5-31COM | 5-31COM |
Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a). - Om het kort te houden, zal ik niet ingaan op alle technische details van mijn vraag.
Het koninklijk besluit in verband met het budget financiële middelen van de ziekenhuizen werd in 2007 gewijzigd. Er werd namelijk een koppeling ingesteld tussen het budget financiële middelen en de ereloonsupplementen in twee- en meerpersoonskamers. De Raad van State heeft de betrokken artikelen van het koninklijk besluit op twee gronden vernietigd. De Raad vindt het niet kunnen dat de verhoogde financiering enkel en alleen afhangt van het aanrekeningsgedrag van de artsen en niet van de andere zorgverstrekkers, zoals kinesisten en paramedische beroepen. Daardoor is het gelijkheidsbeginsel geschonden. Bovendien betwijfelt de Raad het retroactieve karakter van de aanpassing. De arresten van de Raad zetten de maatregel voor het terugdringen van de ereloonsupplementen in twee- en meerpersoonskamers op de helling. Daarom heb ik voor de minister de volgende vragen.
Zal de minister ingaan op het arrest van de Raad van State en de koppeling van de ereloonsupplementen met de onderdelen A1, B2 en C3 uitbreiden naar de andere zorgverstrekkers die ereloonsupplementen kunnen vragen?
Welke groepen van zorgverstrekkers, naast de artsen, vragen concreet ereloonsupplementen in de ziekenhuizen en in welke financiële verhouding tot de artsen?
Overweegt de minister andere stappen om de financiële gevolgen van dit arrest voor de patiënten in twee- en meerpersoonskamers op te vangen? Zo ja, welke?
Artikel 83 is door het koninklijk besluit van 19 september 2008 nogmaals gewijzigd. Welk gevolg heeft het arrest van de Raad van State dan nog op de toepassing van dit artikel?
Wat zijn de gevolgen van dit arrest, per artikel, voor de inkomsten van de ziekenhuizen?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - Ik wil er in de eerste plaats op wijzen dat de Raad van State in zijn arrest duidelijk stipuleert dat het toekennen van een budget van financiële middelen aan een ziekenhuis zonder problemen mag worden gekoppeld aan bepaalde voorwaarden voor het aanrekenen van erelonen en ereloonsupplementen.
In een periode van lopende zaken kan ik ter zake onmogelijk maatregelen nemen, maar ik zal de Nationale Raad van de Verzorgingsinstellingen vragen me voor de toekomst uitvoeringsmaatregelen voor te stellen die overeenstemmen met de lessen die we uit de twee arresten van de Raad van State kunnen trekken.
Elke zorgverstrekker die in de vorm van erelonen wordt betaald, kan a priori betrokken zijn, in zoverre hij betaald wordt in het kader van de ziekenhuisopname van een patiënt in een twee- of meerpersoonskamer, en hij ereloonsupplementen vraagt. Enkel een ongerechtvaardigd verschil tussen de soorten verstrekkingen is verboden, omdat dit een discriminatie inhoudt. De Raad van State erkent dat er sprake is van discriminatie omdat het besluit alleen de ereloonsupplementen van artsen verbood, zonder rekening te houden met de ereloonsupplementen van de andere zorgverstrekkers in het ziekenhuis.
In verband met de laatste drie punten van de vraag over de financiële gevolgen van het arrest, wil ik het volgende aanstippen.
Het arrest van de Raad van State vernietigt de facto de voorwaarden van de financiering via het BMF van de zogenaamde derde schijf van de onderfinanciering in de Onderdelen A1 en B2.
Deze voorwaarden sloegen op het factureren van de ereloonsupplementen in twee- of meerpersoonskamers en dit vanaf 1 juli 2007.
Tegen de notificaties van het budget van de financiële middelen van de ziekenhuizen van de jaren vóór 2010 kan geen administratief beroep meer worden ingesteld omdat de wettelijke termijnen verstreken zijn. Deze individuele budgetten blijven dus definitief in de rechtsorde bestaan. Ziekenhuizen die deze financiering niet hebben genoten, hebben aangekondigd dat ze via de burgerlijke rechtbanken een schadevergoeding willen eisen voor wat het verleden betreft.
In onderdeel C3 is de maatregel wel ingeschreven, maar nooit toegepast. Dat heeft absoluut geen gevolg voor de inkomsten van geen enkel ziekenhuis. Het arrest heeft dus voor de ziekenhuizen geen enkel onmiddellijk financieel gevolg, niet meer en niet minder.
De wetsbepalingen die de toekenning van deze financiering aan voorwaarden onderwerpen, bestaan niet meer. Anders gezegd, er bestaat geen regelgevende basis meer om in de toekomst dat budget te beperken tot enkel die ziekenhuizen waar de artsen de geconventioneerde tarieven in de twee- en meerpersoonskamers toepassen. Niets belet echter dat mijn opvolger nieuwe regels uitvaardigt om een dergelijk verband weer in te voeren, op voorwaarde dat men rekening houdt met de opmerkingen van de Raad van State.