5-964/2 | 5-964/2 |
24 MEI 2011
Nr. 1 VAN DE HEER MILLER C.S.
Art. 3
Dit artikel doen vervallen.
Nr. 2 VAN DE HEER MILLER C.S.
Art. 4
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De artikelen 3 en 4 wijken af van de bepalingen van artikel 318 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen. Die artikelen werden opgesteld op een tijdstip waarop het Parlement nog geen beslissing genomen had over de opheffing van het bankgeheim in het interne recht. Gelet op de inwerkingtreding op 1 juli 2011 van artikel 55 van de wet van 14 april 2011 houdende diverse bepalingen, is die afwijking niet langer nodig.
Op grond van voornoemde wet van 14 april 2011 wordt voormelde opheffing van het bankgeheim bovendien verkregen door een wijziging van artikel 322 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en niet door een wijziging van artikel 318 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, zoals oorspronkelijk voorzien was door artikel 50 van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen dat op 11 februari 2011 bij de Kamer werd ingediend.
De afwijking van artikel 318 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen waarin wordt voorzien door de artikelen 3 en 4 van dit ontwerp van instemmingswet is dus niet langer nodig. Om die reden wordt voorgesteld om die twee artikelen weg te laten.
Nr. 3 VAN DE HEER MILLER C.S.
Art. 5
Dit artikel vervangen als volgt :
« Binnen de 24 maanden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van het Protocol, mag de administratie buiten de termijnen waarin het intern fiscaal recht voorziet inlichtingen inzamelen :
— zoals bedoeld in artikel 27 van de Overeenkomst, zoals gewijzigd door het Protocol, en
— die betrekking hebben op belastbare tijdperken die aanvangen vóór de inwerkingtreding van het Protocol maar waarop de Overeenkomst, zoals gewijzigd door het Protocol, niettemin van toepassing is. »
Verantwoording
De redactie van artikel 5 wordt herzien teneinde duidelijk te laten blijken dat de uitbreiding van de onderzoekstermijnen − gedurende een tijdperk van 24 maanden − niet alleen van toepassing is op de inlichtingen die door de Finse administratie worden gevraagd aan de Belgische administratie, maar ook op de inlichtingen die door de Belgische administratie worden gevraagd aan de Finse administratie, hetzij om een belasting of een aanvullende belasting te vestigen overeenkomstig artikel 6 van het wetsontwerp, hetzij om over te gaan tot een belastingontheffing overeenkomstig artikel 7 van het wetsontwerp.
Nr. 4 VAN DE HEER MILLER C.S.
Art. 8
Dit artikel vervangen als volgt :
« De administratieve en strafrechtelijke sancties waarin het intern fiscaal recht voorziet ingeval van niet-naleving van de verplichtingen die voor de overtreder voortvloeien uit de onderzoeksmacht die aan de administratie is toegekend door het intern fiscaal recht, zijn van toepassing op de persoon die de verplichtingen niet nakomt die voor hem voortkomen uit de onderzoeksmacht die aan de administratie is toegekend door artikel 5 van deze wet. »
Verantwoording
Gelet op de nieuwe internrechtelijke bepalingen inzake de opheffing van het bankgeheim die voortvloeien uit de wet van 14 april 2011 houdende diverse bepalingen, zijn de administratieve en strafrechtelijke sancties waarin het intern fiscaal recht voorziet automatisch van toepassing op personen die weigeren om de bankgegevens te verstrekken die worden gevraagd bij toepassing van artikel 27, paragraaf 5 van de Overeenkomst, zoals gewijzigd door het Protocol.
Er moet dus niet langer naar dat artikel worden verwezen, noch naar artikel 3 van het wetsontwerp waarvan de weglating onderwerp is van amendement nr. 1. Het is dus enkel de verwijzing naar artikel 5 van het wetsontwerp die verder blijft bestaan.
Richard MILLER. Rik DAEMS. Sabine de BETHUNE. Marie ARENA. André du BUS de WARNAFFE. |