5-22

5-22

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 12 MAI 2011 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Questions orales

Question orale de Mme Elke Sleurs à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «la consommation du sel et l'organisation de campagnes de prévention» (nº 5-141)

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Onlangs publiceerde professor Staessen een onderzoek over de effecten van zoutconsumptie op de bevolking. Hij concludeerde dat matig gebruik van zout niet tot minder hartaandoeningen leidt. Hoewel sterk overmatig zoutgebruik wel schadelijk kan zijn voor de gezondheid, werd aangetoond dat mensen die onvoldoende zout eten, net meer neiging hebben om cardiovasculaire problemen te ontwikkelen.

Die recente bevindingen gaan dus in tegen de uitgangspunten van het Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan van de minister, een plan dat bovendien niet tot haar bevoegdheden behoort. Sinds 2006 besteed de FOD Volksgezondheid heel wat federale middelen aan bewustmaking en het aanleren van gezonde voedingsgewoontes aan de bevolking. Een van de speerpunten was de campagne `Stop het zout'. In dit kader schreef de minister de gehele bevolking hetzelfde zoutarme dieet voor. Nochtans tonen cijfers aan dat cardiovasculaire aandoeningen sterk verschillen van gemeenschap tot gemeenschap. Men kan zich dan ook de vraag stellen in welke mate de campagne effectief heeft geleid tot een lagere incidentie van die aandoeningen. Niet voor niets zijn de gemeenschappen bevoegd om preventieve campagnes ter bescherming van de gezondheid in te stellen.

Ondanks die legitieme bezwaren werd het Nationaal Voedingsplan tussen 2006 en 2010 uitgevoerd. Dit plan, waarmee de federale overheid gedurende vijf jaar lang een beleid voerde buiten haar bevoegdheden, eindigde dan nog in een vreemde climax. In december 2010 riep minister Onkelinx immers de gemeenschapsministers van Media op het matje naar aanleiding van het volgens haar te hoge zoutgebruik in kookprogramma's. In de media stond destijds te lezen dat ze de betrokken ministers verzocht om politieke druk uit te oefenen op de openbare omroepen, zodat zout van het televisiescherm zou worden geweerd.

Dit en het feit dat er een rondzendbrief bestaat die voorziet in een Nationaal Voedingsplan 2010-2015, doet mij vermoeden dat de minister het gevoerde preventiebeleid inzake zout vurig wenst voort te zetten.

Het gevolg hiervan is dat het beleid zich op dit moment niet enkel ent op een fictieve grondwettelijke basis, maar dat ook de wetenschappelijke fundamenten ervan vandaag de dag worden ondergraven.

Waarom erkent de minister niet dat de gemeenschappen en niet de federale overheid bevoegd zijn om wetenschappelijk gefundeerde preventiecampagnes te organiseren? Hoe kan ze in tijden van besparing legitimeren dat zowel de federale overheid als de gemeenschappen naast elkaar ageren?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - Het probleem van de overconsumptie van zout en het verband met verhoogde risico's op cardiovasculaire problemen is steeds een punt van discussie geweest. Het is dan ook raadzaam rekening te houden met zoveel mogelijk studies die het onderwerp behandelen. De overgrote meerderheid van de studies toont aan dat er een zeker verband is tussen de overconsumptie van zout en het risico op cardiovasculaire aandoeningen. Het probleem van de overconsumptie van zout door de Belgische bevolking is voor de hele bevolking identiek.

Uit een studie van het WIV van 2010 blijkt dat de inname van natrium in Vlaanderen bijna hetzelfde is als in Wallonië. In beide regio's lag de inname bij mannen ongeveer 20% hoger dan bij vrouwen. Het onderzoek toont dus aan dat de zoutinname twee keer hoger is dan de door de WHO aanbevolen maximale inname van 5 gram zout per dag per volwassene.

Ik herinner er eveneens aan dat de zoutinname sterk van lidstaat tot lidstaat verschilt. Een vergelijking op Europees vlak over zoutinname heeft ons geleerd dat België tot de landen met de hoogste zoutinname behoort, meer in het bijzonder meer dan 10 gram per dag. Hongarije, Italië, Polen en Zwitserland zitten in dezelfde categorie. De zoutinname daalde wel in volgende landen: in Polen sinds 2000, in Finland sinds 1979, in Frankrijk sinds 2002 en in het Verenigd Koninkrijk sinds 2001.

Het uitvoeren van de Belgische strategie is dan ook hoogst noodzakelijk en een eenvormige uitvoering biedt alleen maar voordelen. België heeft via het NVGP op alle vlakken acties ondernomen. Ik geef enkele concrete voorbeelden.

Ten eerste, gegevensinzameling, onder meer op het vlak van voedselconsumptiepeiling: welke producten dragen het meest bij tot de zoutinname.

Ten tweede, samenwerking met de industrie en de horeca, met onder meer verbintenissen per sector en een zoutconvenant met FEVIA en Comeos, versterkte controles door het FAVV op het zoutgehalte in brood, gebruik van gejodeerd zout in brood via het zoutconvenant met de broodsector.

Ten derde, een informatiecampagne. Ik verwijs hiervoor naar www.stophetzout.be. Er werden 1,2 miljoen brochures en zoutmeters verspreid via de supermarkten, de apothekers en de ziekenfondsen en er bestaat samenwerking met verschillende media om de campagne te versterken, evenals een evaluatie van de campagne door het OIVO.

Ten vierde, monitoring van de herformulering en zoutinname, met onder meer impactsanalyse van de herformulering, uitgevoerd door de Universiteit Gent en het WIV, van zoutgehaltes en etikettering van voedingsmiddelen, via een onafhankelijke studie door het OIVO in kaart gebracht, evenals een 24-uursurineanalyse, door het WIV in 2009 uitgevoerd.

Een van de prioriteiten in het toekomstige Voedings- en Gezondheidsplan - al dan niet federaal - zal erin bestaan de samenwerking tussen de verschillende entiteiten te intensiveren om nog efficiënter te zijn en een gemeenschappelijk antwoord te bieden om de gezondheid van onze medeburgers te verbeteren, zowel in het noorden als in het zuiden van het land.

Daarnaast vestig ik er de aandacht op dat de brief over de kookprogramma's die ik de ministers van Media in januari jongstleden heb gestuurd bij mijn collega van de Vlaamse regering een positieve weerklank vond. Ze betuigde mij bij die gelegenheid in een brief van 27 april haar steun voor het Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan en zijn doelstellingen.

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Aangezien de minister inderdaad het plan verder wil uitvoeren, hoop ik dat ze zeker contact opneemt met de gemeenschappen. Uit de nieuwe medische gegevens blijkt immers niet alleen het nut van preventie maar ook dat het belangrijk is te werken met doelgroepen waardoor men bij de gemeenschapsbevoegdheid terecht komt.