5-24 | 5-24 |
M. le président. - M. Bernard Clerfayt, secrétaire d'État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra.
De heer Rik Daems (Open Vld). - Ik maak op het ogenblik een tour van diverse beroepsfederaties en organisaties die de belangen behartigen van kleine zelfstandigen en kleine ondernemingen om na te gaan welke praktische maatregelen snel genomen kunnen worden om startende en kleine bedrijven te helpen. Gespreksonderwerp is vaak de huidige maximumgrens van de jaaromzet waaronder geen btw-plicht bestaat. Die ligt op 5 580 euro per jaar, wat neerkomt op minder dan 500 euro per maand. In diverse Europese landen blijkt die grens veel hoger te liggen. De hoogste grens die ik heb gevonden was 71 000 pond in Groot-Brittannië. Gemiddeld ligt de grens rond 25 à 30 000 euro.
Een niet btw-plichtig bedrijf kan een beperkte boekhouding voeren, moet geen boekhouder betalen, kan facturen zonder btw uitschrijven - en dat is dan de keerzijde van de medaille - maar kan ook geen btw recupereren. Kleine bedrijven met een kleine omzet of kleine kosten, die dus ook weinig kunnen recupereren, zouden bijzonder gebaat zijn bij het optrekken van de limiet.
Ik hoef er niet bij de zeggen dat een hogere limiet de administratie heel wat papieren rompslomp zou besparen. Een hogere limiet zou ook een stimulans zijn voor meer zelfstandige activiteit want een jaaromzet gelimiteerd tot 1000 of 2000 euro zet alleen maar aan tot niets doen of tot werken in een grijs circuit.
Is de minister bereid een parlementair initiatief te steunen om de limiet van 5580 euro op te trekken tot ongeveer 25 000 euro?
De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Het optrekken van de limiet kan inderdaad een positief effect sorteren bij kleine ondernemingen, maar we moeten de Europese richtlijnen volgen.
Ik lees nu het antwoord van de minister. Voor bedoelde regeling verwijs ik naar artikel 56, paragraaf 2, van het BTW-wetboek en het koninklijk besluit nummer 19 van 29 december 1992 met betrekking tot de vrijstellingsregeling. Kleine ondernemingen waarvan het omzetcijfer niet hoger is dan 5580 euro kunnen aldus belastingvrijstelling genieten en dienen geen btw aan te rekenen op de handelingen die ze verrichten. Die ondernemingen kunnen daarentegen de belasting geheven op de goederen en diensten die ze gebruiken voor het verrichten van hun vrijgestelde handelingen niet in aftrek brengen.
In 2004 stelde de Europese Commissie voor de lidstaten de mogelijkheid te geven de drempel van het jaarlijkse omzetcijfer op te trekken, zodanig dat de kleine ondernemingen tot een bedrag van 100 000 euro van btw zouden kunnen worden vrijgesteld. Dat voorstel, dat deel uitmaakte van een groter geheel, kreeg evenwel niet de steun van de lidstaten.
De tekst van het huidige artikel 285 van de richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 laat geen flexibiliteit toe inzake de drempelgrens van de bijzondere regeling. De lidstaten behouden evenwel de mogelijkheid een aanvraag tot afwijking in te dienen op basis van artikel 395 van genoemde richtlijn. Volledigheidshalve moet ik zeggen dat een aantal lidstaten een hogere drempel hadden voor de richtlijn van toepassing was en dat ze niet moesten afzien van hun nationale modaliteiten.
Op grond van bedoeld artikel 395 kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere afwijkende maatregelen voor genoemde richtlijn 2006/112/EG te treffen, om de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.
De maatregelen tot vereenvoudiging van de belastinginning mogen geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst van de lidstaat in het stadium van het eindverbruik. Dat legt uiteraard een sterke limiet op wat wij zelf kunnen doen.
Daarom moet de weerslag van de verhoging van de vrijstellingsdrempel zeker niet alleen worden beoordeeld op grond van de administratieve vereenvoudiging voor de betrokken ondernemingen, maar moeten eveneens rekening worden gehouden met de budgettaire weerslag van dergelijke maatregel.
Ziedaar het kader waarbinnen over een aanpassing van de maximumgrens kan worden gepraat en namens de minister kan ik zeggen dat er bereidheid is om een wetsvoorstel ter zake te steunen en de budgettaire weerslag ervan te laten onderzoeken.
De heer Rik Daems (Open Vld). - Het verheugt me dat de minister bereid is een wetsvoorstel te steunen en er de budgettaire weerslag van wil laten onderzoeken.
Ik weet ook dat een afwijking kan worden aangevraagd op basis van artikel 395 van genoemde Europese richtlijn. De moeilijkheid daarbij is dat er in de Raad unanimiteit moet zijn rond het voorstel van de Europese Commissie. Voor sommige landen is dat gelukt. Er bestaan dus precedenten waar we naar kunnen verwijzen.
Ik dank de minister voor zijn positieve houding tegenover een verhoging van de maximumgrens voor de jaaromzet, al zou ik eerlijk gezegd niet verstaan dat iemand daartegen kan zijn. Ik zal dan ook eerstdaags aan de verschillende fracties vragen het wetsvoorstel te steunen, dat ik in die zin zal indienen. Zo kan op korte termijn aan de Europese instanties een afwijking worden gevraagd en kan de nieuwe regeling op relatief korte tijd van kracht worden.
De enige discussie die wij onder elkaar nog moet voeren, betreft het bepalen van de maximumgrens voor de vrijstelling van de btw-plicht. Maar daar komen we wel uit.