5-53COM | 5-53COM |
De heer Patrick De Groote (N-VA). - Recentelijk kwamen veel verkeersongevallen met vluchtmisdrijf in het nieuws. De politie moet in dat geval een beroep doen op ooggetuigen, als die er al zijn en/of ze moet forensisch materiaal vinden zoals verfresten, glassplinters of ander achtergebleven materiaal. Desondanks blijven heel wat ongevallen met vluchtmisdrijf onopgelost. Hoewel de straffen voor vluchtmisdrijf werden verzwaard, lijkt het schrikeffect niet afdoende om de eerste paniekreacties op te vangen van chauffeurs die een ongeval begaan.
Misschien ligt de oplossing in een toestel dat bij een aanrijding een `vingerafdruk' nalaat op het wegdek. Bij de preventie van inbraken wordt reeds gebruik gemaakt van innovatieve methoden zoals het `synthetische DNA'. Zou dat hier geen oplossing kunnen bieden?
Is hiernaar reeds onderzoek verricht? Wat is uw visie daarover? Wil u nagaan of de techniek van het synthetische DNA via een proefproject kan worden onderzocht? Onderzoekt u nog andere mogelijkheden om vluchtmisdrijven te voorkomen of om de opsporing technisch te vergemakkelijken?
De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. - Voor het antwoord op deze vraag ben ik te rade gegaan bij het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) van de Federale Overheidsdienst Justitie.
Het synthetische DNA wordt reeds gebruikt voor de opsporing van inbraken en diefstallen. Zo kan een verdachte aan de plaats van de misdaad worden gelinkt met behulp van een DNA-spray, of kunnen waardevolle voorwerpen worden gemerkt met een DNA-verf. Die producten zijn reeds in de handel verkrijgbaar.
Elk lot veiligheidsvloeistof (spray of verf) bevat een uniek stuk synthetisch DNA en een code die in een databank wordt geregistreerd. Als op een persoon of een voorwerp veiligheidsvloeistof wordt aangetroffen, wordt het synthetische DNA geanalyseerd. Met behulp van de databank kan dan het verband worden gelegd met het voorwerp waarop de veiligheidsvloeistof werd aangebracht.
Het NICC heeft geen weet van een toepassing van de techniek in de automobielsector behoudens voor diefstalbeveiliging.
Principieel is het mogelijk een toestel in de wagen te plaatsen dat in geval van een aanrijding een veiligheidsvloeistof met synthetisch DNA op het wegdek achterlaat. Enkele praktische bezwaren staan een directe toepassing hiervan echter in de weg. Zo zijn er heel wat verschillende types van ondergrond. De vloeistof moet zich hierop kunnen hechten, zonder te worden afgespoeld of door te sijpelen.
Elke wagen dient hiermee te worden uitgerust, zonder dat omwisseling tussen wagens onderling mogelijk is. Dit vergt een meerprijs voor elke wagen en extra controles.
Op plaatsen waar geregeld aanrijdingen zijn, zullen meerdere vloeistoffen worden aangetroffen die daar in de loop der tijd achtergelaten werden. De DNA-analyse zal in dat geval meerdere wagens aanduiden.
Elke veiligheidsvloeistof dient te worden geregistreerd. Dit vereist de aanmaak en het beheer van een databank. Gezien de aanwezigheid van buitenlandse wagens op onze wegen, dient deze bovendien op internationaal niveau te worden uitgebouwd.
Deze lijst van bedenkingen is niet exhaustief. De aanpak van een dergelijk project vereist een multidisciplinaire en internationale aanpak.
Ik herhaal dat het niet duidelijk is of iemand al bezig is met de toepassing van veiligheidsvloeistoffen in de automobielsector. Er kan dus evenmin worden ingeschat hoe ver het onderzoek hiernaar staat. Feit is dat het welslagen van dit project een multidisciplinaire aanpak op technisch gebied vereist. Aangezien synthetisch DNA een belangrijk hulpmiddel kan zijn bij het opsporen van voertuigen die betrokken waren in een ongeval, verdienen de mogelijkheden daarvan op zijn minst te worden onderzocht.
Dit is echter een schoolvoorbeeld van een onderzoek of project dat op grote schaal moet worden gevoerd, dus op Europees en nog beter op internationaal niveau.
Het NICC biedt diensten aan die de opsporing van het vluchtend voertuig kunnen ondersteunen. Ik denk onder meer aan het uitvoeren van merkherkenning aan de hand van verfsporen, lamp- of autoruitfragmenten of van plastic onderdelen.
Het NICC houdt de vinger aan de pols met betrekking tot nieuwe mogelijkheden die zich aandienen voor het opsporen van voertuigen die betrokken waren in een ongeval. Voor meer informatie daaromtrent richt de spreker zich bij voorkeur tot de minister van Justitie.
De heer Patrick De Groote (N-VA). - Ik heb begrip voor de bezwaren en de problemen en voor de verwijzing naar een Europese of zelfs een internationale aanpak. Alleszins waardeer ik het dat de staatssecretaris de moeite heeft genomen dit even onder de aandacht te brengen.