5-87COM | 5-87COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Tijdens de rechtszaak tegen seriemoordenaar Claudy Pierret dook een verhaal op over het inzetten van twee undercoveragenten.
Toen Pierret destijds bij gebrek aan bewijzen uit voorhechtenis vrijkwam, zette de federale politie twee agenten in. Onder de codenamen Gilbert en Ingrid probeerden ze met de beschuldigde vriendschap te sluiten in zijn stamcafé. Twee jaar lang poogden beide agenten een nauwer contact op te bouwen met de beschuldigde. In zijn getuigenis stelde Pierret echter nogal ontnuchterend dat hij zeer snel doorhad dat de agenten dubbel spel speelden en hem vooral willen verleiden tot indiscreties over zijn misdaden.
Het verhaal maakt het inzetten van undercoveragenten enigszins belachelijk. Als de persoon rond wie het onderzoek draait, meteen de misleiding doorheeft, vervalt de zin van de operatie. Toch waren de twee undercoveragenten nog twee jaar lang actief. Dat doet onvermijdelijk vragen rijzen over de relevantie van de methode en de kosten ervan.
Bevestigt de minister dat bij het onderzoek naar de misdaden van de beschuldigde, gedurende twee jaar twee undercoveragenten werden ingezet? Hoe evalueert de minister de operatie, als blijkt dat de persoon die werd onderzocht, de situatie meteen doorhad? Hoe verklaart de minister dat de operatie zo lang werd volgehouden, zonder dat ze informatie opleverde? Werd die toch wel erg dure methode voor het geval Pierret oordeelkundig aangewend? Wat zijn de criteria om undercoveragenten in te zetten en een operatie eventueel te verlengen?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - Mijn antwoord is bijzonder kort. Over het inzetten van undercoveragenten beslist de magistraat die belast is met de bijzondere opsporingsmethoden. Voor dat domein is de minister van Justitie bevoegd.