeem houdt rekening met twee principes. Primo, de student is voor alles een student en geen werknemer met een bijzonder statuut. Secundo, de studentenarbeid mag geen deloyale concurrentie vormen voor de arbeid van de laaggeschoolde werknemers en andere werkzoekenden.

De voorgestelde oplossing stoelt meer op de principes van de bestaande Dimonatoepassing en maakt gebruik van de mogelijkheden die de recente re-engineering van Dimona biedt. Het principe van Dimona bestaat erin dat men de RSZ via elektronische communicatie op de hoogte brengt van de tewerkstelling van een werknemer, aan de hand van een uniek identificatienummer, het RSZ-nummer van de werkgever of zijn nummer van de Kruispuntbank van de ondernemingen, evenals het INSZ-nr. van de werknemer. Dimona legt de arbeidsrelatie tussen de werkgever en de werknemer met zekerheid en op eenvormige wijze vast.

Het wetsontwerp zal de RSZ in staat stellen de hervorming technisch en administratief ten uitvoer te leggen en alle betrokken actoren, de werkgevers, de sociale secretariaten en de studenten correct te informeren. Naast dit wetsontwerp is ook een koninklijk besluit vereist om de hervorming van de studentenarbeid te voltooien. Dat besluit zal worden aangenomen na de afkondiging van dit wetsontwerp.

Op basis van de wet en het daaropvolgende besluit zal de regelgeving betreffende de studentenarbeid er uitzien als volgt :

1. Een jaarlijks contingent van 50 dagen tegen verlaagde bijdragen;

2. een globale solidariteitsbijdragevoet van 8,13 % (student 2,71 % en werkgever 5,42 %);

3. De beperking tot 6 maanden van de studentenarbeid onder een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten wordt tot 12 maanden verlengd;

4. De consultatie van het saldo van het dagencontingent is mogelijk voor de student en de werkgever op basis van een teller;

5. De administratieve lasten die uit de voorgestelde hervormingen voortkomen blijven beperkt tot een strikt minimum;

6. De hervorming van de studentenarbeid treedt op 1 januari 2012 in werking en zal door de NAR, in samenwerking met de RSZ en de FOD Sociale Zekerheid voor 31 augustus 2013 grondig geëvalueerd worden.

Samengevat, meent de minister dat de regering een sterk vereenvoudigd kader biedt : de student mag gedurende 50 dagen een studentenjob opnemen, ongeacht de periode van het jaar, met telkens dezelfde vermindering op de sociale zekerheidsbijdragen voor zowel de werkgever als de werknemer. Niets verhindert een student om meer te werken, maar in dat geval zullen de sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd zijn die in het algemeen gelden.

B. Inleidende uiteenzetting van de heer Snyders, Administrateur-generaal van de Rijksdienst voor sociale zekerheid

De heer Koen Snyders, administrateur-generaal van de Rijksdienst voor sociale zekerheid (RSZ), verklaart dat de voor de studentenarbeid voorgestelde oplossing gebaseerd is op de beginselen van de huidige DIMONA-toepassing en gebruikt de mogelijkheden die de re-engineering van DIMONA biedt.

Momenteel vult de werkgever voor de student een DIMONAaangifte in per periode (bijvoorbeeld van 1 tot 30 april) en is het maximumaantal dagen voor de student bepaald op 23 tijdens de zomerperiode en op 23 dagen in de rest van het jaar. De werkgever dreigt, bij overschrijding van het contingent, het verminderde RSZ-tarief te verliezen. Dit tarief is vastgesteld op 7,5 % tijdens de zomermaanden en op 12,5 % tijdens de rest van het jaar.

Uit de statistieken inzake het aantal tewerkgestelde studenten per kwartaal voor het jaar 2009 blijkt dat bijna de helft van de studenten (364 448) in het derde trimester een studentenjob heeft, hoewel er ook in de andere trimesters een significante tewerkstelling van studenten is. De RSZ werd gevraagd een instrument te ontwikkelen waarmee zowel de werkgever als de werknemer, lees de student, het contigent kunnen raadplegen. Het kwam er op aan de werkgever de informatie te verstrekken die hem in staat stelt zelf na te gaan of het contract dat hij de student aanbiedt binnen het toegestane contingent past. In de toekomst zullen de volgende regels gelden :

— over het hele jaar mag een student 50 dagen werken;

— een beperkt RSZ-tarief over het hele jaar : 8,13 %;

— de werkgever en de werknemer moeten in staat zijn om het contingent te raadplegen;

— de huidige beperking van de duur van een studentencontract wordt van 6 op 12 maanden gebracht;

— RSZ en RSZPPO passen dezelfde regels toe.

Eén van de problemen in de bestaande regelgeving was de sanctie bij het overschrijden van het contingent wanneer de werkgever hiervan niet op de hoogte was. Het bleek zeer moeilijk om de sanctie in de praktijk te brengen, die erin bestond dat heel de periode moet worden geregulariseerd en derhalve onderhevig is aan de normale sociale zekerheidsbijdragen. De volgende regeling wordt nu voorgesteld in geval van een overschrijding van het contingent van 50 dagen wanneer de student bij één werkgever heeft gewerkt : een retroactieve regularisatie van de hele tewerkstellingsperiode. Het gebeurt vrijwel niet dat het contingent wordt overschreden wanneer de student het hele jaar bij één werkgever werkt. Het gaat om 200 gevallen op de 20 000 in 2009 geconstateerde overschrijdingen. In geval van overschrijding van het contingent van 50 dagen wanneer de student bij verscheidene werkgevers heeft gewerkt, zal de tewerkstelling vanaf de 51e dag leiden tot de berekening van gewone bijdragen.

Het was voorts zaak te zorgen voor de coherentie van het contingent voor studenten met andere contingenten, bijvoorbeeld in de tuinbouwsector, en te beslissen welk statuut primeert en in welke omstandigheden. Beslist werd dat het statuut van student primeert. Wanneer iemand als student werkt in een specifieke sector waar gelegenheidsarbeid mogelijk is, werkt hij eerst zijn dagen als student en wordt de specifieke regeling op hem toegepast voor de prestaties die boven het studentencontingent uitkomen, binnen de in die specifieke regeling toegestane grenzen.

De heer Snyders geeft het voorbeeld van de tuinbouw, waar het contingent voor occasionele arbeid 65 dagen per jaar bedraagt. Men mag in dat geval 50 dagen als student werken, en bovendien heeft men de mogelijkheid om 15 dagen extra te werken in die sector als gewone werknemer in het raam van het contingent voor occasionele arbeid. Voor de witloofteelt bedraagt het contingent occasionele arbeid 100 dagen per jaar. Men kan dan 50 dagen als student werken en bovendien heeft men de mogelijkheid om 50 dagen extra te werken in die sector als gewone werknemer in het raam van het contingent voor occasionele arbeid. In de horeca kan men 50 dagen als student werken en bovendien bestaat de mogelijkheid om extra dagen te werken in de horeca in het raam van het stelsel voor occasionele arbeid.

In de praktijk, zal de werkgever de Dimona-aangifte doen voor de student die hij in dienst neemt :

— de indienstneming van een student kan in periodes worden aangegeven (begin- en einddatum van de dienstbetrekking), met opgave van het aantal dagen tewerkstelling en met inachtneming van de kwartaalmaxima (Dimona/DmfA-controle). Binnen de NAR werd beslist het aantal dagen van de week waarop de student werkt niet te preciseren;

— er wordt gewerkt aan een gebruiksvriendelijke weergave in de elektronische Dimona-toepassing. Om aangifte te doen van een student zal de huidige aangiftemodus met een kalendersysteem kunnen worden gebruikt;

— feedback in verband met de contingenten : de werkgever die een aangifte doet, krijgt een bericht waarin hij dadelijk kan lezen of het contingent is overschreden of niet. Bij een overschrijding, treedt er geen Dimona-blokkering op; het is immers niet verboden als student te werken tegen het gebruikelijke RSZ-tarief. De werkgever van wie de aangifte het toegestane contingent zou overschrijden, zal echter aan de normale bijdrage worden onderworpen voor de duur die dat contingent overschrijdt.

De RSZ moest er ook op toezien dat de database door de student kan worden geraadpleegd. Er wordt gewerkt aan een instrument dat de student in staat zal stellen het restant van zijn contingent op te vragen en de studentenorganisaties worden daarover momenteel geraadpleegd.

Maar ook de werkgever moet worden geïnformeerd. Op het tijdstip dat hij de Dimona-aangifte invult, wordt de arbeidsovereenkomst ondertekend en hij kan rechtmatig eisen dat hij vóór die fase wordt geïnformeerd. Om aan die eis tegemoet te komen, zou de student de werkgever een kopie kunnen bezorgen van de elektronische weergave die het restant van zijn contingent en de toegangscode vermeldt, zodat de werkgever zelf het contingent kan inzien.

De RSZ zal erop toezien dat dit contingent permanent en nagenoeg ogenblikkelijk bij de tijd wordt gehouden, zoals dat het geval is met de tweede versie van Dimona. Waar de gegevens die via de vroegere Dimona-aangifte werden ingebracht 's nachts werden verwerkt en 's ochtends ter beschikking waren, is dit vandaag niet langer het geval. In het nieuwe systeem worden de gegevens voortdurend bijgewerkt zodat het contingent permanent raadpleegbaar is voor alle betrokkenen.

Met betrekking tot het contingentbeheer is in diverse mogelijkheden voorzien :

— bij wijzigingen van de aanvankelijk geplande prestaties kan de werkgever altijd zelf rechtzettingen uitvoeren, aangezien hij toegang heeft tot Dimona en tot het elektronisch personeelsbestand;

— de RSZ corrigeert het contingent automatisch wanneer het in de DmfA-aangifte vermelde aantal dagen niet overeenkomt met het aantal dagen dat is aangegeven in de oorspronkelijke DmfA-aangifte, rekening houdend met de vastgestelde regels. Wanneer de arbeidsovereenkomst betrekking heeft op een trimester, zal een eventuele rechtzetting gebeuren bij ontvangst van de DmfA-aangifte van dat trimester; indien de arbeidsovereenkomst betrekking heeft op meer dan één trimester, gebeurt de rechtzetting op grond van alle DmfA-aangiften van de betrokken trimesters. Zowel de student als de werkgever worden over de situatie geïnformeerd.

Speciaal voor de studenten zal een website worden uitgewerkt waar alle informatie over studentenarbeid beschikbaar zal zijn, te vergelijken met de « Taks on web »-applicatie. Er zal worden gewerkt met de website van de sociaal verzekerde (my.socialsecurity.be/student); die website voorziet in een link naar het contingent. Er wordt ook voorzien in informatie voor de studenten, met name over socialezekerheidsrecht, arbeidsrecht, fiscaliteit en dergelijkem., en er worden ook links voorgesteld naar de sociale media.

Volgens de planning zullen de werkgevers en de dienstenaanbieders nog in juli 2011 worden voorgelicht over de nieuwe aangifte voor studenten. De huidige Dimona-toepassing sluit immers niet langer aan bij de nieuwe regelgeving voor studentenarbeid. Dat betekent dat de Dimona-aangiften voor studenten eerstdaags zullen moeten worden geblokkeerd, om een stijging van het aantal aangiften met betrekking tot studentenwerk in 2012 te voorkomen. Na de zomervakantie zullen de studenten en de werkgevers over de nieuwe bepalingen worden geïnformeerd, opdat de aangiften vanaf 1 december 2011 in het nieuwe formaat van 2012 kunnen worden gedaan.

III. ALGEMENE BESPREKING

A. Vragen en opmerkingen van de leden

De heer Claes feliciteert de minister, haar kabinet en de betrokken overheidsdiensten voor de inspanningen die zij hebben geleverd om een nieuwe regelgeving uit te werken, die inderdaad minder complex is dan de bestaande, en daarbij ook te voorzien in een goed controlesysteem voor zowel werkgevers als werknemers. Het gaat hierbij om de vrucht van lange werkzaamheden, die reeds werden aangevat ten tijde van de toenmalige regering-Verhofstadt II. Er werden ook tal van wetsvoorstellen ingediend in de Senaat en de betrokken ministers hebben de moeite genomen om met de indieners van deze wetsvoorstellen te overleggen. Het is ook mede dankzij de parlementaire initiatieven en dankzij een beslissing van het kernkabinet die reeds dateert van februari 2010 dat men nu, in een periode van een regering in lopende zaken, het besluitvormingsproces kan voltooien zodat men op 1 januari 2012 eindelijk een nieuwe regeling kan toepassen.

Ten gronde, strookt de voorgestelde met wat door verschillende betrokken partijen reeds lang werd gevraagd : een periode van 50 dagen, gespreid over het ganse jaar, met een uniek tarief inzake sociale zekerheidsbijdragen. De permanente mogelijkheid tot consultatie van de stand van zaken en de lage administratieve last zijn eveneens positieve elementen in de voorgestelde regeling. Ook de flexibiliteit in hoofde van de studenten én de werkgevers is een belangrijke troef.

Spreker hoopt dat het in de toekomst ook mogelijk zal worden om te werken met halve dagen tewerkstelling, terwijl ook in de voorgestelde regeling men met alleen volle dagen kan werken. Dit is belangrijk voor, bijvoorbeeld, studenten die op zondagvoormiddag bij de bakker gaan werken of 's avonds in het studentencafé gaan bijklussen. De voorgestelde regeling moet grondig worden geëvalueerd en de heer Claes hoopt dat dan met deze opmerking rekening zal worden gehouden.

Ten slotte meent hij dat, wat de sancties betreft, het ook mogelijk zou moeten worden dat, wie gedurende méér dan 50 dagen bij eenzelfde werkgever als jobstudent werkt, vanaf de 51e dag een gewoon arbeiders- of bediendencontract krijgt en vanaf dan de normale sociale zekerheidsbijdragen betaalt, zonder dat de hele periode moet geregulariseerd worden.

De heer du Bus de Warnaffe verwijst eveneens naar de verschillende wetsvoorstellen die reeds geruime tijd het voorwerp uitmaken van een bespreking in de Senaat en stelt vast dat grote delen van de voorgestelde regeling geïnspireerd zijn op deze besprekingen. De regeling houdt vast aan 3 grote principes : het handhaven van het budgettaire evenwicht, het respect voor het statuut van student zonder andere categorieën van werknemers concurrentie aan te doen en, ten slotte, geen aantasting van de laaggeschoolde en precaire werknemers en kandidaat-werknemers. Het is belangrijk dat over de toepassing van deze fundamentele principes wordt gewaakt.

Spreker meent ook dat de agenda, voorgesteld door de Rijksdienst voor sociale zekerheid, zeker haalbaar moet zijn en is verheugd over het feit dat voldoende aandacht wordt geschonken aan de informatie en voorlichting van alle betrokken partijen.

Mevrouw Thibaut heeft enkele vragen over de budgettaire neutraliteit die wordt vooropgesteld. Steeds meer studenten hebben immers een job en, vermits in de voorgestelde regeling de 50 dagen ook tijdens het eerste en het laatste trimester kunnen worden gepresteerd, vreest zij dat er nog een toename zal zijn van jobstudenten waarvoor de overheid slechts verlaagde sociale bijdragen zal ontvangen. Volgens spreekster zal dit de budgettaire neutraliteit, die wordt vooropgesteld, ondergraven.

Weliswaar is de voorgestelde regeling minder complex, maar spreekster blijft sceptisch ten aanzien van het verdringingseffect voor werknemers met een gewone arbeidsovereenkomst, inzonderheid de laaggeschoolden. Zij betreurt dat men de specifieke periode van de zomer, waar studentenarbeid vandaag het meest gebeurt, opentrekt om ook op andere tijdstippen de werknemers uit het normale arbeidscircuit concurrentie aan te doen.

Mevrouw Winckel dankt de minister en de overheidsdiensten om tot de voorgestelde regeling te komen, die minder complex is en meer vrijheid geeft aan de studenten. Niettemin meent zij dat waakzaamheid geboden is bij de uitwerking van de principes die vandaag werden uiteengezet, meer bepaald wat het verdringingseffect betreft ten aanzien van laaggeschoolden. Studentenarbeid mag immers geen deloyale concurrentie met zich meebrengen voor werknemers uit het reguliere arbeidscircuit.

De heer De Groote vindt het positief dat een aantal onduidelijkheden zijn weggewerkt in de voorgestelde regeling en dat ook voldoende flexibiliteit is ingebouwd, zowel aan de kant van de studenten als aan werkgeverszijde. Hopelijk kan het systeem in de praktijk goed toegepast worden. Spreker zal dan ook het wetsontwerp ondersteunen.

Niettemin wenst hij de aandacht te vestigen op enkele elementen, zoals bijvoorbeeld de overschrijding van het maximum aantal arbeidsuren, de toepassing van de fiscale wetgeving op het punt van de tenlasteneming van kinderen, en de verplichting om minimum 3 uren te werken. De heer De Groote kondigt de indiening aan van amendementen over deze thema's.

De heer Brotchi verheugt zich over het voorliggend wetsontwerp, dat in het verlengde ligt van de voorstellen die de MR-fractie in de Kamer van volksvertegenwoordigers en in de Senaat heeft ingediend. Hij verwijst onder meer naar het wetsvoorstel tot wijziging van de regelgeving betreffende de studentenarbeid van de heer Bellot c.s. (stuk Senaat, nr. 5-492).

B. Antwoorden van de minister

Mevrouw Milquet, ontslagnemend vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, verklaart dat volgens alle berekeningen die werden gemaakt het voorliggend wetsontwerp budgettair neutraal zal blijken te zijn. Dit neemt niet weg dat het aantal jobstudenten steeds toeneemt. De evaluatie, voorzien voor einde 2013, zal uitmaken of de budgettaire neutraliteit al dan niet werd gerespecteerd.

De minister onderschrijft de doelstelling om geen deloyale concurrentie te organiseren voor de werknemers in het reguliere arbeidscircuit. Dat is ook de reden waarom het aantal dagen beperkt blijft tot 50. Dit is niet veel, waardoor het risico op oneerlijke concurrentie zeer sterk wordt beperkt. Bovendien wordt voor het eerst een sterk uitgebouwd controlemechanisme uitgewerkt. In de huidige regelgeving was de controle op het respect voor het aantal gepresteerde dagen heel wat moeilijker. Hoe dan ook zal studentenarbeid zich in hoofdzaak in de zomermaanden manifesteren en, wat de periodes daarbuiten betreft, tijdens de weekends. Vermits de meeste werknemers trachten te vermijden om in het weekend te werken, is ook hier het risico op deloyale concurrentie zeer klein. De minister verwijst ten slotte ook naar de maatregelen die de regering heeft genomen om de werklozen aan te moedigen om naar werk te zoeken, zodat ook ten aanzien van hen het verdringingseffect beperkt blijft. Zij ontkent niet dat er een risico blijft bestaan, maar volgens haar is dit zeer klein en voorziet het voorliggend wetsontwerp ook in controles.

De heer Koen Snyders, administrateur-generaal van de Rijksdienst voor sociale zekerheid (RSZ), stelt begrip te hebben voor de vraag om niet enkel met volle dagen, maar ook met halve dagen te werken. Dit valt zeker te overwegen voor de toekomst, maar vandaag stuit men op enkele technische bezwaren. Het is de bedoeling om de RSZ-aangifte te gebruiken om ook het contingent te controleren, zodat ook die RSZ-aangifte in halve dagen zou moeten kunnen gebeuren. De Nationale Arbeidsraad is hieromtrent absoluut niet tot een consensus kunnen komen. Deze discussie zal moeten worden voortgezet omdat dit de RSZ-aangifte zoals ze vandaag bestaat helemaal op de helling zet.

IV. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

Artikel 2

Amendement nr. 5

Mevrouw Thibaut dient amendement nr. 5 in (stuk Senaat, nr. 5-1166/2), dat ertoe strekt artikel 2 te vervangen.

Mevrouw Thibaut legt uit dat dit amendement een nieuwe spreiding voorstelt van de dagen waarop studenten mogen werken in de loop van het jaar. De spreiding over het hele jaar komt niet noodzakelijk overeen met de periodes waarin men jobstudenten nodig heeft. Daarom voert het amendement opnieuw twee periodes in, namelijk vijfendertig dagen tijdens alle schoolvakanties en vijftien dagen tijdens de rest van het jaar.

Mevrouw Milquet, vice-eersteminister en ontslagnemend minister van Werk en Gelijke Kansen antwoordt dat de regering dit amendement niet kan goedkeuren omdat het begrotingsevenwicht hierdoor niet meer gewaarborgd zou zijn.

Amendement nr. 5 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1 stem.

Artikel 2/1 (nieuw)

Amendement nr. 1

De heer De Groote c.s. dient amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 5-1166/2) dat ertoe strekt om een artikel 2/1 (nieuw) in te voegen om het mogelijk te maken dat, in geval van overschrijding van het maximum aantal arbeidsuren in de loop van het kalenderjaar, de student en de werkgever die hem tewerkstelt na het overschrijden van het maximum aantal arbeidsuren aan de wet onderworpen zijn voor alle uren die dat maximum overschrijden.

Amendement nr. 1 wordt ingetrokken.

Amendement nr. 8

De heer De Groote c.s. dient amendement nr. 8 in (stuk Senaat, nr. 5-1166/2) dat ertoe strekt een artikel 2/1 (nieuw) in te voegen om de toegelaten arbeidsduur uit te drukken in uren en niet meer in dagen.

Mevrouw Sleurs legt uit dat zowel werkgevers als studenten vragende partij zijn om de toegelaten arbeidsduur te berekenen in uren en niet meer in dagen. Bedoeling is meer flexibiliteit te krijgen. Vaak moet er maar enkele uren worden gewerkt en niet de volledige dag. Door in dagen te tellen, ontstaan er misbruiken zoals momenteel al blijkt.

De heer Tommelein deelt mee dat de Open VLD-fractie al lang vragende partij is voor een regeling in uren. Als bewoner van de Belgische kust waar erg veel seizoenarbeid voor studenten is, meent spreker dat dit het meest praktische en flexibele stelsel is. Die doelstelling moet dus worden nagestreefd en men weet dat politiek de kunst van het mogelijke is. De Open VLD-fractie geeft toe dat het systeem momenteel niet uitvoerbaar is en zal niet voor het amendement stemmen maar zal blijven pleiten voor het aanvullen van een leemte in dit wetsontwerp.

De heer Claes is er zich ook van bewust dat studenten vragende partij zijn voor een systeem dat de uren aanrekent. Toch wordt er hier een nieuw systeem opgelegd. De heer Snyders heeft uitgelegd waarom het momenteel niet mogelijk is om met halve dagen te werken. Bovendien is het de bedoeling dat zowel de werkgever als de student op elk ogenblik weet hoeveel dagen er werd gewerkt. Het systeem dat werd uitgewerkt met de verschillende diensten zorgt momenteel niet voor meer soepelheid. De CD&V-fractie blijft dus pleiten voor een soepeler systeem dat bijvoorbeeld gebaseerd is op halve dagen, maar zij kan voorlopig akkoord gaan met het nieuwe voorgestelde systeem.

Mevrouw Milquet, vice-eersteminister en ontslagnemend minister van Werk en Gelijke Kansen antwoordt dat, zoals de heer Snyders heeft uitgelegd, dit probleem te maken heeft met de RSZ-aangifte die momenteel enkel op basis van dagen kan worden ingevuld. Het is niet mogelijk om voor de studenten in een afwijkende regeling in uren of halve dagen te voorzien. Momenteel is er geen consensus in de regering noch bij de sociale partners om een aangifte in uren op te stellen want dit zou alles veel ingewikkelder maken. Misschien kan dit overwogen worden in de toekomst na een evaluatie van het huidige systeem.

Amendement nr. 8 wordt verworpen met 10 tegen 2 stemmen.

Artikel 6/1 (nieuw)

Amendement nr. 2

De heer De Groote c.s. dient amendement nr. 2 in (stuk Senaat, nr. 5-1166/2) dat ertoe strekt om een artikel 6/1 (nieuw) in te voegen dat de inkomensgrens schrapt voor het fiscaal ten laste zijn van jobstudenten.

Wie werkt met een arbeidsovereenkomst voor studenten moet volgens de heer De Groote steeds fiscaal ten laste zijn van de ouders.

Mevrouw Milquet, vice-eersteminister en ontslagnemend minister van Werk en Gelijke Kansen antwoordt dat de regering voor een status quo heeft gekozen. Zij wenst de fiscale regeling niet aan te passen.

Amendement nr. 2 wordt verworpen met 10 tegen 2 stemmen.

Artikel 6/2 (nieuw)

Amendement nr. 3

De heer De Groote c.s. dient amendement nr. 3 in (stuk Senaat, nr. 5-1166/2) dat ertoe strekt om een artikel 6/2 (nieuw) in te voegen dat het verbod op tewerkstelling in blokken van minder dan drie uur wil opheffen voor studentenarbeid. Vaak gebeurt studentenarbeid immers ook in korte periodes.

Mevrouw Sleurs legt uit dat dit amendement in de lijn ligt van meer flexibiliteit als bepaald in amendement nr. 8. Het verbod om in blokken van minder dan drie uur te werken, is niet meer van deze tijd. Het moet voor de student mogelijk zijn om een uur of twee extra te werken, bijvoorbeeld tijdens de middagpauze. Wat de technische problemen betreft waarnaar de minister verwijst, meent de indiener van het amendement dat de RSZ zich moet aanpassen aan de nieuwe regelgeving en niet omgekeerd.

Mevrouw Milquet, vice-eersteminister en ontslagnemend minister van Werk en Gelijke Kansen, antwoordt dat die verplichting om in blokken van minstens drie uur te werken bepaald wordt door de algemene arbeidsreglementering. Hiervan kan echter worden afgeweken in een arbeidscontract. Amendement nr. 3 stelt een algemene afwijking van dat beginsel voor voor alle studenten, wat moeilijk ligt gelet op de specifieke aard van elke sector.

Het middel bestaat en werd al in een aantal sectoren gebruikt. Het is perfect mogelijk de arbeidstijd te beperken tot blokken van twee uur of één uur, zowel binnen een sector als binnen een onderneming. Maar een algemene afwijking is volstrekt onnodig.

Amendement nr. 3 wordt verworpen met 10 tegen 2 stemmen.

Artikel 7/1 (nieuw)

Amendement nr. 4

Mevrouw Thibaut dient amendement nr. 4 in (stuk Senaat, nr. 5-1166/2), dat ertoe strekt het ontwerp aan te vullen met een artikel 7/1 (nieuw).

Mevrouw Thibaut deelt mee dat dit amendement aansluit op amendement nr. 5 dat ertoe strekt een andere spreiding van de werkperiodes voor studenten voor te stellen. Met dat amendement wilde men voorkomen dat er concurrentie zou ontstaan tussen studenten en gewone werknemers. Amendement nr. 4 strekt ertoe het tarief van de solidariteitsbijdrage eenvormig vast te stellen op 10,5 % om het systeem eenvoudiger te maken en om ervoor te zorgen dat er genoeg ontvangsten zijn voor de sociale zekerheid.

Mevrouw Milquet, vice-eersteminister en ontslagnemend minister van Werk en Gelijke Kansen verwijst naar haar antwoord op amendement nr. 5.

Amendement nr. 4 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1 stem.

Artikel 7/2 (nieuw)

Amendement nr. 6

Mevrouw Thibaut dient amendement nr. 6 in (stuk Senaat, nr. 5-1166/2), dat ertoe strekt het ontwerp aan te vullen met een artikel 7/2 (nieuw).

Mevrouw Thibaut verklaart dat dit amendement en amendement nr. 7 in de mogelijkheid voorzien om voor de wachttijd alle werkperiodes van de student in aanmerking te nemen.

Mevrouw Milquet, vice-eersteminister en ontslagnemend minister van Werk en Gelijke Kansen, antwoordt dat de regering de status quo wil behouden en niet wil raken aan de werkloosheidsreglementering. De door de student gewerkte periodes tijdens de vakantieperiodes worden dus niet in aanmerking genomen.

Het amendement nr. 6 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1 stem.

Artikel 7/3 (nieuw)

Amendement nr. 7

Mevrouw Thibaut dient amendement nr. 7 in (stuk Senaat, nr. 5-1166/2), dat ertoe strekt het ontwerp aan te vullen met een artikel 7/3 (nieuw).

Mevrouw Thibaut verwijst naar de toelichting van amendement nr. 6.

Amendement nr. 7 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1 stem.

V. STEMMINGEN

Het wetsontwerp houdende maatregelen met het oog op de invoering van een solidariteitsbijdrage op de tewerkstelling van studenten die niet onderworpen zijn aan het stelsel van sociale zekerheid in zijn geheel wordt aangenomen met 11 stemmen bij 1 onthouding.

Ingevolge de aanneming van dit wetsontwerp vervallen de volgende wetsvoorstellen :

— wetsvoorstel houdende wijziging van een aantal bepalingen betreffende studentenarbeid van mevrouw Nele Lijnen en de heer Guido De Padt (stuk Senaat, nr. 5-87/1);

— wetsvoorstel tot wijziging van de regelgeving inzake de studentenarbeid van de heer Dirk Claes c.s. (stuk Senaat, nr. 5-348);

— wetsvoorstel tot wijziging van de regelgeving betreffende de studentenarbeid van de heer François Bellot c.s. (stuk Senaat, nr. 5-492).

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van een mondeling verslag aan de plenaire vergadering.

De rapporteur, De voorzitter,
Fabienne WINCKEL. Rik TORFS.

De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp (zie stuk Kamer, nr. 53-1637/005 - 2010/2011).