5-40COM

5-40COM

Commission de l'Intérieur et des Affaires administratives

Annales

MARDI 22 FÉVRIER 2011 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Demande d'explications de M. Bert Anciaux à la ministre de l'Intérieur sur «la dotation fédérale de base pour les zones de police locale» (nº 5-434)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De verdeling van de federale basistoelagen voor de lokale politiezones geeft aanleiding tot wrevel bij sommige burgemeesters. De klachten betreffen vooral het gebrek aan transparantie bij de berekeningen. Zo blijkt het bedrag per inwoner sterk te verschillen van gewest tot gewest: in het Vlaams Gewest is het bedrag gemiddeld 45 euro per inwoner, in het Waals Gewest gemiddeld 59 euro en in het Brussels Gewest gemiddeld 91 euro. De verschillen tussen de politiezones nemen soms gigantische proporties aan. Ter illustratie vergelijk ik de politiezone Halen/Herk-de-Stad/Lummen, die 28 euro per inwoner ontvangt, en de zone Brussel, die 180 euro per inwoner ontvangt. Dat geeft een verschil van 152 euro per inwoner per jaar!

Kan de minister in kort bestek verklaren op welke basis, met welke criteria en formules de verdeling van de federale basistoelage voor de lokale politiezones wordt bepaald? Verdedigt de minister het resultaat van die berekeningen en dus ook de grote verschillen tussen de gewesten die hierdoor ontstaan? Werd die wijze van verdeling al geëvalueerd en zo ja, met welke resultaten? Zo neen, hoe verklaart de minister het gebrek aan monitoring van dit belangrijke toelagesysteem? Kan de minister het grote verschil in toelage, zoals blijkt uit de illustratie, verdedigen? Vindt zij dit resultaat een gewenst effect van haar politiebeleid? Begrijpt zij de kritiek van sommige burgemeesters? Overweegt of plant de minister wijzigingen aan de wijze waarop de subsidies worden verdeeld? Wat zal de minister concreet ondernemen om minstens de transparantie van de berekeningen te verhogen?

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - Ik zal proberen deze materie in een kort bestek uit te leggen. Vooraf wil ik zeggen dat over deze ingewikkelde materie steeds grote openheid en transparantie met alle partners heerste. Zo werd onder meer intensief overleg gepleegd met de verenigingen van steden en gemeenten.

Eerst een woordje uitleg over de beruchte KUL-norm. De grootte van de gemeentelijke politiekorpsen vóór de hervorming was erg verschillend, terwijl de plaatselijke rijkswachtbrigades heterogeen verspreid waren over het hele land. Die ongelijkheid had als gevolg dat de verdeling van de federale toelage louter afhing van de plaatselijke politiële personeelssterkte. Daarom werd er geopteerd om bij de hervorming die historische scheefgroei recht te zetten en alle zones een proportionele federale inbreng te geven voor hun politie, ongeacht hoeveel rijkswachters naar de zone overgingen. Eerst werden de bestaande personeelsaantallen van de gemeentepolitie en de ex-rijkswachters van de plaatselijke brigades opgeteld. Dat aantal, meer dan 27 000 eenheden, werd vervolgens via een methode `virtueel' verdeeld over alle Belgische gemeenten. Dat gebeurde aan de hand van veertien omgevingsvariabelen met een voorspellende waarde inzake politiecapaciteit.

Die methode trachtte zoveel mogelijk de lokale specificiteit te vertolken in termen van politiële werklast en haar resultaat werd uitgedrukt als een berekening van een theoretische capaciteit per gemeente: de zogenaamde KUL-norm.

Een ongenuanceerde toepassing van deze objectieve verdeelsleutel was echter niet mogelijk. Voor veel zones was het verschil tussen de werkelijke kosten en de ontvangen dotatie immers te groot en te plots. Twee elementen speelden mee. Ten eerste, als de proportie ex-rijkswachters in het nieuwe korps meer dan 30% bedroeg, betekende de toekenning van de federale toelage op basis van een forfaitair bedrag een structureel deficit. Ten tweede zorgde ook de KUL-norm voor een verschil. Het reële politiebestand lag mogelijk hoger dan de berekende theoretische capaciteit, wat inhield dat de federale dotatie op een lager personeelsaantal werd berekend, zodat de zone het surplus zelf moest financieren.

Om daaraan tegemoet te komen werd een solidariteitssysteem ontwikkeld. Aansluitend zijn er ook nog de andere federale dotaties, die soms zelf al een correctie zijn op de basisdotatie, zoals bijvoorbeeld de bijkomende federale dotatie, naar aanleiding van de debatten inzake de meerkost.

Elke federale dotatie met betrekking tot de politie wordt sinds aanvang geregeld via een koninklijk besluit en telkens wordt in het Verslag aan de Koning omstandig omschreven hoe de bedragen worden berekend. Er is dus voldoende transparantie voor wie zich wil verdiepen in deze materie.

Wanneer het aantal inwoners bijvoorbeeld als criterium wordt genomen, krijgt men een totaal ander resultaat dan wanneer men de oppervlakte als criterium zou nemen.

Ik stel vast dat, alle federale steun in acht genomen, namelijk de basisdotatie, de aanvullende dotatie, de sociale dotatie, het Verkeersveiligheidsfonds, het Europees toppenfonds voor Brussel en de nieuwe enveloppe van 7,72 miljoen euro die we vorig jaar hebben gekregen, de verdeling tussen de drie gewesten redelijk logisch is wanneer men ze toetst aan het aantal politiemensen in de respectieve politiezones.

Na tien jaar politiehervorming is het natuurlijk tijd om te zoeken naar een nieuw, omvattender systeem, dat flexibeler moet zijn. Bovendien werden de voorbije tien jaar veel wijzigingen doorgevoerd: nieuwe gevangenissen, fusies met andere zones, meer niet-politionele taken voor de politie van bepaalde zones. Voor de gevangenis in Tilburg, bijvoorbeeld, valt de werklast ten laste van een politiezone in de Kempen.

Na tien jaar is de KUL-norm van toen dus niet meer aangepast aan de huidige realiteit. Om een nieuwe norm te maken zijn er uiteraard gegevens van de lokale politiezones nodig. Tot vier jaar na de politiehervorming hadden ze vaak nog niet de tijd om een systeem uit te werken om het aantal wegen in hun gemeenten in kaart te brengen of de werklast te meten.

Aangezien we te maken hebben met een financieringswet voor de politie, die zeer complex is, hebben we vorig jaar een wetenschappelijk onderzoek uitbesteed. Een eerste wetenschappelijk onderzoek in 2009 was gefocust op de kosten van de politiezones en op het financieringssysteem. De rapporten over dat onderzoek werden overhandigd aan de Kamer- en de Senaatscommissie. Volgens de resultaten van dat onderzoek moet de financiering functioneel zijn en gekoppeld aan een rationeel aangewende politiecapaciteit, uitgedrukt in de zeven basisfunctionaliteiten en met flexibele aanpassingsmogelijkheden van de variabelen en/of parameters. De zevende basisfunctionaliteit, mobiliteit, werd vorig jaar bij koninklijk besluit ingevoerd, maar is nog niet vervat in de KUL-norm. Dat eerste onderzoek was dus een vaststelling, maar leverde ons nog geen nieuw financieringsmodel op.

Daarom werd een tweede onderzoek aangevat dat alle wettelijk opgelegde taken van de politie inventariseert en aanvult met een bezoek aan een aantal politiekorpsen om na te gaan wat de werkelijk uitgevoerde taken zijn.

Momenteel, is er een derde en laatste onderzoek aan de gang, dat bijna is afgerond. Dat is belangrijk, omdat een objectief wetenschappelijk onderzoek nodig is om de herfinanciering van de politiezones te kunnen uitwerken. Dat model moet ook een integratie zijn van alle bestaande federale dotaties, dus niet alleen van de basisdotatie, maar ook alle aanvullende dotaties. Het uitwerken van de financiering is natuurlijk een taak voor de volgende regering. De huidige regering zal dan wel al gezorgd hebben voor het onderzoek, het materieel, de inventarisatie en een eerste ontwerp.

Op een bepaald ogenblik zal een debat moeten worden gevoerd over de schaalvergroting van de politiezones, want een aantal van die zones zijn op managementniveau te klein om goed en flexibel te kunnen werken ten behoeve van de bevolking. Dat hangt vaak af van geografische situaties, zoals een zeer groot grondgebied met relatief weinig inwoners. Om die reden hebben de zones Lanaken en Maasmechelen vorig jaar beslist te fuseren, zodat ze beter kunnen inspelen op het probleem van de drugsdealers in de regio en een betere politiezorg kunnen verlenen.

M. le président. - C'est une question importante et délicate. Il est curieux de constater par exemple que, dans ma zone, le nombre d'habitants a augmenté de plus de dix pour cent et que l'on n'a rien changé.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik dank de minister voor haar duidelijke antwoord. Na het horen van dat antwoord begrijp ik ook wel dat er vragen zijn. Ze zegt dat alles transparant is, maar het is niet eenvoudig. Het huidige systeem is erg ingewikkeld, met alle wijzigingen die er in de loop der jaren aan toegevoegd zijn. Ik begrijp dus dat die burgemeesters daar vragen over hebben.

Ik ben zeer tevreden met het onderzoek om te tot een meer doorzichtige financiering komen.

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - Bij het begin van de politiehervorming had men geen echt vertrekpunt. Men is begonnen met historische gegevens en heeft daar een herschikking op toegepast. Het is inderdaad een ingewikkeld systeem, maar het is wel transparant. Dat er nood is aan een nieuw systeem dat rekening houdt met de nieuwe realiteit op het terrein en dat tegelijk vereenvoudigt, lijkt mij een evidentie.