5-19 | 5-19 |
Mevrouw Inge Faes (N-VA). - Belgische rechters mogen geen uitzendingen op radio of tv verbieden. Met dit ophefmakende arrest legt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de censuur in ons land aan banden. Het arrest geldt ook voor kranten en weekbladen.
België is geen dictatuur, maar censuur bestaat hier wel degelijk. Het gebeurt geregeld dat een rechter een tv-uitzending verbiedt of een krant of tijdschrift uit de rekken laat halen. Meestal is dat omdat iemand zich in zijn privébelangen - vaak privacy - bedreigd voelt. Hoewel onze grondwet persvrijheid garandeert en voorafgaande censuur verbiedt, leggen sommige rechters in kort geding media aan banden. Soms ook op eenzijdig verzoekschrift.
Zo oordeelde een Brusselse rechter in 2001 dat een uitzending van het RTBF-programma Au nom de la loi over medische blunders niet mocht worden uitgezonden. Dat gebeurde op vraag van een neurochirurg, die vreesde dat hij in opspraak zou worden gebracht. In beroep en in cassatie werd die beslissing bevestigd.
Het Europees Hof voor de rechten van de mens besliste dinsdag echter anders. Verwijzend naar het Europees Verdrag voor de rechten van de mens zeggen de rechters in Straatsburg dat `de vrijheid van meningsuiting alleen beperkt kan worden met een zeer precieze wettekst'. De wet en de rechtspraak in België zijn over dit onderwerp echter allesbehalve precies, aldus het Europees Hof. Tenzij België zijn wetgeving aanpast en specifieke uitzonderingen omschrijft, moet een rechter zich voortaan onbevoegd verklaren.
Op basis van welke wettelijke bepalingen vaardigden de rechters tot nog toe voornamelijk publicatie- of uitzendverboden uit?
Dreigen in de toekomst geen problemen te ontstaan, nu er voor de burger geen mogelijkheid meer bestaat om een eventueel schadelijke uitzending of publicatie aan te vechten voor de rechter? Na de publicatie of uitzending van cowboyverhalen is de aangerichte schade immers moeilijk ongedaan te maken.
Betekent dit arrest het definitieve einde van de zogenaamde censuur door de rechter of plant de minister wetgevende initiatieven om, bijvoorbeeld, de privacy van de burger in bepaalde gevallen te kunnen beschermen?
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Mevrouw Faes is zeer snel. Ik moet nu al zeggen wat België zal doen ter uitvoering van een arrest dat op 29 maart door het Europees Hof van de rechten van de mens werd geveld.
Het arrest is belangwekkend. De vraag rijst of we nu een bijzondere procedure moeten starten om replieken te formuleren en na te gaan wat de juiste strekking is van het arrest.
Het uitgangspunt is hetzelfde voor iedereen: vrijheid van meningsuiting bestaat, maar is geen absoluut recht. De vraag is alleen op welke manier kan worden afgeweken van de grondwetsartikelen 19 en 25. In België baseert men zich hiervoor op de artikelen 584 en 1099 van het Gerechtelijk Wetboek, meestal in kort geding. De rechter moet uitspreek doen als persoonlijke belangen, subjectieve rechten, burgerlijke belangen strijdig zijn met de vrijheid van meningsuiting. Dat is nu precies een punt van discussie geworden.
Ik heb geen pasklaar antwoord. Moeten we wettelijke preciseringen aanbrengen? Krijgen we na Salduz nu een nieuw arrest van het Hof voor de Rechten van de Mens waardoor we de vrijheid van meningsuiting in België moeten herdefiniëren? Ik weet het niet, maar het is belangrijk de juiste strekking van het arrest te kennen.
Ik zal dus onmiddellijk advies inwinnen, onder meer bij het college van procureurs-generaal en de magistratuur. De eerste vraag die moet worden beantwoord is of we gebruik zullen maken van het rechtsmiddel om de zaak voor de Grote Kamer te brengen. Ik zal mevrouw Faes in elk geval op de hoogte houden van de beslissingen.
Mevrouw Inge Faes (N-VA). - Ik kijk uit naar de adviezen en ik wacht met interesse de beslissing van de minister af.