5-66COM | 5-66COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het voorbije paasweekend waren er ernstige ongeregeldheden in het recreatiepark te Hofstade, dat wordt uitgebaat door Bloso, een agentschap van de Vlaamse overheid. Die problemen zijn noch nieuw noch onbekend en alleszins niet beperkt tot Hofstade. Ze zijn ondertussen, spijtig genoeg, bijna in alle recreatiedomeinen voorspelbaar wanneer vakantie en erg mooi weer samengaan.
Onmiddellijk na de ongeregeldheden in Hofstade formuleerde de minister van Binnenlandse Zaken een concreet voorstel, namelijk een bijna verplichtend advies aan alle recreatiedomeinen om het reglement van De Nekker in Mechelen, dat door de provincie Antwerpen wordt uitgebaat, letterlijk over te nemen. Hierin spreekt vooral de regel dat jongeren die zich eenmalig balorig gedragen, meteen de toegang tot dit recreatiepark wordt ontzegd, de minister aan. Ze droomt ook luidop om een dergelijk verbod meteen te veralgemenen tot alle soortgelijke parken en omgevingen.
Een daadkrachtig minister klinkt goed in de media, maar ik heb sterke twijfels bij en kritische vragen over die aanpak.
Op basis van welk onderzoek kiest de minister om het reglement van De Nekker als algemeen voorbeeld te stellen? Beschikt zij over wetenschappelijke conclusies die de doeltreffendheid bewijzen? Wie zal op welke wijze bepalen vanaf welk moment een gedrag balorig of ongepast wordt? Welke criteria moeten hier gelden? Moeten gradaties worden aangebracht? Vindt de minister het raadzaam dat een parallel circuit ontstaat waarbij, zonder tussenkomst van de rechterlijke macht, jongeren worden uitgesloten van de toegang tot publieke plaatsen, die vaak eigendom zijn van en uitgebaat worden door overheden? Vermoedt de minister niet dat dergelijke uitgesloten jongeren wellicht nog meer in een antisamenlevingsattitude vervallen en daardoor nog meer schade en ellende zullen veroorzaken voor de gemeenschap en voor zichzelf?
Hoe reageert de minister op de kritiek van onder meer het Vlaamse Kinderrechtencommissariaat dat haar optreden vooral symptoombestrijding is? Vele van die jongeren komen uit sterk verstedelijkte gebieden met weinig publieke ruimte en lijken zich vooral te vervelen. Zullen dergelijke straffen de problemen niet verplaatsen naar veel minder controleerbare omgevingen? Denkt de minister ook aan andere instrumenten of methodes om deze problemen te beheren en te beheersen? Is de oplossing - de verbanning van stoute jongeren - wel uitvoerbaar? Kunnen al die domeinen hermetisch worden gesloten? Is voldoende gekwalificeerd toezicht aanwezig?
Bij de rellen van het voorbije paasweekend had de minister het over tweehonderd jongeren die zich misdroegen en waarvan er amper één werd aangehouden. Zal verbanning van die ene jongere enige verbetering met zich brengen?
Hoe komt het dat de politiediensten op dergelijke situaties niet meer proactief inspelen? Iedereen weet immers dat de samenloop van goed weer, vakantie en recreatiedomeinen, grote zwembaden en parken, bijna endemische problemen in zich draagt. De voorbije jaren bleek dit in verschillende locaties, onder meer in Hofstade, Huizingen, Sint-Niklaas en De Nekker. Hoe verklaart de minister het jaarlijkse partijtje paniekvoetbal bij dergelijke incidenten, liefst met flinke uitspraken in de media, maar zonder een basis die verder gaat dan wat symptoombestrijdend gemorrel in de marge?
Pleegde de minister hieromtrent al overleg met haar collega van Justitie en met de ministers van Jeugd van de gemeenschappen, teneinde de uitdagingen te op te nemen in een meer omvattend jeugdbeleid?
Ik heb vorige week, naar aanleiding van de commotie in Hofstade, een vraag om uitleg ingediend die volkomen bij deze vraag aansloot. Ik heb met de minister afgesproken dat zij die vraag ook nu zal beantwoorden.
Intussen zijn er in allerlei media afwijkende versies verspreid van de gebeurtenissen in Hofstade. Een moeder van enkele jonge kinderen, bijgetreden door andere aanwezigen, getuigde dat een oorspronkelijk kleine beperkte schermutseling tussen enkele jongeren, door het onoordeelkundig en disproportioneel ingrijpen van de agenten van een privébewakingsdienst compleet uit de hand liep. Ze grepen in toen het opstootje eigenlijk al aan het bedaren was en riepen de politie op. Die trad op met groot vertoon, gaf iedereen bevelen via megafoons en creëerde op die manier mogelijk en blijkbaar onnodig een opgehitste sfeer die uiteindelijk uitmondde in een grotere rel. In tegenstelling tot eerdere verhalen leggen deze getuigenissen de schuld van de opschudding dus vooral bij een onoordeelkundig optreden, vooral van de bewakingsagenten. De burgemeester ontkent dat en verwijst naar het oorspronkelijk relaas.
Is de minister op de hoogte van de evolutie in de verklaringen? Hoe evalueert ze deze verklaringen? Ik was er niet bij en ben ook niet verantwoordelijk voor het neerslaan of het realiseren van de rel, maar ik ga ervan uit dat de minister de juiste informatie heeft en ik wil graag weten hoe het werkelijk is gelopen. Werden de rellen inderdaad eerder veroorzaakt door het onoordeelkundig optreden van de ordediensten? Beschikt de minister over een gedetailleerd onderzoek? Zo ja, weerlegt of beaamt dat de getuigenissen van sommige aanwezigen? Zo neen, hoe komt het dat er bijna twee weken na de feiten, waarover de minister zich publiekelijk erg opwond en meteen grote maatregelen aankondigde, nog geen rapport is?
De heer Bart Laeremans (VB). - Ik neem in deze vraag om uitleg ook graag het woord, zij het uiteraard om de vorige spreker in belangrijke mate tegen te spreken.
Volgens hem is de opschudding ontstaan door het verkeerde ingrijpen van de bewakingsagenten, maar we mogen niet vergeten dat uiteindelijk drie politieagenten ernstig gewond raakten. Daar kunnen we toch niet naast kijken. Op een bepaald moment waren ook acht politieagenten door twee- tot driehonderd jongeren omsingeld. Misschien waren die niet allemaal even kwaadwillig of agressief en zaten er ook meelopers tussen, maar het gaat in elk geval om zeer ernstige feiten. Dat politiemensen gewond raken, daar mogen we niet licht overheen gaan.
Intussen heeft onze partij de minister in de Kamer ondervraagd en heb ik zelf ook vorige week vragen gesteld in de Senaat. Zo werd er toch een tipje van de sluier opgelicht. Eén jongere die is aangehouden en vervolgd, dat is natuurlijk veel te weinig, maar het is een begin en daarmee wordt een eerste klein voorbeeld gesteld.
Verder is het Vlaams Belang vragende partij voor een veel strengere controle, inderdaad naar het voorbeeld van de Nekker, maar ook van Huizingen. Wij waren in Huizingen al veel langer vragende partij voor een veel strenger reglement met differentiatie in betaling en dergelijke meer, maar we werden jaren genegeerd en de problemen bleven maar bestaan. Zodra onze voorstellen in de praktijk werden gebracht, is het daar rustig geworden. We zijn dus zeer tevreden en de oplossingen van Huizingen kan men in belangrijke mate zeker naar Hofstade exporteren.
Zeer binnenkort komt er in Hofstade ook een gecontroleerde toegang, waarbij van iedereen de identiteit wordt gevraagd. Bovendien zal iedereen die ouder is dan twaalf jaar en van verder dan de drie buurgemeenten komt, vijf euro toegangsgeld moeten betalen.
Op die manier zal er veel meer controle gebeuren op wie er allemaal binnenkomt en dit zal op zijn beurt een ontradend effect hebben. Het lijkt me overigens niet onlogisch dat jongeren die naar een mooi onderhouden plas gaan, daar een beperkte entree voor betalen.
Mijn vraag is vooral hoe de minister databanken zal opmaken van kwaadwillige amokmakers die elders al de toegang is ontzegd. Heeft ze bijvoorbeeld al databanken van amokmakers die al eens werden onderworpen aan maatregelen van een jeugdrechter? Kan ze die jongeren op een of andere manier nu al inventariseren en ze uit dit soort van locaties weghouden? Overweegt ze een geïntegreerd databestand op te maken voor het hele land? Denkt ze dat nog dit jaar te doen of klopt het dat het er pas tegen volgend jaar zal zijn?
Zal ze een regeling uitwerken naar analogie met die voor de voetbalhooligans? Is de software daarvoor beschikbaar? Kan dat gebeuren conform de privacywetgeving, zodat de regeling zeer vlug van start kan gaan?
Daarnaast wil ik ook graag vernemen of de minister iets zal doen tegen het dealen van drugs in en rond die domeinen. Dat is een van de kwalen die we vaststellen, niet alleen vlakbij de zwemvijver, maar ook in de lanen, de bosjes en de dorpen rond de domeinen. Ik heb zelf kunnen zien dat jongeren ergens in een van die dorpen afspreken om vandaar samen naar een bepaalde locatie in een van die domeinen te gaan. Als men dat wil, kan men dit bestrijden met politiemensen in burger, maar tot nu toe heeft men dat, zeker in Hofstade, niet willen doen. Wenst de minister ook hiertegen op te treden en zal ze ervoor zorgen dat ook de drugsoverlast wordt aangepakt?
M. Gérard Deprez (MR). - Je me joins à la demande d'explications de M. Anciaux concernant la sécurité dans les domaines récréatifs.
Madame la ministre, nous traitons d'un problème qui risque de s'aggraver dans les années à venir. Je me demande en effet si l'on va contrôler tous les jeunes à l'entrée des domaines récréatifs. Ces derniers devront-ils tous être clôturés ? Comment d'ailleurs contrôler tous les accès possibles ?
Par ailleurs, en ce qui concerne votre banque de données, je ne sais pas sur quels critères on se base pour considérer quelqu'un comme un présumé fauteur de troubles. Se base-t-on sur la couleur de sa peau ? Sur la casquette qu'il porte ? Sur le fait qu'il se déplace en bande ?
Comment cette base de données est-elle constituée et qui y a accès ? Comment, du reste, peut-on en sortir ?
Il faut éviter d'en arriver à des situations telles que celle décrite par la presse : « Tous les citoyens de la zone d'Anvers qui ont pris le bus ce week-end pour se rendre au domaine récréatif De Ster à Sint-Niklaas ont été contrôlés par la police qui a demandé à tous ceux qui étaient présents dans le bus de présenter leur carte d'identité et chaque personne a été photographiée dans le but de pouvoir identifier si nécessaire ultérieurement d'éventuels fauteurs de troubles ».
Il ne faut pas que demain, la Flandre puisse demander, pour les jeunes Bruxellois, une espèce de dérogation au système Schengen et que tous les jeunes de couleur qui quittent la région bruxelloise le dimanche doivent présenter leur carte d'identité et être photographiés. Ce dossier est sérieux et grave mais il faut l'aborder en évitant les dérapages que je viens d'évoquer.
M. le président. - Dans toutes les sociétés, il y a toujours eu des jeunes qui créaient des difficultés. L'élément neuf, c'est qu'ils ont parfois une certaine couleur de peau. À Molenbeek, il y a quelques dizaines d'années, nous avions des groupes aussi perturbateurs que ceux que nous connaissons aujourd'hui. La seule différence, c'est que les personnes qui en faisaient partie n'avaient pas la même couleur de peau. Il faut faire très attention. En général, les jeunes sont plus turbulents que les vieux. Il faut trouver des solutions pour faire régner l'ordre public sans pour autant stigmatiser la jeunesse.
Une dernière information : ce matin, j'ai reçu une lettre du bourgmestre de Zemst sollicitant une rencontre avec une série d'autres bourgmestres pour discuter du problème. J'ai rédigé une apostille disant que je n'étais pas hostile à une rencontre même si de prime abord je ne vois pas très bien pourquoi le bourgmestre de Molenbeek devrait s'occuper des problèmes de Zemst. Quoi qu'il en soit, si je peux apporter une aide, ce sera bien volontiers. Je me propose donc d'assister à cette réunion. Si je ne suis pas libre le jour venu, j'enverrai un collaborateur.
Des problèmes avec les jeunes, j'en ai aussi à certains moments. Nous y faisons face comme nous pouvons par de la prévention, de l'accompagnement et, au besoin, de la répression. Nous ne pouvons pas laisser tout faire. Les zones de jeux, même les plus petites, sont des lieux où apparaissent souvent des difficultés en fonction des tranches d'âge. Des groupes d'adolescents prennent possession de tout l'espace après en avoir chassé les mamans et les petits. Le problème est récurrent. Il faut pouvoir y répondre intelligemment.
De heer Dirk Claes (CD&V). - Ik kan hier spreken vanuit mijn ervaring met het gemeentelijk recreatiedomein van Rotselaar. Dat is een vrij groot domein, waar ook Franstaligen komen. Tot nu toe verloopt alles er vrij goed, maar na de feiten in Hofstade, dat op 25 à 30 km ligt, beginnen ook mensen van Rotselaar zich bezorgd af te vragen of dat fenomeen zich niet zal verplaatsen, zeker als men in Hofstade entree gaat vragen.
Persoonlijk pleit ik sterk voor een gezamenlijke aanpak voor alle recreatiedomeinen, mogelijk gedifferentieerd naar de grootte van het domein. Ik ben dan ook blij dat de minister komende donderdag een studiedag over recreatiedomeinen organiseert.
Belangrijk is ook dat we kiezen voor een zo positief mogelijke aanpak. Het doel moet blijven de vrije tijd zo aangenaam en zo nuttig mogelijk door te brengen. Natuurlijk moeten we kunnen optreden als er problemen zijn en moeten we de middelen daarvoor hebben. Misschien moeten we in het parlement onze volle steun geven aan het voorstel van de minister, zodat het sneller kan worden gerealiseerd. We zijn toch hier om elkaar te helpen. Waarom zouden we die uitdaging niet aangaan en met het kabinet overleggen hoe we in het parlement mee die voorzet kunnen geven?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - Het basisprincipe is dat een paar amokmakers het plezier van velen niet mogen bederven. In absolute cijfers gaat het om een zeer klein segment. Ik heb de voorbije dagen ook nooit begrepen waarom men het alleen over Brussel had. De bussen die naar De Ster gingen, werden gecontroleerd en daarbij bleek dat de inzittenden uit Antwerpen kwamen. Het gaat om jongeren die bij mooi weer de stad ontvluchten op zoek naar een zwembad, tennisvelden en andere recreatiemogelijkheden. Recreatiedomeinen zijn daartoe zeer geschikt omdat ze laagdrempelig zijn. Als amokmakers zich verplaatsen van de stad naar het recreatiedomein, moet het probleem ook daar worden aangepakt.
Op de vergadering met de beheerders van de recreatiedomeinen die vandaag plaatsvond, waren negentig aanwezigen, wat erop wijst dat er een grote nood is aan informatie over de wettelijke mogelijkheden en over de manier waarop een veiligheidsketen kan worden tot stand gebracht die zowel preventie als repressie tegen een paar enkelingen mogelijk maakt.
Het eerste doel van de vergadering van vandaag is een lijst opstellen met de good practices die op het ogenblik bestaan. Binnenlandse Zaken zal hiervan een draaiboek maken. De Nekker werkt met een intern reglement, een contract tussen de recreant en de exploitant van het recreatiedomein, waarin wordt overeengekomen dat wie het contract schendt, de toegang tot het domein kan worden ontzegd. Een ander recreatiedomein werkt met het `grotebroerprincipe', waarbij `moeilijke' jongeren ouderen meebrengen om moeilijkheden of rellen te voorkomen. Op andere plaatsen is er camerabewaking, zijn er gemeenschapswachten of is er samenwerking met openbare vervoersmaatschappijen. Ook gaan we na op welke manier de bestaande gemeentelijke administratieve sancties kunnen worden toegepast.
Vandaag stellen we dus een overzicht op van alles wat bestaat, eventueel met het oog op een harmonisering of om inspiratie op te doen.
Het interne reglement van De Nekker is gebaseerd op artikel 1183 van het Burgerlijk Wetboek en is een contract tussen twee partijen.
Ik ben bereid in te gaan op de suggestie van senator Claes om de expertise waarover mijn administratie beschikt, met de commissie Binnenlandse Zaken te delen met het oog op wetgevend werk ter zake. Niet mogelijk is dat recreatiedomeinen de gegevens over amokmakers delen. In dat verband zijn er twee mogelijkheden. Ofwel een aanpassing van de wet met het oog op de uitbreiding van de gemeentelijke administratieve sancties, ofwel een nieuwe wet, naar analogie met de voetbalwet, waarbij een soort databank wordt opgericht, met respect voor de privacy, en waarbij voor een bepaalde periode aan amokmakers de toegang wordt ontzegd.
La loi sur les matchs de football prévoit que c'est toujours pour une période limitée pouvant aller d'un jour à six mois. Cela dépend de la gravité des faits. Nous sommes en train de réfléchir pour voir si nous ne pourrions nous inspirer du même principe.
En tout cas, je ne partage pas l'opinion des personnes qui disent qu'il s'agit de cas isolés.
Soms is het Hofstade, dan is het De Ster in Sint-Niklaas, dan weer ergens anders. Het gaat duidelijk niet om een eenmalig probleem waarbij de minister aan complete overacting doet. Het gaat om een structureel probleem. Wie in Mediargus gaat kijken of met de directeurs van de recreatiedomeinen praat, weet dat zich al sinds 2003 geregeld problemen voordoen.
De veiligheidsketen is zeer belangrijk. Als ons draaiboek af is, zal ik de gegevens aan iedereen meedelen.
Je suis tout à fait d'accord avec M. Deprez quand il dit que lorsqu'il fait beau, les citadins ont besoin d'espace pour se détendre. Nous allons d'ailleurs nous concerter avec les Régions afin d'envisager des améliorations en ce sens. Le ministre Smet, par exemple, a suggéré la construction d'une nouvelle piscine à Bruxelles.
Ik viseer niet de jongeren uit Brussel. Als er morgen in het centrum van Brussel een recreatiedomein komt, zullen dáár misschien problemen ontstaan. De problemen blijven dan bestaan, zij het wel in Brussel. Dat is geen oplossing. Ik ga alleen na op welke manier van een recreatiedomein een plaats kan worden gemaakt waar mensen plezier kunnen maken als het goed weer is. Ik heb zelf bootjes verhuurd op een recreatiedomein. Ik ken dus de voordelen ervan.
In de eerste plaats wordt dus werk gemaakt van de uitwisseling van informatie zodat de ingrepen om de veiligheid te waarborgen, kunnen worden geharmoniseerd. Uiteindelijk kan dat leiden tot de creatie van een databank, die misschien nooit zal worden gebruikt omdat niemand erin wordt opgenomen. De problemen in de recreatiedomeinen zijn weliswaar niet zo ernstig als destijds in de voetbalstadions, maar ze zijn er wel en ze mogen niet worden ontkend.
Dat alles heeft uiteraard een kostprijs. Een toegangscontrole betekent dat het recreatiedomein moet worden omheind en dat het aantal ingangen wordt beperkt. Daaraan hangt uiteraard een budgettair plaatje vast. Dat moet worden besproken met de uitbaters van de recreatiedomeinen, die vaak provinciebesturen of andere overheden zijn.
De huidige kostprijs, ook voor de politie, is verantwoord. Als we de toestand laten verergeren, zullen de kosten alleen maar toenemen of zal op termijn de jongeren een laagdrempelige plaats van vertier worden ontnomen. Ik ben persoonlijk dan ook niet zo blij met prijsverhogingen of de beperking van de toegang tot jongeren uit de buurt. Er moet echt werk worden gemaakt van de veiligheid. Het voordeel van een recreatiedomein is dat er tegen een zeer lage prijs plezier kan worden gemaakt.
Op de vragen van heer Anciaux over het exacte verloop van de feiten kan ik nu geen antwoord geven. Ik heb nog geen tijd gehad om het exacte feitenrelaas op te vragen. Ik ben uiteraard bereid dat schriftelijk mee te delen. Nogmaals, het gaat er mij niet om bepaalde groepen jongeren te stigmatiseren of op de korrel te nemen of om bepaalde steden met de vinger na te wijzen. Ik wil een zeer beperkt aantal rotte appels eruit halen en duidelijk maken dat hun gedrag niet past in een recreatiedomein.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik dank u voor het uitgebreide antwoord, mevrouw de minister. Ik begrijp volkomen dat u op dat ene aspect schriftelijk zult antwoorden. Dat waardeer ik. U gaf een gematigd en degelijk antwoord dat mijns inziens toch wel in tegenstelling staat tot de vrij eenzijdige verklaringen die u in de pers hebt afgelegd. Maar goed, de pers geeft ook niet altijd alles weer wat iemand vertelt.
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - Media focussen inderdaad altijd op één aspect, op wat nieuw is en in dit geval dus op het feit dat de minister overweegt om een toegangscontrole bij recreatiedomeinen in te voeren. Dat is echter een ultiem middel en er gaan nog tien stappen aan vooraf. Vanmorgen op de vergadering had ik echter het gevoel dat de media zich wel gingen concentreren op het `grotebroerprincipe', dat een preventieve aanpak is. Daarvoor dient natuurlijk ook het parlement, mijnheer Anciaux, om het hele verhaal te kunnen brengen.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Inderdaad. Ook Belga focust vandaag weer helemaal op de toegangscontrole. Ik ben blij dat uw plannen veel gematigder en uitgebreider zijn.
Ik blijf echter met één bedenking zitten. We moeten inderdaad een oplossing vinden voor de systematische amokmakers. Is het invoeren van een zwaar controlesysteem wegens die enkelen wel de juiste weg? Daar moeten we eens goed over nadenken. Recreatiedomeinen mogen ook geen beschermde forten worden. U hebt zelf gezegd dat ze zeer laagdrempelig en toegankelijk moeten blijven, ook voor jongeren. Het moet een plezier blijven om ernaar toe te gaan. We moeten de amokmakers inderdaad kunnen aanpakken, maar dat mag niet de sfeer verpesten voor iedereen.
Ik ben het ook helemaal met u eens dat het een structureel probleem is, dat al vele jaren terugkomt, maar net daarom vond ik het vrij onbegrijpelijk dat er geen proactief beleid werd gevoerd. Ik ben dan ook blij dat u dat wel wil organiseren. Ik vraag genuanceerd te blijven kijken en u niet te laten opjagen, maar ook de ernst ervan te zien. Niemand heeft er belang bij het probleem te banaliseren. Het moet alleen in de juiste verhoudingen gebeuren.