5-93COM | 5-93COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - In 2006 werd via een koninklijk besluit de titel `zorgkundige' gecreëerd. Tot op dat moment oefenden verzorgenden immers bepaalde taken uit die door het zogenaamde `KB 78' als verpleegkundige taken werden gekwalificeerd. Daardoor liepen zij het risico om te worden veroordeeld tot het `onwettig uitoefenen van een gezondheidsberoep', ook al waren die taken soms vrij eenvoudige handelingen. Het koninklijk besluit beoogde juridische zekerheid voor de betrokkenen. Het `K.B. zorgkundigen' voerde in dat de verzorgenden die in een woonzorgcentrum werken, geregistreerd worden als zorgkundigen, op voorwaarde dat ze het bewijs van voldoende opleiding konden voorleggen of konden worden gelijkgesteld op basis van beroepservaring.
Die maatregel hield in dat verzorgenden die vóór 2006 in een woonzorgcentrum werkten, konden worden geregistreerd indien ze over vijf jaar ervaring in de sector of over een voldoende diploma beschikten. Op basis van dat koninklijk besluit heeft 90%, of ongeveer 3000 verzorgenden, de titel van zorgkundige verkregen. Voor diegenen die uit de boot vielen, kwamen er nadien nog overgangsmaatregelen. Die bepaalden dat verzorgenden die aan de slag waren vóór 31 december 2008, vóór eind 2011 het totaal van 120 uren vorming moesten volgen. Die laatste datum werd door middel van een recent koninklijk besluit uitgesteld tot 2015. Dat uitstel was ook broodnodig en zeer welkom, want uit de laatste beschikbare cijfers bleek dat er bij de FOD Volksgezondheid nog ongeveer 9800 dossiers op een antwoord liggen te wachten.
Het nieuwe koninklijk besluit is zeker een stap vooruit, maar er blijft nog altijd een ernstig probleem. Nog steeds worden 3000 mensen, die als verzorgenden werken, bedreigd. Het besluit lijkt bovendien meer bedoeld om de opgelopen achterstand bij de administratie weg te werken dan om tegemoet te komen aan de bekommernissen op het terrein. Het probleem ten gronde blijft onopgelost. In een periode van toenemende vergrijzing wordt het voor de woonzorgcentra alsmaar moeilijker om het nodige personeel te vinden. Gekwalificeerde en gemotiveerde werknemers die in de woonzorgcentra willen komen werken, ondervinden vele drempels, bijvoorbeeld omdat ze in de thuiszorg werkten, waardoor hun ervaring niet meetelt, omdat ze afstudeerden als kinderverzorgsters en dat diploma niet wordt gelijkgesteld of omdat ze tussen 2006 en 2008 toevallig niet arbeidsactief waren en dus niet onder de overgangsmaatregelen vallen. De rusthuizensector in Vlaanderen schat dat duizenden mensen in dat geval zijn; die zijn momenteel wel aan het werk. In plaats van een bijkomende opleiding van 120 uur, zullen die mensen wellicht een opleiding van een jaar moeten volgen. Het is maar de vraag in welke mate de werkgevers het geduld en het geld zullen opbrengen om die mensen aan boord te houden.
Ik ga volledig akkoord dat de minister de nodige maatregelen neemt die de kwaliteit en de rechtszekerheid van het personeel in onze rusthuizen verzekeren. Ik ben het ermee eens dat er op een bepaald ogenblik een lijn moet worden getrokken. Ik stel me alleen grote vragen bij de wijze waarop de `regularisatieperiode' is verlopen. Die lijkt me op een ondoordachte manier uitgevoerd.
De sector lijkt mij bovendien zeer slecht te zijn geïnformeerd over de veranderingen. Bovendien zorgden de aanhoudende onduidelijkheden ervoor dat de werkgevers potentiële werknemers onvoldoende konden informeren, waardoor proactief handelen onmogelijk werd. Daarnaast kreeg het onderwijs ook amper de tijd om de brugprogramma's uit te werken en erkend te krijgen. Dat wijst op een ernstig gebrek aan communicatie met de gemeenschappen. De mensen die tussen 2009 en 2010 afgestudeerd zijn als verzorgend personeel waren ook nauwelijks op de hoogte van de feitelijke devaluatie van hun diploma.
Mijns inziens is het huidige koninklijk besluit, dat de datum voor registratie uitstelt tot 2015, helemaal niet voldoende. Het verandert niets aan de criteria voor erkenning en biedt geen oplossing voor al die gemotiveerde werkkrachten die ondertussen uit de boot dreigen te vallen. Een oplossing bestaat erin de uiterste datum waarop deze mensen in dienst moesten zijn, namelijk 31-12-2008, te veranderen in 31-12-2010. De sector en de betrokkenen zijn al enkele maanden bijzonder goed op de hoogte. In de periode tussen 31-12-2008 en 31-12-2010 was er evenwel veel onduidelijkheid.
Daarom vraag ik de minister in het koninklijk besluit de termijn van de overgangsregel voor de 120 uur bijkomende opleiding met twee jaar te verlengen.
Kan de minister mij exact zeggen hoeveel verzorgenden momenteel werkzaam zijn in de rusthuizensector en in deze regularisatieoperatie door de mazen dreigen te vallen? Kan ze ook een opdeling maken naargelang van de situatie van deze gedupeerden? In welke mate gaat het hier om mensen uit de thuiszorg, om mensen die zijn heringetreden in het beroep, om buitenlanders, over mensen die tot en met 2008 toevallig niet arbeidsactief waren?
Op basis van welke argumenten werd de beslissing genomen enkel te voorzien in een overgangsmaatregel voor personen die uiterlijk vóór 31 december 2008 als verzorgende waren tewerkgesteld in een verzorgingsinstelling? Is de minister het ermee eens dat, gezien de vele onduidelijkheden en grote verwarring, niet alleen de datum van registratie moet worden uitgesteld, maar ook de uiterlijke datum van tewerkstelling? Lijkt het de minister, gezien de omstandigheden, niet rechtvaardiger de verzorgden die in 2009 en 2010 aan de slag gingen en die uiteindelijk even bekwaam zijn, ook te `regulariseren', op voorwaarde dat ze 120 uur bijkomende opleiding volgen?
Hoe groot is momenteel de achterstand bij de administratie in de behandeling van de registraties? Hoeveel voorlopige registraties werden al afgeleverd en hoeveel wachten nog op een antwoord? Hoeveel voorlopige registraties als zorgkundige werden geweigerd en op basis van welke redenen? Hoeveel definitieve registraties werden al afgeleverd en hoeveel wachten nog op een antwoord?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - Alle personen die op 13 februari 2006 deel uitmaakten van het verplegend personeel in een ziekenhuis of een RH/RVT hebben een definitieve inschrijving en visum gekregen. Alle personen die over één van de vele in de bijlage van de ministeriële rondzendbrief van 8 november 2006 opgesomde bekwaamheden beschikken en die uiterlijk op 31 december 2008 in die instellingen aan de slag waren, kunnen door de overgangsmaatregelen bovendien ook een voorlopige of een definitieve inschrijving krijgen. Zo konden veel mensen die daarvoor actief waren, bijvoorbeeld in de jaren '90 en zelfs vroeger, deze inschrijving krijgen.
Vanuit de vaststelling dat vele mensen hun dossier niet op tijd hadden ingediend - de termijn verstreek aanvankelijk op 31 december 2008 - verlengde ik deze termijn een eerste keer tot 31 december 2009.
Door de publicatie van het koninklijk besluit van 23 februari 2011 werden volgende maatregelen genomen:
1º de periode waarin de voorlopige registraties geldig blijven, werd verlengd van 14 februari 2011 tot 30 juni 2016;
2º de periode waarin de bijzondere opleiding van 120 uur kan worden gevolgd, werd verlengd tot 31 december 2015;
3º de datum van 31 december 2015 werd vastgelegd als uiterste datum voor de verzending van de aanvragen voor omzetting van een voorlopige naar een definitieve registratie;
4º de periode voor de indiening van de aanvragen tot voorlopige registratie werd verlengd en de uiterste datum werd vastgelegd op 30 juni 2012.
Het was nooit de bedoeling om de vervaldatum van de nodige beroepsactiviteitsperiode tot na 31 december 2008 uit te stellen. Dat zou immers een belangrijke juridische onzekerheid hebben gecreëerd, omdat men de mensen die hun dossier vóór 31 december 2009 indienden anders zou behandelen dan zij die het daarna indienden. Bovendien zou dit het niet-naleven van een recentere wetgeving hebben betekend: het personeel dat aan zorgkundigen toevertrouwde taken uitvoert moet immers, sinds 1 januari 2009, aan de criteria van het koninklijk besluit van 12 januari 2006 voldoen.
Er heeft ter zake nooit de minste verwarring of onduidelijkheid bestaan. Ik heb zelf ondubbelzinnig op alle parlementaire vragen ter zake geantwoord, net als op de vele brieven die ik van collega's ministers, werkgeversfederaties, vakbonden en kandidaat-zorgkundigen heb ontvangen.
De werkzaamheden in de interministeriële conferentie Volksgezondheid hebben verschillende mogelijkheden geboden om dit punt en het koninklijk besluit in voorbereiding te bespreken en te bevestigen.
In die context zorgden de overlegrondes voor het vastleggen van de opleidingsmodules, voor specifieke groepen met verschillende opleidingen en trajecten, waarmee laatstgenoemden de bekwaamheid van zorgkundige konden verwerven: deze `verkorte trajecten' worden toegepast.
Ik herinner er tot slot aan dat wie aan de voorwaarden voldoet en kan aantonen een inschrijvingsaanvraag te hebben ingediend, als zorgkundige mag werken.
Op 1 maart 2011 telde men in de RH/RVT 3004 personeelsleden die tussen 1 januari 2009 en 30 juni 2010 begonnen waren en die niet of nog niet als zorgkundige zijn ingeschreven. De werkgevers moeten het RIZIV vóór 30 september de gegevens meedelen betreffende de personeelsleden die vanaf juli 2010 in dienst zijn.
Ik zal u een overzicht op papier bezorgen van de backlog in de FOD op 10 juli 2011.
Met de omschrijving `achterstand' moet men omzichtig omspringen. Bij de 9377 dossiers die reeds werden geanalyseerd, kan de administratie het dossier meestal pas afhandelen na bijkomende informatie van de aanvrager ontvangen te hebben: de bal ligt dus in het kamp van de aanvragers.
Tot op heden werden 65 617 definitieve en 7508 voorlopige registraties, in totaal dus 73 125 registraties, als zorgkundige afgeleverd.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - De minister bevestigt dat het gaat om meer dan 3000 verzorgenden, die sinds 1 januari 2009 in de sector werken en nu dus allemaal uit de boot dreigen te vallen.
Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale. - J'ai reporté, expliqué, répondu ; le call center répond à toutes les questions. Évidemment, il faut faire la démarche ; je ne peux tout de même pas appeler chaque personne individuellement.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik beweer ook helemaal niet dat u een fout hebt gemaakt. Ik zeg alleen dat de sector een groot probleem heeft. Meer dan 3 000 verzorgenden moeten een relatief zware opleiding volgen om zorgkundige te worden, zo niet verdwijnen zij uit de sector. Ik geloof niet dat zij een dergelijke opleiding zullen volgen. Er zal dus een probleem rijzen.
De minister wijst op een juridisch probleem. Dat is mij niet helemaal duidelijk, maar ik zal dat verder onderzoeken.
De minister zou de sector kunnen helpen door de datum van 31 december 2008 te verschuiven naar 31 december 2010. In 2006 volstond een gewone aanvraag. Nu moeten de verzorgenden gedurende een heel jaar een opleiding volgen. Ik weet niet of veel werkgevers dat zullen willen betalen en of veel verzorgenden gedurende een jaar hun loopbaan zullen willen onderbreken. Zij dreigen integendeel uit de sector te stappen en ander werk te zoeken, terwijl er een groot personeelstekort is. Ik vrees dat dit zal ontploffen.