5-20

5-20

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 7 APRIL 2011 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Johan Vande Lanotte aan de minister van Klimaat en Energie over «de wettelijke basis van de vraag van de CREG in verband met tariefwijzigingen» (nr. 5-108)

De heer Johan Vande Lanotte (sp.a). - Enkele dagen geleden besliste de CREG de tussentijdse verhoging van de distributienettarrieven van Eandis goed te keuren. Ik heb daar enkele vragen bij. Mijns inziens zijn tussentijdse verhogingen volgens de bestaande wetgeving, namelijk artikel 19 van het koninklijk besluit over de meerjarentarieven, enkel mogelijk als er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Die uitzonderlijke omstandigheden lijken mij er nu niet te zijn. Het verkeerd inschatten van een toekomstige evolutie kan je niet onder de noemer `uitzonderlijke omstandigheden' rangschikken. Volgens mij heeft de CREG dat ook vroeger al gezegd.

Graag vernam ik daarom hoe de minister deze uitzonderlijke omstandigheden interpreteert en of ze in deze situatie van toepassing zijn.

Daarnaast gebruikt de CREG als rechtsbasis richtlijn 2009/72/EG, meer bepaald het artikel 37, lid 10. De voorwaarden voor het gebruik van dit artikel zijn volgens mij evenmin vervuld. Het artikel bepaalt namelijk dat de CREG distributienetbeheerders kan vragen om de tarieven te wijzigen wanneer er bijvoorbeeld een distorsie van de markt is. De richtlijn houdt volgens mij niet in dat de vraag om de prijs te verhogen van de distributienetbeheerders zelf kan komen. Daar komt nog bij dat de richtlijn nog niet in onze wetgeving is omgezet. In dat geval mag de burger deze richtlijn, als ze duidelijk is, wel inroepen tegenover de overheid, maar mag de overheid ze niet inroepen tegenover de burger. Het Europees Hof van Justitie is daar in zijn vaste rechtspraak zeer duidelijk in. Als de CREG zich dus beroept op een niet omgezette richtlijn om een beslissing te nemen, dan overschrijdt ze haar wettelijke bevoegdheid.

Mijn conclusie luidt dat de CREG een beslissing heeft genomen zonder rechtsgrond.

Is de beslissing van de CREG in verband met de tarieven volgens de minister wettelijk?

De minister heeft volgens de wet momenteel nog een schorsingsbevoegdheid. Is hij van oordeel dat hij deze schorsingsbevoegdheid nog steeds heeft, aangezien dat in de toekomst niet meer het geval zal zijn?

In deze hele discussie gaat het ook over de vergoeding van de aandeelhouders: SUEZ en de gemeenten. De vergoeding die zij op dit ogenblik krijgen, schommelt tussen de 6 en 6,5% van de waarde van het netwerk. De winst staat hier volledig los van. Het is logisch dat de gemeenten vergoed worden, maar een rente van 6,5% voor een niet risicovolle belegging is toch zeer veel. Ik ben zelf gemeenteraadslid, maar vind dat we deze vaste vergoeding toch in vraag moeten stellen. Wat is de mening van de minister hierover?

De heer Paul Magnette, minister van Klimaat en Energie. - Artikel 29sexies van de wet van 1999 bepaalt inderdaad dat de Ministerraad, op initiatief van de minister, bij gemotiveerd besluit de uitvoering van beslissingen van de CREG kan schorsen. Het betreft dan beslissingen die strijdig zijn met de wet, die het algemeen belang schaden, of die volgens de Ministerraad niet in lijn liggen met het energiebeleid van het land.

Wanneer een grondige juridische analyse van de beslissing van de CREG zou aantonen dat de beslissing aan één van deze voorwaarden beantwoordt, moeten we toch vaststellen dat richtlijn 2009/72/EG, het zogenaamde derde pakket, voorziet in een consolidering van de autonomie van de regulator. De autonomie geldt voornamelijk op het vlak van de tarieven.

In overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie, met name het arrest van 28 oktober 2010, moet men na de omzettingstermijn, maart 2011, geen nationale maatregel aanwenden die strijdig is met de duidelijke bepalingen van vermelde richtlijn. De ontwerpen voor de omzetting van de richtlijn die worden besproken, voorzien overigens uitdrukkelijk in de afschaffing van de bepaling die dergelijke maatregelen van schorsing door de uitvoerende macht mogelijk maakt.

Voorzichtigheid gebiedt de uitvoerende macht dus om niet tegen deze beslissing in te gaan.

Dit gezegd zijnde, wil ik er nog even aan herinneren dat de wet van 27 juli 2005 het Hof van Beroep van Brussel de bevoegdheid gaf om te oordelen over de gerechtelijke stappen die genomen kunnen worden tegen beslissingen van de CREG. Die gerechtelijke stappen kunnen door iedereen ondernomen worden wiens belang geschaad wordt door een beslissing van de Commissie, eventueel in het kader van een kort geding in geval van een ernstig en moeilijk te herstellen nadeel.

Het Hof van Beroep van Brussel zal zich dus voortaan uitspreken over de wettelijkheid en het eventueel gebrek aan een wettelijke basis van een door de CREG genomen beslissing.

De heer Johan Vande Lanotte (sp.a). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Hij laat de vraag enigszins in het midden. Hij verwijst naar de rechtbank, aangezien hij niet bevoegd is. Dat hij niet bevestigt dat hij de wettelijke beslissingsbevoegdheid heeft, kan tellen als interpretatie.