5-29COM | 5-29COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Turkije en de Koerden liggen mij na aan het hart. Op 13 januari 2011 is in Turkije het proces hervat tegen vierenzeventig Turks-Koerdische politici. Het zou gaan om mensen die legaal, volgens de Turkse kieswet, tot parlementslid, burgemeester of gemeenteraadslid werden verkozen. Het proces vindt plaats in de stad Diyarbakır.
Bijna allemaal zitten zij in voorarrest. Naast die verkozen politici staan zevenenzeventig andere personen terecht, onder andere functionarissen van de BDP en van maatschappelijke organisaties. Onder de verdachten bevinden zich twaalf burgemeesters, waaronder ook de burgemeester van Diyarbakır, Osman Baydemir. Een andere beklaagde is de heer Erbey, de voorzitter van de Turkse mensenrechtenvereniging İHD, afdeling Diyarbakır. De straffen kunnen uiteenlopen van vijftien jaar gevangenisstraf tot levenslang.
De beklaagden worden beschuldigd van lidmaatschap van de organisatie KCK, zijnde de Democratische Confederatie van Koerdistan/Turkse Vergadering (KCK/TM), beschouwd als de stedelijke arm van de PKK. Zij worden ervan beschuldigd `de eenheid van de staat en de integriteit van het land te verstoren', van `lidmaatschap en leiderschap van een terroristische organisatie' en van `hulp verlenen en het bijstaan van een terroristische organisatie'.
Op het moment van hun verkiezing waren de politici lid van een wettelijk toegestane politieke partij. Juist daarom wordt het proces beschouwd als een vorm van onderdrukking van legitieme Koerdische politieke aspiraties. Sinds 1991 zijn er pro-Koerdische geluiden te horen in het Turkse parlement en in veel gemeenteraden in het Koerdische deel van Turkije. Tijdens de laatste algemene verkiezingen van 2007 werden eenentwintig kandidaten van de DTP in het parlement verkozen. De DTP boekte bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2009 grote vooruitgang in veel Koerdische gebieden. In december 2009 verbood het Constitutionele Hof de DTP. Die partij werd opgevolgd door de BDP, die uitgroeide tot de grootste partij in het Koerdische deel van Turkije. Kort na de verkiezingen begon een arrestatiegolf waarbij naar verluidt 2200 mensen van de BDP zijn gearresteerd. Nog 1710 bevinden zich in de gevangenissen.
Het proces lijkt op een doelgerichte actie om de georganiseerde politieke beweging in het Koerdische deel van Turkije te beschadigen of misschien wel uit te schakelen. Het kan gaan om politieke processen, voor het berechten van daden die wellicht niet in het wetboek voor strafrecht van een democratische staat thuishoren. Indien de vermoedens juist zijn en het echt om een politiek proces gaat, met beschuldigingen van politieke aard, dan is dat een kandidaat-lidstaat van de EU onwaardig en mogelijk in strijd met de criteria van Kopenhagen, waaraan de EU-landen moeten voldoen.
Tegenstanders van de toetreding van Turkije tot de Europese Unie grijpen de gebeurtenissen aan om de toetreding te vertragen of zelfs af te voeren. Ik ben een overtuigd voorstander van de toetreding van Turkije tot de EU. De weg naar meer democratie krijgt daardoor optimale kansen en zal sneller verlopen. Maar het is ook duidelijk dat de Turkse staat moet leren omgaan met de culturele verscheidenheid op het Turkse grondgebied.
Er werden reeds stappen gedaan. Zo werden Koerdische TV-zenders toegelaten en is het gebruik van de Koerdische taal niet langer verboden.
Tevens moet de Turkse staat een fundamenteel respect opbrengen voor democratisch verkozen politici van een georganiseerde Koerdische partij binnen Turkije.
Ik maak me dus zorgen over genoemd proces, als hindernis op weg naar een verdere democratisering van Turkije. Wellicht gebruiken bepaalde kringen binnen het Turkse leger het proces ook bewust in die zin. Zo creëren ze een sfeer van onveiligheid, waardoor hun belang als rustbrenger stijgt en slagen ze erin om hun positie als staat binnen de staat, deels verheven boven democratische controle, te handhaven. De Turkse recente geschiedenis en mediaberichten daaromtrent ondersteunen die analyse.
Is de minister op de hoogte van het monsterproces en deelt hij mijn bezorgdheid hieromtrent? Wil de minister zijn bekommernissen hierover kenbaar maken aan de ambassadeur van Turkije en aan zijn Turkse ambtgenoot? Wil hij bij die gelegenheid opheldering vragen aangaande de beschuldigingen die ten laste worden gelegd aan de beklaagden?
Zonder inmenging in juridische aangelegenheden van een ander land, lijkt het zinvol, zeker op dit gevoelig moment, dat de minister die eerlijke bezorgdheden van voorstanders van een Europees lidmaatschap voor Turkije, mededeelt aan de Turkse regering.
De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen. - De beklaagden in het proces dat me bekend is, worden inderdaad beschuldigd van banden met de Unie van Koerdische Verenigingen, de KCK, die wordt beschouwd als een koepelorganisatie van talrijke door de PKK gestuurde en/of geïnfiltreerde verenigingen.
De beschuldigingen luiden: lidmaatschap van een terreurorganisatie, aanslag op de eenheid van de staat en verspreiding van terroristische propaganda. Verscheidene EU-ambassades in Ankara, waaronder de Belgische, volgen het proces sinds 18 oktober 2010, de dag van de eerste zitting.
Mijnheer Anciaux, ik deel uw bezorgdheid over het lot van de verdachten en meer algemeen deel ik uw bezorgdheid voor de Koerden in Turkije.
Enkele belangrijke resultaten zijn al opgetekend. Het gaat onder meer om de lancering van een nationale openbare zender die 24 uur per dag programma's in de Koerdische taal uitzendt, een stap die enkele jaren geleden ondenkbaar was. Het blijft echter wachten op een substantiële vooruitgang.
Het is belangrijk dat de EU Turkije blijft steunen in zijn streven naar een oplossing van het Koerdisch probleem. Het vooruitzicht van de toetreding van Turkije tot de EU is daartoe de beste stimulans, zoals ik ook al eerder heb gezegd.
In het recentste jaarlijkse voortgangsverslag, namelijk dat van 9 november 2010, heeft de Europese Commissie vastgesteld dat ondanks publieke verklaringen van de Turkse regering de democratische opening, die werd aangekondigd in augustus 2009 om de Koerdische kwestie aan te pakken, onvoldoende is uitgevoerd. De Commissie stelt vast dat er nog steeds terroristische aanslagen worden gepleegd en dat het belangrijk is de inspanningen met betrekking tot de Koerdische kwestie verder te ondersteunen. Volgens de Commissie moet de antiterreurwetgeving worden geamendeerd om een te ruime interpretatie te vermijden, om de situatie op het vlak van de mensenrechten te verbeteren en om het disproportioneel hoge aantal gedetineerden die worden opgepakt voor vermeende terroristische daden, te verminderen.
Ik ben het eens met die analyse van de Europese Commissie. Net als mijn Europese collega's laat ik niet na mijn Turkse gesprekspartner er systematisch op te wijzen om het noodzakelijke hervormingsproces voort te zetten, vooral op het gebied van de Kopenhagencriteria, waaronder respect voor de fundamentele mensenrechten en voor de rechten van minderheden.
Ik druk hen tevens steevast op het hart dat het er in het kader van het hervormingsproces niet alleen op aankomt het wettelijk kader te moderniseren en verder uit te bouwen, maar dat nieuwe wettelijke bepalingen ook daadwerkelijk geïmplementeerd moeten worden. Tot op het einde van het Belgische EU-voorzitterschap hebben we dit soort boodschappen kunnen geven, uiteraard omdat we sterk geëngageerd waren met Turkije in het kader van de toetredingsbesprekingen. Ook in de toekomst zullen we in de dialoog met de Turkse collega's niet nalaten die boodschap te blijven doorgeven.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik waardeer het antwoord van de minister ten zeerste. Ik voel dat de minister een groot voorstander is van de Turkse toetreding maar ook wil dat Turkije inspanningen doet voor de Koerden. Hij heeft die bekommernis overigens ook in het recente verleden altijd op een rustige manier vertolkt.