5-18 | 5-18 |
Mme Zakia Khattabi (Ecolo), corapporteuse. - Je me réfère à mon rapport écrit.
Mevrouw Helga Stevens (N-VA), corapporteur. - Dit wetsvoorstel werd in de Senaat ingediend op 23 maart 2011 naar aanleiding van de discussies die ontstonden rond de draagwijdte van artikel 84 van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen. Uit de hoorzittingen hieromtrent in de commissie voor de Justitie bleek immers dat er mogelijk problemen konden rijzen met de toepassing van dat artikel.
Artikel 84 van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen wil artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering wijzigen. Artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering regelt de minnelijke schikking. Het geeft het openbaar ministerie de mogelijkheid aan de verdachte voor te stellen een bepaalde geldsom te betalen en eventueel afstand te doen van bepaalde goederen. Indien de verdachte daarop ingaat, vervalt de strafvordering.
Artikel 84 van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen geeft procedureel aan het openbaar ministerie de mogelijkheid om ook een minnelijke schikking voor te stellen wanneer de strafvordering reeds werd ingesteld, inzonderheid tijdens het gerechtelijk onderzoek, maar ook op het niveau van de raadkamer, de correctionele rechtbank of het hof van beroep, naar analogie met wat reeds bestaat op het vlak van douane en accijnzen. Momenteel kan de minnelijke schikking enkel worden aangeboden in het kader van een opsporingsonderzoek.
De commissie voor de Justitie, aan wie dit wetsvoorstel werd voorgelegd, heeft het tijdens haar vergadering van 29 maart 2011 besproken, in aanwezigheid van de minister van Justitie en staatssecretaris Devlies.
La première modification porte sur l'article 216bis du Code d'instruction criminelle. Les professeurs Verstraeten et Masset ont attiré l'attention sur le fait qu'en matière financière, un certain nombre d'infractions étaient assorties d'un faux et devaient dès lors être considérées comme des crimes. Le champ d'application prévu dans le projet de loi portant des dispositions diverses risquait d'engendrer un manque d'effectivité pour le nouveau régime de transaction pénale.
Le texte à l'examen vise dès lors à adapter le champ d'application de la transaction. Deux conditions sont prévues. Le procureur du Roi pourra proposer une transaction lorsque le fait n'est pas de nature à devoir être puni d'un emprisonnement principal de plus de deux ans et lorsqu'il ne comporte pas d'atteinte grave à l'intégrité physique de la victime.
Le régime de la transaction prévu dans le projet de loi portant des dispositions diverses était par ailleurs de nature à porter atteinte au principe constitutionnel de l'indépendance du juge. La proposition vise à restaurer la compétence du juge en prévoyant que celui-ci vérifie les conditions d'application formelles de la transaction avant de constater l'extinction de l'action publique dans le chef de l'auteur.
La proposition de loi vise également à rencontrer deux remarques techniques du Service d'évaluation de la législation. La première était relative aux conséquences de la modification en matière de transaction pénale sur le régime de la médiation pénale. La proposition de loi précise les choses sur ce point. La seconde remarque visait à assurer une meilleure concordance entre les dispositions du Code d'instruction criminelle et les dispositions de la loi du 6 juin 2010 introduisant le Code pénal social.
Tijdens de algemene bespreking werd toegegeven dat met het voorliggend voorstel van reparatiewet tegemoet werd gekomen aan een aantal opmerkingen van de professoren die werden gehoord in het kader van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen.
Toch bleven er volgens enkele collega's nog een aantal onduidelijkheden bestaan. Zo vroeg de zinsnede `geen zware aantasting van de lichamelijke integriteit', zoals voorgesteld in artikel 2, 1º, om enige detaillering en nadere verduidelijking. Waarom werd trouwens enkel gekozen voor lichamelijke integriteit, en niet eveneens voor morele en psychische integriteit?
Verder werd gesteld dat het toepassingsgebied voor de minnelijke schikking in de wet best wordt beperkt door bepaalde misdrijven uitdrukkelijk uit te sluiten.
Hierop antwoordde de minister van Justitie dat er doelbewust werd gekozen voor lichamelijke integriteit en niet voor morele integriteit, omdat de minnelijke schikking momenteel bijvoorbeeld wel al gebruikt wordt voor smaad. Zoals nu geformuleerd, en mede dankzij de analogie met artikel 216ter, meende hij dat het niet nodig is een lijst op te maken van de uit te sluiten misdrijven. Dat is overigens zeer moeilijk, aangezien binnen elke kwalificatie zowel lichte als zware feiten kunnen bestaan. Het goed hanteren van voorliggende bepaling moet volstaan, mede gelet op de uitsluiting van de zware aantasting van de lichamelijke integriteit. De voorgestelde formulering is wettelijk, praktisch toepasbaar op het terrein en komt tegemoet aan alle verzuchtingen. Ook nu heeft artikel 216bis trouwens een algemeen toepassingsgebied.
(Voorzitter: de heer Armand De Decker, ondervoorzitter.)
Ook werden enkele vragen herhaald die al werden gesteld naar aanleiding van de bespreking van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen. Ze hadden betrekking op de vergoeding van het slachtoffer, de sociale en fiscale administratie en de hoofdelijkheid.
De minister van Justitie antwoordde dat in fiscale zaken de schade aan de fiscus dient te worden vergoed. Ook is er een inbreuk gepleegd op het Strafwetboek. De minnelijke schikking beoogt hetgeen men aan de maatschappij dient te betalen en niet aan het slachtoffer of de fiscus.
De geldsom die de procureur kan vorderen mag dus niet hoger zijn dan het maximum van de geldboete die in de wet is bepaald. Daar bovenop komt dat men eventueel zijn fiscale schulden moet hebben vereffend, dat men eventueel afstand moet doen van goederen, verbeurdverklaring, enz. De geldboete kan dus hoog oplopen.
Staatssecretaris Devlies bevestigde dat de fiscale administratie met betrekking tot fiscale fraude hogere boetes kan opleggen dan Justitie. In de nota Una Via, die in de gezamenlijke commissies Justitie en Financiën van de Kamer werd voorgelegd, werd ook een maatregel opgenomen waarbij de fiscale penale boetes verhoogd dienen te worden, zodat bij de toepassing van Una Via, zijnde dat een fiscaal dossier volledig door Justitie wordt behandeld, de fiscale penale boeten hoger kunnen zijn en ook een hogere strafmaat kan worden opgelegd dan nu het geval is. Una Via is uiteraard een globale nota, waarbij de minnelijke schikking slechts één aspect vormt. Deze nota zal verder worden besproken in de verenigde commissies in de Kamer op 26 april 2011.
De procureur kan een onderscheid maken tussen zware georganiseerde fraude, met eventueel internationale procédés, en andere fraude, zodat hij steeds moet afwegen of er slechts twee jaar gevangenisstraf moet worden gevorderd, dan wel meer dan twee jaar.
Voor zeer zware fraude zal de gevorderde straf hoger zijn. De procureur maakt altijd een in concreto beoordeling.
Inzake de hoofdelijkheid, verduidelijkt de minister dat een dader die een minnelijke schikking aangaat, het slachtoffer volledig moet vergoeden. Daarna kan hij zich eventueel tot de andere daders richten. De hoofdelijkheid brengt met zich mee dat men iedere dader voor het geheel kan aanspreken en dat de betrokken aangesproken dader van de andere daders moet terugvorderen. Betekent dit dat men de fiscale schuld van de andere dader moet betalen? De procureur zal de kwalificatie zodanig uitzuiveren naar datum en plaats dat men enkel zijn eigen fiscale schuld moet voldoen. De datum en plaats in de minnelijke schikking moeten worden gespecificeerd.
Wat de keuze voor de stuiting van de verjaring betreft, stipt de minister aan dat de concrete aanleiding voor deze bepaling de vaststelling is dat in zware fiscale misdrijven vaak verjaring dreigt. Men wil door de stuiting de verjaring verhinderen. De stuiting is eenmalig.
De procureur zal zich bewust moeten zijn van het feit dat een dader inzage kan vragen in het dossier. Hij moet het risico inschatten van het eventuele misbruik dat de dader van de informatie kan maken. De procureur is niet verplicht om in te gaan op een minnelijke schikking en aldus inzage te verlenen. Dat zal in concreto moeten worden ingeschat en kan moeilijk in de wet worden geregeld. Sowieso heeft de procureur, in het kader van de geheimhouding van het onderzoek, het prerogatief inzage in het dossier te verlenen. Er is dus geen schending van het geheim van het onderzoek.
La transaction telle qu'elle est proposée implique un aveu dans le chef de l'auteur.
La transaction est une reconnaissance de la culpabilité et entraîne une extinction de l'action publique.
On a demandé ce qu'il se passe lorsqu'une personne ayant accepté une transaction commet de nouveaux faits. L'auteur sera-t-il considéré comme étant en état de récidive ?
De minister antwoordde dat de minnelijke schikking, na vergoeding van het slachtoffer en een eventuele verbeurdverklaring, het verval met zich brengt van strafvervolging voor het betreffende feit. De minnelijke schikking wordt niet vermeld in het strafregister, maar er wordt wel melding van gemaakt op het inlichtingsbulletin dat ter beschikking is van de gerechtelijke overheden. Als een tweede analoog feit wordt gepleegd door de dader, zal het openbaar ministerie dus niet geneigd zijn opnieuw tot een minnelijke schikking over te gaan.
Un sénateur a souligné que la récidive n'est pas simplement basée sur la réitération de faits. La récidive implique non seulement des faits punissables mais aussi des faits punis qui sont réitérés dans un certain délai. S'il n'y a pas eu de sanction parce que l'action publique est éteinte à la suite d'une transaction, il ne peut y avoir de récidive au sens légal du terme.
Une sénatrice pense que cette remarque souligne la nécessité d'avoir un véritable débat de fond sur les conséquences de la transaction.
On a rappelé l'objection majeure soulevée par le professeur Masset, qui s'étonnait qu'une mesure modifiant aussi fondamentalement notre procédure pénale soit intégrée dans un projet de loi portant des dispositions diverses. L'extension du régime de la transaction pénale implique un débat sur la refonte globale de notre système de poursuites pénales. Il est probable que le professeur Masset reste critique à l'égard de la proposition de loi à l'examen.
De minister herhaalde dat bij een minnelijke schikking de procureur geen straf oplegt en dat dus ook niets in het strafregister wordt opgetekend. Het strafregister is bepalend voor de staat van wettelijke herhaling, overeenkomstig artikel 56 van het Strafwetboek. In de volksmond wordt het woord recidive gebruikt als iemand tweemaal dezelfde feiten pleegt, maar juridisch moet worden voldaan aan de bepaling in het Strafwetboek. Opschorting kan niet worden vergeleken, aangezien het een straf betreft die werd uitgesproken door de rechter. De minnelijke schikking is ook een consensuele procedure; men aanvaardt zijn aansprakelijkheid en het is een onweerlegbaar vermoeden van schuld ten aanzien van het slachtoffer; men erkent dus zijn schuld en vergoedt het slachtoffer. Het gaat om een consensuele procedure, waarbij de drie partijen akkoord gaan. Het gaat niet om afkopen. Het is een buitengerechtelijke procedure, waarbij men de vrije keuze heeft de minnelijke schikking al dan niet te aanvaarden.
De minister heeft verder bevestigd dat de minnelijke schikking niet kan worden beschouwd als een vonnis en dus niet openbaar is. De afspraken die met het parket worden gemaakt, zijn geheim en komen niet in aanmerking voor wettelijke herhaling.
Artikel 1 werd aangenomen met 9 tegen 8 stemmen.
Amendement 1 van de dames Faes en Stevens werd verworpen met 9 tegen 4 stemmen bij 4 onthoudingen.
Amendement. 8 van de heer Laeremans werd verworpen met 14 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
Amendement 9 van mevrouw Turan werd verworpen met 9 tegen 3 stemmen bij 5 onthoudingen.
Artikel 2 werd aangenomen met 9 tegen 5 stemmen bij 3 onthoudingen.
Amendementen 2, 3, 5 en 6 van de dames Faes en Stevens werden verworpen met 9 tegen 5 stemmen bij 3 onthoudingen.
Amendement 4 van de dames Faes en Stevens werd verworpen met 9 tegen 4 stemmen bij 4 onthoudingen.
De artikelen 3 en 4 worden aangenomen met 9 stemmen en 8 onthoudingen. Amendement 7 wordt verworpen met 9 tegen 4 stemmen en 4 onthoudingen.
Mme Khattabi a déclaré qu'elle s'abstiendrait lors du vote final. Elle salue l'effort des membres de la commission qui ont accepté de rouvrir le débat pour apporter des modifications au régime de la transaction pénale tel qu'il était défendu par le gouvernement. Elle ne peut cependant soutenir le texte car il ne va pas assez loin.
L'ensemble de la proposition de loi est adopté par neuf voix contre quatre et trois abstentions.
Mme Zakia Khattabi (Ecolo). - Pendant les débats, mon collègue, Philippe Mahoux, a relevé, comme moi, que la loi ne prévoyait pas de dispositions relatives à son entrée en vigueur.
La loi du 6 juin 2010 introduisant le Code pénal social entre en vigueur à une date fixée par le Roi et, au plus tard, le 1er juillet 2011. Cette loi vise à modifier la loi du 6 juin 2010, mais ne prévoit effectivement pas de dispositions concernant son entrée en vigueur. Elle produira dès lors ses effets le dixième jour qui suit sa publication au Moniteur belge, ce qui pourrait correspondre à une date antérieure à l'entrée en vigueur de la loi introduisant le Code pénal social.
Malgré le fait que le ministre ait affirmé en commission qu'il demanderait aux parquets de ne pas appliquer la proposition, cela entraîne, me semble-t-il, une confusion et une insécurité juridique qui ne sont pas souhaitables dans un État de droit. L'amendement déposé par mon groupe vise donc à introduire une date d'entrée en vigueur identique à celle de la loi du 6 juin 2010 introduisant le Code pénal social.
Mevrouw Inge Faes (N-VA). - Wij waren niet blij met de manier waarop de minnelijke schikking werd behandeld, maar we hebben ons constructief opgesteld tijdens de korte bijkomende bespreking van toch twee uur die de meerderheid ons gegund heeft. We willen een laatste poging doen om de pijnpunten weg te werken en zullen dus twee amendementen indienen om het toepassingsgebied van de minnelijke schikking te verduidelijken.
Het eerste amendement heeft betrekking op de lichamelijke integriteit, bepaald in artikel 2, waarmee de procureur rekening zou moeten houden en dat volgens ons niet alle noodzakelijke gevallen dekt. Het tweede amendement wil de minnelijke schikking strenger maken wanneer de rechter reeds uitspraak heeft gedaan over de zaak.
De toevoeging van de woorden `lichamelijke integriteit' heeft tot doel te verhinderen dat bepaalde misdrijven met ingrijpende fysieke gevolgen in aanmerking zouden komen voor de minnelijke schikking. Hoewel we van oordeel zijn dat lichamelijke integriteit geen juridisch begrip is en bovendien vatbaar is voor zeer veel verschillende interpretaties, willen we de meerderheidspartijen volgen die stellen dat het uiteindelijk de procureur des Konings toekomt hierover concreet te oordelen. Maar waarom die beperking tot de lichamelijk integriteit? Wat met de psychische integriteit? Misdrijven kunnen niet alleen ingrijpende fysieke gevolgen hebben, soms kunnen ze bijvoorbeeld uitsluitend een zware impact hebben op de psychische integriteit. Dat geldt voor misdrijven als afpersing, belaging en laster en eerroof. Is het maatschappelijk wenselijk dat iemand die jarenlang personen afperst of jarenlang mensen, en ook kinderen, stalkt, wegkomt met de betaling van een geldsom? Dat kan toch niet de bedoeling zijn?
Uiteraard heeft de procureur des Konings een grote marge in die gevallen, maar moeten we als wetgever niet ten minste de psychische integriteit in de wet opnemen? Dat lijkt ons een belangrijke verduidelijking.
We moeten ook rekening houden met het slachtoffer. In sommige gevallen zullen slachtoffers instappen in de logica van de minnelijke schikking om te vermijden dat ze in een proces voor de rechtbank opnieuw geconfronteerd worden met de feiten waarvan ze het slachtoffer zijn. Dit zou geen juist gebruik zijn van de minnelijke schikking. Ook belangrijk voor de slachtoffers is het vermijden van het gebruik van de minnelijke schikking in geval van recidive. Voor de maatschappij zal het ook moeilijk te begrijpen zijn dat iemand die keer op keer misdrijven pleegt, wegkomt met een minnelijke schikking. Daarom is voor ons de toevoeging van de psychische integriteit belangrijk, aangezien dit de procureur uitdrukkelijk verplicht om de impact op het slachtoffer en op de maatschappij in overweging te nemen, wanneer hij een minnelijke schikking overweegt.
Ons tweede amendement wil de voorwaarden voor een minnelijke schikking strenger maken wanneer de rechter reeds uitspraak heeft gedaan. Als een rechter al uitspraak heeft gedaan en een geldboete heeft opgelegd, mag de minnelijke schikking die daarna nog zou worden getroffen niet lager zijn dan wat de rechter heeft uitgesproken. De verdachte moet daarmee gestimuleerd worden om zo vroeg mogelijk in de loop van de procedure in te gaan op een mogelijk voorstel tot minnelijke schikking en zo zal de onafhankelijkheid van de rechter ook verzekerd worden.
Dit zijn geen ingrijpende veranderingen en ik hoop dan ook dat deze amendementen toch nog zullen worden goedgekeurd.
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Al die amendementen zijn al besproken. Wat de inwerkingtreding betreft, volgt elke wet best haar eigen logica. We kunnen dus de eigen logica van de diverse wetten waaraan wordt geraakt, beter ongemoeid laten.
`Psychische integriteit' is een moeilijk te hanteren begrip is. De fysieke integriteit is wel in de wet opgenomen. Let wel: het uitgangspunt is dat het vooral over fiscale en financiële misdrijven gaat. Het begrip `psychische integriteit' kan zeer breed gaan en zou voor veel moeilijkheden kunnen zorgen. Ook dossiers van smaad enzovoort moeten in aanmerking kunnen blijven komen voor een minnelijke schikking. Bij elke kwalificatie moet wel de nodige omzichtigheid worden in acht genomen en het gezond verstand worden gebruikt om aan te voelen wanneer een beroep kan worden gedaan op een minnelijke schikking.
Ik stel dus voor, zoals besproken in de commissie, om de vijf amendementen te verwerpen.
Mevrouw Inge Faes (N-VA). - Mijnheer de minister, als u zegt dat de psychische integriteit moeilijk te vatten is, vind ik dat dit niet anders is voor de fysieke integriteit. Wat is een zware aantasting van de fysieke integriteit? Dat is zeer subjectief. Wat voor de ene zwaar is, is voor de andere niet zwaar. We hebben ook in de commissie de opmerking gemaakt dat er in beide begrippen ruimte is voor interpretatie. We zouden ten minste het signaal moeten geven dat als er enkel psychische schade is, ook die in overweging kan worden genomen.
-De algemene bespreking is gesloten.