5-57COM | 5-57COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - We hebben de voorbije maanden in de commissie voor de Justitie al een paar blunders van het parket en van onderzoeksrechters besproken. Mijn vraag handelt over een gerechtelijke fout van eind februari waar we het nog niet over hebben gehad.
Een verdachte van een steekpartij werd op maandag 21 februari vrijgelaten door de kamer van inbeschuldigingstelling omdat het Brusselse parket drie maanden na het gerechtelijk onderzoek nog geen eindvordering instelde. Daarom beslisten achtereenvolgens de raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling tot vrijlating.
Hoe verklaart de minister dit ernstige falen van het Brusselse parket? Zal de minister een onderzoek gelasten naar de schuldigen voor dit verzuim en hen, indien nodig, straffen? Zal de minister dit feit toevoegen aan de ondertussen beangstigde lange lijst van disfuncties van de justitiële en politiële apparaten in en van Brussel?
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Volgens de elementen waarover ik beschik, was de betrokkene gedetineerd sinds 3 april 2010. De onderzoeksmagistraat heeft het dossier op 23 november ter informatie overgezonden. Er zijn daarna verschillende procedures ingesteld. De complexiteit van die procedures brengt mee dat het parket het dossier niet lang genoeg in zijn bezit heeft gehad om tot een vordering te kunnen over gaan. De raadkamer heeft de betrokkene vervolgens op 4 februari 2011 onder voorwaarden in vrijheid gesteld. Op 21 februari heeft de Kamer van inbeschuldigingstelling die beslissing bevestigd.
Er moet worden onderstreept dat vrijheid onder voorwaarden - een alternatieve maatregel voor voorlopige hechtenis - aan dezelfde criteria is onderworpen als de afgifte van een aanhoudingsbevel en dus niet kan worden gelijkgesteld met een gewone en loutere invrijheidstelling. Hier bepaalt men zeer strikt onder welke voorwaarden iemand in vrijheid kan worden gesteld. Van deze maatregel wordt volgens mij overigens veel te weinig gebruik gemaakt, want op die manier zouden we het veel te grote aantal mensen in voorlopige hechtenis kunnen terugdringen.
Het is niet aan mij om commentaar te geven op een rechterlijke beslissing, maar ik kan uit dit verhaal wel afleiden dat de raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling van mening waren dat de openbare veiligheid niet in het gedrang kwam door het toekennen van die vrijheid onder voorwaarden.
In dit geval was de vrijlating het gevolg van het feit dat het parket geen vordering had geformuleerd en dat de procedure al veel te lang had geduurd. Wellicht hebben de raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling ook daartegen willen reageren.
Het parket-generaal van Brussel heeft de procureur des Konings intussen wel gevraagd om zo snel mogelijk schikkingen te treffen om de vorderingen in te stellen en de procedure versneld verder af te handelen. Ik hoop dat dit nu binnen de kortst mogelijke termijn wordt rechtgetrokken.
Er is dus niet echt een fout gemaakt, alleen hebben de raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling een correctie willen doorvoeren en tot spoed willen aanmanen. Ze hebben dat op een correcte manier gedaan. Zo functioneren nu eenmaal de instellingen. Als de ene niet snel genoeg werkt, komt er een reactie van een andere. Dat is de manier waarop de checks and balances en de check and double check in de praktijk werken. Ik denk dat het signaal begrepen is en dat men nu snel de zaak ten gronde zal voorbrengen.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik ben er evenmin voorstander van dat misbruik wordt gemaakt van de voorlopige hechtenis. Er zitten trouwens te veel mensen in voorarrest. In dit geval echter was de enige argumentatie waarom de invrijheidsstelling onder voorwaarden werd bevolen, dat het parket geen vordering had ingesteld. Als de raadkamer beslist tot vrijlating omdat het niet meer nodig is voor het onderzoek, dan is dat correct. Als echter de raadkamer een verdachte wil aanhouden, maar dat niet kan bij gebrek aan een vordering door het parket, dan heeft het parket een fout gemaakt. Bovendien had de raadkamer begin februari de invrijheidsstelling bevolen en had het parket toen beroep aangetekend. Op 22 februari moest de kamer van inbeschuldigingstelling de invrijheidsstelling bevelen bij gebrek aan vordering van het parket. Het parket had veertien dagen om een vordering op te stellen. Het is correct dat mensen worden vrijgelaten als er fouten door het gerecht worden gemaakt, maar ik begrijp niet dat het parket op twee weken tijd geen vordering kan instellen.
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - De instructies werden gegeven.