5-91COM | 5-91COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - De Deense logistieke groep DSV, huidige eigenaar van de NMBS-dochter ABX Logistics, werd veroordeeld tot een boete van 23,6 miljoen euro voor het niet respecteren van de Italiaanse mededingingsvoorwaarden, en dus het overtreden van de concurrentieregels door het Italiaanse ABX-filiaal Saima Avandero in de periode 2002-2007. DSV gaat tegen de veroordeling in beroep en hoopt op vrijspraak. Als toch een veroordeling volgt, zal DSV de boete terugeisen van de toenmalige eigenaars, zijnde tot 2007 het Belgische ABX en dus ook de NMBS.
Bevestigt de minister het bericht dat de NMBS Holding, toenmalig eigenaar van ABX, mogelijk wordt geconfronteerd met de eis van de huidige eigenaars voor de terugbetaling van een boete van 23,6 miljoen euro voor feiten die dateren uit de periode toen de NMBS nog eigenaar was? Hoe verklaart de minister dat de NMBS-dochter ABX in de periode 2002-2007 de Italiaanse regels met betrekking tot de mededinging niet respecteerde? Was de NMBS op de hoogte van een dreigend proces bij verkoop van ABX? In welke mate is de NMBS Holding beschermd tegen de claim van de huidige eigenaars, de Deense groep DSV? Welke verdedigingsstrategie hanteert de NMBS Holding in deze zaak?
Hoe groot of klein schat de minister de kans dat de NMBS Holding toch met een claim van 23,6 miljoen euro zal worden geconfronteerd? Hoe groot of klein schat de minister de kans in dat de NMBS Holding zal worden veroordeeld tot het terugbetalen van een boete? Als de kans hoog wordt ingeschat, zal de NMBS Holding dan provisies aanleggen?
Mevrouw Inge Vervotte, minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven. - In de eerste plaats wijs ik erop dat uw vragen betrekking hebben op een lopende gerechtelijke procedure, waarbij de NMBS Groep formeel nog geen partij is. Ik kan wel een antwoord geven, maar niet over het verloop en de uitkomst van die procedure. Ik kan wel de argumentatie geven die de NMBS heeft meegedeeld op basis van het verkoopscontract en de feitelijke gegevens waarover ze beschikt.
In de overeenkomst van 3 juni 2006, waarbij de ABX-groep werd verkocht aan 3i, heeft de NMBS Holding diverse klassieke garanties gegeven, de zogenaamde Representations and Warranties. In geval van inbreuk op deze garanties garandeert de verkoopsovereenkomst het recht van de koper om schadevergoeding te eisen, zij het met een aantal beperkingen, zoals het maximumbedrag van de schadevergoeding - 10 miljoen euro - en de termijn waarbinnen een vergoeding moet worden ingesteld.
Bij brief van 1 augustus 2008 meldde 3i aan de NMBS Holding dat in het kader van onderzoeken door de mededingingsautoriteiten in verschillende landen, een aantal ABX-vennootschappen vragen hadden ontvangen. 3i stelde in het schrijven dat het zich zal beroepen op de garanties uit de verkoopsovereenkomst indien een ABX-vennootschap schuldig zou worden bevonden aan inbreuken op het mededingingsrecht in de periode voorafgaand aan de verkoop. De NMBS Holding, bijgestaan door haar raadslieden, betwiste deze stelling van 3i. Na de verkoop van de ABX-groep door 3i aan DSV hernam deze laatste de stelling van 3i. De NMBS Holding is altijd bij haar standpunt gebleven dat ze niet aansprakelijk kan worden gehouden.
Op 16 juni 2011 verspreidde DSV, zonder de NMBS Holding vooraf op de hoogte te brengen, een persbericht waarin ze meedeelt dat de Italiaanse mededingingsautoriteit de Italiaanse dochter binnen de ABX-groep een administratieve boete van 23,6 miljoen euro heeft opgelegd voor inbreuken op het mededingingsrecht in de periode tussen 2002 en 2007. DSV kondigde aan dat het tegen deze administratieve beslissing in beroep zal gaan, maar ook dat ze elke schade die ze door dit mededingingsdossier zou lijden, zal terugvorderen van de vorige eigenaars van ABX, zijnde de NMBS Holding voor de periode tot aan de verkoop van de ABX Groep in 2006 en 3i voor de periode daarna.
De NMBS Holding was geen partij in het onderzoek van de Italiaanse mededingingsautoriteiten en kan dan ook geen gefundeerde uitspraken doen over de grond van dit dossier. De NMBS Holding en haar raadslieden blijven er bij dat er op dit ogenblik geen voldoende redenen zijn voor de betaling van een schadevergoeding omdat het onder meer betwistbaar is of de vordering tot schadeloosstelling regelmatig en tijdig ingesteld is.
Op grond van de overeenkomst van 3 juni 2006 waarbij de ABX-groep aan 3i werd verkocht, moest een dergelijke vordering immers uiterlijk 3 augustus 2008 worden gemaakt. De brief van 1 augustus 2008 wordt door de NMBS Holding als te vaag en beperkt beschouwd om als een geldige vordering te worden beschouwd. Iedere vordering ingesteld na 3 augustus 2008 is laattijdig.
Daarnaast staat het niet vast dat aan de voorwaarden voor schadeloosstelling voldaan is. Op grond van de overeenkomst van 3 juni 2006 moet DSV immers het bewijs leveren dat de NMBS Holding ten tijde van de verkoop aan 3i kennis had van de vermeende inbreuken op het mededingingsrecht en dit vervolgens bewust niet meedeelde aan 3i.
In elk geval, zelfs als de NMBS Holding door DSV aansprakelijk zou kunnen worden gesteld op grond van de verkoopovereenkomst met 3i, is die aansprakelijkheid contractueel beperkt tot 10 miljoen euro.
Als DSV in de toekomst schadevergoeding zou vorderen van de NMBS Holding, zal deze al het nodige doen en zich laten bijstaan om haar belangen in deze aangelegenheid te vrijwaren.