5-84COM

5-84COM

Commission des Relations extérieures et de la Défense

Annales

MARDI 28 JUIN 2011 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Demande d'explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Défense sur «la discipline des militaires en mission à l'étranger» (nº 5-994)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Onlangs verloor een Belgische stafofficier in Kunduz, Afghanistan, de controle over zijn handelen en veroorzaakte hij stomdronken een rel met Duitse militairen en met de Belgische Militaire Politie. De majoor, tweede in bevel bij de Belgische strijdkrachten in Kunduz, bleek niet bestand te zijn tegen zijn frustraties, die volgens hem werden veroorzaakt door de vele buitenlandse missies. Ook zijn aanstaande mutatie ingevolge de herstructurering binnen het leger speelde, volgens de berichten, een doorslaggevende rol.

Schandalen met Belgische militairen zijn niet uitzonderlijk, al worden ze in de pers wel breed uitgesmeerd. Al eerder ondervroeg ik de minister hierover en hij antwoordde toen dat hij over geen gedetailleerde informatie beschikte.

U weet dat ik me bijzonder verbaasde over dit gebrek aan monitoring, zeker in een organisatie zoals het leger, die van registratie en dossieropbouw een hoofddoelstelling maakt. Vaak gaat het om vechtpartijen van manschappen die even worden `losgelaten' en dan hopeloos ten onder gaan in alcoholmisbruik.

Het voorval in Kunduz ligt anders. Het gaat hier immers om een officier met een hoge graad en dito verantwoordelijkheid. Het Belgische leger blijkt een `two cans'-beleid te hanteren; de maximale alcoholconsumptie wordt beperkt tot twee blikjes per persoon. Deze regel wordt uiteraard con brio ontweken met allerlei sluip- en sluikverkeer. Wellicht hoort dit soort deviant gedrag tot de charme van het militair zijn, zoals dat ook gebruikelijk was en is op internaten met middelbare scholieren. Ik was acht jaar op internaat en ik kende ook de sluip- en sluikwegen.

Als ook topofficieren zich blijkbaar probleemloos te buiten gaan aan dit soort puberaal gedrag, moeten er echter vragen worden gesteld. Voor alle duidelijkheid: ik kan me wel degelijk voorstellen dat het in omstandigheden zoals in Kunduz wel eens tot uitbarstingen komt en ik heb begrip voor de druk en de bijzonder hoge eisen die aan de mensen daar worden gesteld.

Hoe verklaart de minister dat een topofficier en tweede in bevel op een buitenlandse missie zich op een totaal ongecontroleerde en hysterische wijze gedraagt? Tegen hoeveel officieren moest het leger sinds 2006 optreden wegens wangedrag?

Deelt de minister mijn mening dat dit geval niet zozeer het falen van een mens blootlegt, dan wel het disfunctioneren van een systeem? Kan de minister aanvaarden dat een topofficier blijkbaar bijzonder veel frustraties en problemen opstapelt zonder dat zijn omgeving dat merkt, zodat dit kan leiden tot gewelddadig en gevaarlijk gedrag? Vooral het feit dat zijn omgeving dat niet heeft gezien, baart mij zorgen.

Hoe komt het dat topofficieren, die op dergelijke missies onmiskenbaar een grote verantwoordelijkheid dragen, niet accurater en nauwlettender psychisch worden gevolgd? Beaamt de minister dat het leger hier schromelijk faalt in zijn personeelszorg?

Hoe zal de minister dit soort ontsporingen in de toekomst meer adequaat aanpakken en psychische zorg garanderen, al weet ik wel dat goede psychische zorg niet alle problemen kan opvangen? Verklaart de minister deze ontsporing vanuit het feit dat het leger de officieren niet als kwetsbaar beschouwt en van hen een vanzelfsprekende bovenmenselijke kracht veronderstelt? Het zou namelijk kunnen dat er een andere vorm van begeleiding en opvolging is voor officieren dan voor gewone soldaten.

Hoe beoordeelt de minister de effectiviteit van het alcoholbeleid bij buitenlandse missies? Beaamt de minister dat dit beleid vooral als windowdressing functioneert, maar dat het in de praktijk vlot wordt overtreden?

De heer Pieter De Crem, minister van Landsverdediging. - Sinds we in Afghanistan zijn, hebben ongeveer 10 000 Belgische militairen, waaronder enkele honderden officieren, daar ter plaatse opdrachten vervuld.

Ik kan me niet uitspreken over de feiten in Kunduz. Het federaal parket voert daarover momenteel een gerechtelijk onderzoek.

Sinds 2006 werd aan één officier een statutaire maatregel opgelegd voor feiten gepleegd in het buitenland. Ik benadruk dat op 5 jaar tijd en voor al onze militaire operaties in het buitenland aan één officier een statutaire maatregel werd opgelegd.

De ondersteuning van ons personeel in operaties is en blijft één van onze grootste bekommernissen én een doelstelling. Ook in buitenlandse operaties is het mijn eerste betrachting ervoor te zorgen dat de uitgestuurde militairen, rekening houdend met de omgevingsfactoren, in de beste omstandigheden hun taak kunnen opnemen.

Elke militaire operatie wordt ondersteund door een psychosociaal team, dat bestaat uit psychologen, raadgevers mentale operationaliteit, de zogenaamde RMO's, maatschappelijk werkers van de sociale diensten, de SSD, en psychologen en psychotherapeuten van het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) en het Centrum Crisispsychologie (CCP). De coördinatie gebeurt door de RMO.

Het psychologische en psychosociale steunconcept voorziet in een begeleiding gedurende de hele cyclus van de opdracht, zowel voor, tijdens als na de effectieve ontplooiing. Het doel is psychosociale problemen zoveel mogelijk te vermijden - de zogenaamde primaire preventie -, de problemen zo snel mogelijk te ontdekken en ze meteen aan te pakken - de secundaire preventie -, te zorgen voor een deskundige behandeling zodat gevolgen op lange termijn kunnen worden vermeden of beperkt - de tertiaire preventie.

Bij zendingen van lange duur in het buitenland wordt een psychologisch raadgever mentale operationaliteit, een RMO, meegestuurd, afhankelijk van de risico-inschatting en van de omvang van het gestuurde detachement. De meeste NAVO-landen werken op gelijkaardige wijze. Tijdens de voorbereiding van een zending worden de militair commandanten erop gewezen hoe belangrijk hun rol is voor de mentale weerbaarheid van hun medewerkers en is er bovendien aandacht voor de psychosociale zelfzorg als leidinggevende.

Defensie geeft voortdurend duidelijke richtlijnen inzake het alcoholbeleid tijdens buitenlandse missies. In buitenlandse missies is de commandant ter plaatse verantwoordelijk voor de controle van het alcoholgebruik door de militairen. Het respecteren van de bestaande richtlijnen is niet altijd vanzelfsprekend in een `multinational compound', een internationaal samengesteld detachement met eventueel onderling verschillende gewoontes. Niet alle landen treden even streng op als België. Onze aanbevelingen worden ook niet door alle anderen opgevolgd. In het geval van Kunduz wordt de controle inderdaad bemoeilijkt door de aanwezigheid van een groot aantal niet-Belgische drankgelegenheden binnen het kamp waar alcohol kan worden geconsumeerd. Het kamp in Kunduz is bovendien onder Duits commando geplaatst.

Met betrekking tot het incident in Kunduz heeft mijn Duitse collega, staatssecretaris Christian Schmidt, onmiddellijk mijn verontschuldigingen aanvaard en nogmaals de uitzonderlijk goede samenwerking tussen de Belgische en de Duitse militairen in Kunduz benadrukt.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik heb begrepen dat het geval in Kunduz verder wordt opgevolgd. Ik begrijp dat de situatie ter plaatse niet altijd een afdwingbaar beleid mogelijk maakt. Het belangrijkste is dat er over het algemeen een sterke psychosociale begeleiding is, niet alleen voor soldaten, maar ook voor officieren. De minister heeft me ervan overtuigd dat dit het geval is. Psychologische en psychiatrische begeleiding is zeer belangrijk in het leger en trouwens ook in de maatschappij in het algemeen. Die begeleiding kan nog beter.