5-92COM

5-92COM

Commission des Finances et des Affaires économiques

Annales

MERCREDI 6 JUILLET 2011 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Bert Anciaux au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur «la manière dont les sociétés de gestion chargées de la perception des droits d'auteur pour la Sabam et de la rémunération équitable répartissent les montants non attribués» (nº 5-903)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De antwoorden op eerdere schriftelijke vragen over de wijze waarop de beheersvennootschappen omgaan met de inningen van Sabam en de billijke vergoeding, bevatten elementen die om meer toelichting vragen.

Zo verwijst de minister naar de auteurswet die de beheersvennootschappen het recht geeft om de niet toe te wijzen geïnde middelen te herverdelen. Over deze repartitie wordt beslist door een tweederde meerderheid van de leden van de algemene vergaderingen van de beheersvennootschappen. Ze komt ten goede aan rechthebbenden van de betrokken categorieën. Artikel 66sexies geeft de beheersvennootschappen de mogelijkheid om een deel van de geïnde rechten te bestemmen voor sociale, culturele of educatieve doeleinden, mits bepaalde voorwaarden worden ingevuld, waaronder een goedkeuring door een tweederde meerderheid en een maximum van 10% van de geïnde middelen. Deze regeling werd van kracht op 1 april 2010.

Bij voorbaat wil ik stellen dat zowel de scheppende als de uitvoerende kunstenaars en hun technische entourage alle rechten hebben om voor hun werk te worden betaald. Ik beklemtoon dat ik dit principe niet betwijfel. Integendeel, een correcte vergoeding blijft meer dan noodzakelijk, maar het systeem waarin deze vergoedingen worden geïnd, roept kritische vragen op.

Mag ik de minister hieromtrent een redenering voorleggen. De bijdragen voor Sabam en de billijke vergoeding zijn bestemd om de rechthebbenden te vergoeden. Iedereen die onder de wettelijke regels valt, betaalt deze bijdragen met als doel dat de rechthebbenden hun gerechtvaardigd deel ontvangen. Nu blijkt dat, ondanks alle moeite, een deel van de geïnde middelen niet aan een rechthebbende kan worden toegewezen. Deze som wordt dan opnieuw door de vertegenwoordigers van de rechthebbenden, die in dit geval duidelijk geen rechthebbenden zijn, autonoom en via eigen spelregels verdeeld. Ik illustreer dit met een passage uit het antwoord van de minister: `Enkel voor Sabam werd in 2009 een som van bijna 7,1 miljoen euro herverdeeld, zijnde de niet toegewezen middelen van 2006. Voor de billijke vergoeding werden geen cijfers'.

Deze manier van werken rammelt. Het gaat over inkomsten uit verplichte bijdragen van burgers waarvan blijkt dat ze niet aan de beoogde rechthebbenden kunnen worden doorbetaald. Op deze manier ontstaat er een parallel, nauwelijks gecontroleerd en helemaal niet transparant subsidiesysteem, waarbij middelen die werden geïnd op grond van een wettelijke verplichting, door particulieren worden herverdeeld. Het lijkt toch logischer te zijn dat de betalende burgers, of hun vertegenwoordigers, zijnde de overheid, het recht krijgen om over de aanwending van deze middelen te beslissen, uiteraard binnen de beleidsruimte waarin deze inningen werden gerealiseerd, dus artistieke activiteiten, bij voorkeur gericht op creatie of productie en vertolking. Daarbij zou men zich kunnen richten op de ondersteuning van beginnende artiesten en technici.

Zou het daarom niet veel consequenter, transparanter en doeltreffender zijn om onder specifieke voorwaarden de niet toegewezen geïnde middelen te verdelen over de gemeenschappen of onder instellingen zoals het Vlaamse CultuurInvest en een Franstalige tegenhanger?

Gaat de minister akkoord met mijn analyse dat de niet toegewezen geïnde middelen voor Sabam en de billijke vergoeding momenteel op een weinig gecontroleerde, niet transparante en helemaal geïsoleerde wijze worden verdeeld, dat deze verdeelwijze helemaal niet aansluit op het cultuurbeleid van de gemeenschappen en blijk geeft van een achterhaald en niet verdedigbaar corporatisme en dat daardoor een ondoorzichtig en ongewenst parallel circuit van subsidies ontstaat?

Deelt de minister mijn mening dat de niet toegewezen geïnde middelen beter door de betrokken overheden worden verdeeld, weliswaar binnen de oorspronkelijke doelstellingen waarvoor ze werden geïnd, namelijk de artistieke praktijk?

Volgt de minister deze redenering en is hij bereid om aan een dergelijke wijziging van de auteurswet mee te werken en hiervoor op korte termijn concrete stappen te doen?

De heer Vincent Van Quickenborne, minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen. - Als u mij vraagt of ik bereid ben op korte termijn de auteurswet te wijzigen, mijnheer Anciaux, dan kent u het antwoord al. U weet dat een regering van lopende zaken dat gewoon niet kan.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De Senaat kan dat voor u doen, mijnheer de minister.

De heer Vincent Van Quickenborne, minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen. - Hoe meer wetsvoorstellen er ingediend worden, hoe interessanter. Dus dien maar een wetsvoorstel in! Ik wacht er met spanning op.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - U kunt ons wel helpen. In lopende zaken hebt u daar de tijd voor.

De heer Vincent Van Quickenborne, minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen. - Maar we moeten ook de scheiding der machten respecteren. Een wetsontwerp kunt u van mij dus niet verwachten.

Ik ben het wel met u eens dat zowel de scheppende als de uitvoerende kunstenaars moeten worden vergoed en dat beheersvennootschappen zo efficiënt, snel, transparant en correct mogelijk de vergoedingen aan de rechthebbenden moeten uitkeren.

Het principe van de regeling inzake niet toewijsbare rechten, vermeld in artikel 69, is niet nieuw. Het werd ingevoerd met de goedkeuring van de auteurswet van 30 juni 1994. De wetgever van 1994 wilde dat de geïnde vergoedingen bij de juiste rechthebbende terechtkomen en niet aan een andere categorie rechthebbenden kunnen worden toegekend. Vergoedingen voor muziek kunnen bijvoorbeeld niet toegekend worden aan literaire auteurs of grafische kunstenaars en omgekeerd.

De gelden waarop artikel 69 van toepassing is, moeten een uitzonderingscategorie blijven. Alles begint met de regel dat de beheersvennootschap geen geld kan innen voor een werk of repertoire dat ze niet in haar beheer heeft. De beheersvennootschap dient alles in het werk te stellen om de sommen na inning ook aan de correcte rechthebbenden toe te wijzen. Slechts in uitzonderlijke gevallen, wanneer dit niet meer mogelijk blijkt te zijn, kan artikel 69 worden toegepast.

Het klopt niet dat er nauwelijks controle is op de niet-toewijsbare rechten. De commissaris-revisor moet over de aanwending van de sommen een bijzonder verslag opmaken. Bovendien ziet de controledienst voor de beheersvennootschappen erop toe dat de beheersvennootschappen hun activiteiten uitvoeren overeenkomstig de wet en hun statuten.

Intussen hebben we de vorige legislatuur een strenge wet aangenomen om de werking van de beheersvennootschappen te verbeteren en een grotere transparantie te creëren. Door het ontbreken van een regering met volle bevoegdheden is de uitvoering ervan met koninklijke besluiten problematisch, maar de wet moet er in elk geval voor zorgen dat ook in het dossier van de niet toewijsbare rechten meer transparantie en controle mogelijk worden.

Tot slot wil ik nog herhalen wat ik ook al tegen de Europees commissaris bevoegd voor auteursrechten heb gezegd, namelijk dat het hoog tijd wordt de Europese richtlijn over auteursrechten fundamenteel te wijzigen. Deze wetgeving dateert uit de vorige eeuw, is zeer klassiek en houdt op geen enkele wijze rekening met de technologische evolutie. Die technologie moet het vandaag mogelijk maken de band tussen consument en auteur te verbeteren en te versterken. Beheersvennootschappen moeten zich ook aan deze evolutie aanpassen en de niet toewijsbare rechten moeten sterk in omvang kunnen dalen.

Auteursrechten zijn bedoeld om auteurs te vergoeden. Tussenstructuren moeten het belang van de auteur vooropstellen. Hiervoor zijn initiatieven nodig. De uitvoeringsbesluiten waarnaar ik verwijs, zullen op korte termijn hieraan tegemoetkomen. Om die problemen tot een minimum te beperken moet, zoals ik al zei, op lange termijn in ons land en ook op Europees niveau de auteurswet drastisch worden gemoderniseerd.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Men kan perfect het systeem dat ik voorstel, realiseren en binnen de categorieën blijven voor de toewijzing. Men kan overheden bevoegd maken voor de rechten die niet toewijsbaar zijn en ze overhevelen en toch binnen de categorieën blijven voor de besteding.

Het principe moet zijn dat beheersvennootschappen niet innen voor rechten van niet aangesloten auteurs. Nu innen ze wel in dat geval, zelfs in grote mate. Eén bepaald jaar inde een grote beheersvennootschap 7,1 miljoen euro aan rechten die niet konden worden toegewezen omdat de auteurs niet tot die vennootschap behoren. Dat stoort me. Dat is tegen de geest van de wet. De minister heeft dat trouwens bevestigd.

Ik ben het ermee eens dat er, gelet op de technologische evolutie, in de toekomst een totaal nieuwe structuur moet worden uitgedokterd.

De heer Vincent Van Quickenborne, minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen. - Alles begint met de regel dat beheersvennootschappen geen gelden kunnen innen voor een werk of repertoire dat ze niet in beheer hebben. Wij zijn het dus op dat punt eens. Als u er weet van hebt dat het toch gebeurt, mijnheer Anciaux, moet u dat doorgeven en zal controledienst dat aanpakken. We hebben een goede controledienst met bekwame ambtenaren en die zullen in dat geval onmiddellijk die vennootschap op het matje roepen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Heel wat van die rechten wórden nu door die vennootschappen geïnd. Volgens mij is dat niet correct en gaat dat in tegen de geest van de wet, maar volgens u is het zelfs onwettig. Daar moeten we toch eens op doorgaan.