5-89COM

5-89COM

Commission des Relations extérieures et de la Défense

Annales

MARDI 5 JUILLET 2011 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Coopération au développement, chargé des Affaires européennes sur «les chiffres réels de l'aide au développement belge» (nº 5-1023)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De federale regering deelde, bijna triomfantelijk, mee dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking in 2009 steeg van 1,873 miljard euro naar 2,261 miljard euro. Met deze cijfers zou het aandeel van ontwikkelingssamenwerking in het bruto nationaal inkomennaar 0,64% gaan. Dat percentage zou het al zo lang beloofde aandeel van 0,7% benaderen.

Gejuich op vele banken en een trotse minister, ook al stelde ik hierover al eerder kritische vragen en leefde er koppige twijfel. Mijn argwaan werd meer dan bevestigd door de berekeningen van 11.11.11, de koepel van de Noord-Zuidorganisaties. Die wijzen uit dat er in 2009 niet echt sprake was van een stijging en dat het aandeel besteed aan hulp op de gewone 0,5% bleef steken. Zoals ik ook al eerder aanhaalde, bestaat een groot deel van wat België als ontwikkelingshulp aanrekent, uit het kwijtschelden van schulden, de opvang van asielzoekers in België en de steun aan buitenlandse studenten uit ontwikkelingslanden. 11.11.11 vindt, helemaal terecht, dat dit soort van uitgaven bezwaarlijk als ontwikkelingshulp kan worden aangerekend.

Niet alleen de omvang, ook de effectiviteit van de ontwikkelingshulp krijgt zware kritiek. 11.11.11 hekelt het gebrek aan transparantie, de versnippering van de budgetten en de warrige rapportage. België scoort hier, onder andere in vergelijking met bijvoorbeeld Groot-Brittannië en de Scandinavische landen, bijzonder zwak. Het Belgische beleid krijgt het dubieuze label `vis noch vlees', een aanpak zonder echte keuzes, van alles een beetje. De minister verdedigt zich door te stellen dat we ons houden aan de OESO-regels en dat er landen zijn die het nog veel slechter doen.

Beaamt de minister dat in 2009 inderdaad maar 0,5% van het bruto nationaal product aan echte ontwikkelingshulp werd uitgegeven en dat 11.11.11 gelijk heeft met zijn kritiek op het Belgische beleid ter zake?

Hoe weerlegt de minister de harde kritiek van 11.11.11 dat het Belgische beleid uitmunt in gebrek aan transparantie, versnippering van middelen en vooral in een erg slechte rapportage over wat er allemaal gebeurt? Wat vindt de minister van het predicaat `vis noch vlees', dat zijn beleid herleidt tot een weinig efficiënte mix van allerlei toevalligheden?

Vindt de minister dat zijn argumentatie dat alles verloopt binnen de OESO-richtlijnen en dat er nog landen zijn die het minder goed doen, getuigt van bevlogenheid, enthousiasme en doortastendheid?

De heer Olivier Chastel, minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken. - De hulpcijfers die België publiceert, zijn opgesteld conform de internationaal algemeen gebruikte OESO-DAC-regels voor het bepalen wat tot de officiële hulp mag worden gerekend, de ODA of Official Development Assistance. België respecteert deze regels. Meer nog, in de vergaderingen van de DAC Working Party on Statistics zet België zich er ook telkens voor in dat deze definitie niet verwatert of wordt uitgehold.

Voor de wettelijk vastgelegde norm van 0,7% van het bruto nationaal inkomen geldt de officiële overkoepelende definitie die OESO-DAC vastgelegd heeft.

Overigens zijn ook de Belgische hulpstromen die volgens de heer Anciaux niet tot de ontwikkelingshulp mogen worden gerekend, zoals het kwijtschelden van schulden, de opvang van asielzoekers in België en de steun aan studenten uit ontwikkelingslanden, de afgelopen jaren gestegen.

België publiceert sinds kort alle informatie over de hulpstromen gefinancierd door de directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking. Wij doen dat net vanuit een streven naar meer transparantie ten opzichte van de eigen burgers en pressiegroepen.

België heeft binnen het DAC mee geijverd voor het bereiken en goedkeuren van een consensus over een veralgemeende en verregaande transparantie, die in de toekomst ertoe moet leiden dat het delen van gedetailleerde informatie met partnerlanden en donoren algemeen gebruikelijk wordt.

België is sowieso reeds volkomen transparant over de hulprelaties met de partnerlanden: in de Indicatieve Samenwerkingsprogramma's, die lopen over vier jaar, worden alle details met betrekking tot de toekomstige hulpstromen systematisch gedeeld met de partners.

Maar 7% van de gouvernementele samenwerking gaat niet naar partnerlanden. Er is dus een enorme concentratie op de partnerlanden.

Nieuwe initiatieven en een nieuw kader dat door mijn voorganger met de indirecte actoren werd overeengekomen, moeten in de toekomst bijdragen tot meer complementariteit en synergie tussen gouvernementele en niet-gouvernementele samenwerking.

België rapporteert volgens de internationaal afgesproken regels en presteert daarin volgens OESO-DAC bovendien bovengemiddeld wat betreft tijdigheid, detaillering en kwaliteit. De diensten van de Bijzondere Evaluator nemen continu specifieke facetten van de Belgische samenwerking onder de loep. De verslagen hiervan zijn publiek. Momenteel wordt in een studie nagegaan hoe we de rapportage en communicatie over onze resultaten kunnen verbeteren. De resultaten van de studie zullen binnenkort worden bekendgemaakt.

De Belgische ontwikkelingssamenwerking heeft in 2009-2010 een uitstekend rapport gekregen in een peer review van de OESO over de kwaliteit en de pertinentie van de ontwikkelingssamenwerking. Niettemin werden enkele aanbevelingen geformuleerd, zoals de noodzaak aan een strategie op middellange termijn, aan transversale strategieën die synergie tussen de verschillende actoren moeten bevorderen, en aan meer beleidscoherentie. De Belgische ontwikkelingssamenwerking is al gestart met de uitvoering van deze aanbevelingen.

Mijn antwoord op het laatste deel van de tweede vraag geldt als antwoord op de derde vraag.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het antwoord overtuigt me niet helemaal. De OESO was zeer mild, maar 11.11.11 was bijzonder scherp. De minister moet er ook niet van uitgaan dat zijn voorganger altijd de juiste keuzes heeft gemaakt. Hij moet zelf keuzes durven te maken, ook al gaan die misschien in tegen die van zijn voorganger.