5-26COM | 5-26COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik waardeer ten zeerste dat minister Reynders zal antwoorden.
De federale regering verbond ons land ertoe minimaal 0,7 procent van het bruto nationaal inkomen voor ontwikkelingssamenwerking ter beschikking te stellen. Deze norm dateert al van heel wat jaren geleden. Destijds schaarden alle democratische politieke partijen zich achter deze minimumnorm als blijk van een uitgesproken engagement.
De huidige regering bediende zich van allerlei spitsvondigheden om het behalen van deze norm in 2010 te kunnen bewijzen. Zo worden alle kosten en middelen voor buitenlandse studenten en voor de opvang van asielzoekers mee onder deze uitgaven geplaatst, om toch maar de 0,7% te behalen. Desondanks haalt België de minimumnorm enkel door de kwijtschelding van schulden te beschouwen als uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking. Dit kan evenwel in vele gevallen nauwelijks als hulp worden beschouwd, aangezien deze schulden in de meeste gevallen hoe dan ook niet worden terugbetaald en dus niet voor extra middelen zorgen op de begroting van ontwikkelingslanden.
In de begroting 2010 werd een bedrag van 409,5 miljoen euro ingeschreven als kwijtgescholden schulden. De vraag rijst of dit bedrag wel effectief wordt gerealiseerd, omdat bijna de helft ervan wordt ingenomen door een schuldkwijtschelding van 220 miljoen euro aan de Democratische Republiek Congo. Eind december was het nog steeds onduidelijk of deze schuldkwijtschelding wel kon worden gerealiseerd in 2010. Daarmee rijst meteen de heikele vraag of België zijn internationaal engagement aangaande de 0,7% kon waarmaken.
Ook voor 2011 is deze vraag cruciaal. Indien voor 2010 de norm haalbaar is door kwijtschelding van 409,5 miljoen euro schulden, dan rijst de vraag hoeveel in de begroting 2011 zal worden ingeschreven. Zijn er überhaupt nog schuldkwijtscheldingen mogelijk? Welke landen hebben nog een uitstaande schuld bij België en voor welke bedragen? Denkt de regering eraan om ook voor 2011 deze spitsvondigheid toe te passen? Heeft de minister van Ontwikkelingssamenwerking hiervoor de nodige initiatieven genomen? Werden de minister en de staatssecretaris voor Begroting betrokken bij een oplossing voor de 0,7%-norm in 2011? Beschikt de minister van Financiën over andere middelen voor ontwikkelingssamenwerking om de norm te behalen? Of werden alle schulden aan ontwikkelingslanden al kwijtgescholden?
Voor de schuldkwijtscheldingen dient België eerst toestemming te vragen aan de Club van Rome. Om welke Club gaat het hier? Wat zijn de criteria waaraan de schuldkwijtschelding moet voldoen om te mogen worden uitgevoerd? Gelden er ook andere dan financiële criteria?
Heeft de regering in lopende zaken nog gesproken over de naleving van haar internationaal engagement inzake de 0,7%-norm? Wat zal de regering doen om deze doelstelling ook in 2011 te realiseren, nu de Koning de regering uitdrukkelijk heeft gevraagd in dat verband initiatieven te nemen?
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. - Schuldkwijtscheldingen worden niet opgenomen in de begroting Ontwikkelingssamenwerking, maar in de solidariteitsnota, die bij de algemene toelichting van de begroting gevoegd wordt en die een overzicht geeft van de geraamde uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking (ODA) van alle publieke Belgische actoren. In de solidariteitsnota 2010 werden de totale ODA-aanrekenbare schuldkwijtscheldingen inderdaad geraamd op 409,5 miljoen euro. De kwijtschelding aan de DRC van de NDD-schuld was nodig om de in de solidariteitsnota vermelde schuldkwijtschelding te realiseren.
Het multilateraal akkoord voor de kwijtschelding van de bilaterale schulden van de DRC werd in de Club van Parijs ondertekend op 17 november 2010. Het akkoord van de Club van Parijs dient op Belgisch vlak geconcretiseerd te worden door één of meer bilaterale akkoorden. Het tijdstip van de bilaterale akkoorden bepaalt het tijdstip van de bilaterale kwijtschelding. Op 31 december 2010 waren nog geen bilaterale akkoorden tussen België en de DRC ondertekend.
Er staan inderdaad nog een aantal schuldverlichtingen op stapel in het kader van het zogenaamde HIPC-initiatief, het schuldverlichtingsinitiatief voor arme landen met grote schuldenlast. Voor een aantal HIPC-landen is het multilateraal afgesproken HIPC-schuldverlichtingsinitiatief immers nog niet afgerond. Sommige van deze landen hebben bij de Nationale Delcrederedienst nog een uitstaande schuld die op het HIPC-voltooiingspunt geheel of gedeeltelijk voorwerp zal uitmaken van een kwijtschelding. Voor België gaat het over Guinée-Bissau, Guinea en Ivoorkust, waarvan de NDD-schuld per 31 december 2009 respectievelijk 9,9 miljoen euro, 2,2 miljoen euro en 204,6 miljoen euro bedroeg.
Voor de DRC, Liberia en Togo werd het HIPC-voltooiingspunt intussen bereikt, maar werd het bilateraal akkoord dat het tijdstip van de ODA-aanrekenbaarheid bepaalt, nog niet ondertekend. Bij de ondertekening van de bilaterale akkoorden met de NDD zal de ODA-aanrekenbare schuld van de schuldverlichting voor de DRC afgerond 331 miljoen euro bedragen. Voor Liberia en Togo gaat het om respectievelijk ongeveer 33 en 62 miljoen euro.
Ik heb twee tabellen met een overzicht van de huidige uitstaande schuld van de ontwikkelingslanden tegenover de Belgische overheid in het kader van de leningen van staat tot staat en tegenover de NDD. De eerste tabel geeft een overzicht van de schulden van MOL, de minst ontwikkelde landen, en van de HIPC-landen, de armste landen met een zeer hoge schuldengraad. De tweede tabel geeft een overzicht van de overige ontwikkelingslanden. Ik bezorg deze tabellen aan de leden van de Commissie.
De Belgische regering bedient zich niet van spitsvondigheden om de Belgische ODA-cijfers te berekenen. Het Ontwikkelingssamenwerkingscomité, DAC, van de OESO legt de regels betreffende de aanrekenbaarheid van de ontwikkelingssamenwerking vast.
Binnen de DAC bestaat momenteel de afspraak dat kwijtscheldingen van schulden die bij de toekenning van de leningen niet ODA-aanrekenbaar waren, ODA-aanrekenbaar zijn voor de nominale waarde van de kwijtschelding. België rekent daarom, net als de andere DAC-landen, de toegekende kwijtscheldingen aan als ODA. Ik vergader tweemaal per jaar met de Wereldbank. Op elke vergadering krijgen we een nieuwe berekening van de OESO. Op basis van dat OESO-verslag kan dan een echte berekening worden gemaakt.
De Club van Rome is een particuliere stichting die in de jaren 1960 door Europese wetenschappers werd opgericht. De Club werd vooral bekend door de publicatie in 1972 De grenzen aan de groei, een rapport waarin gewaarschuwd werd voor de gevolgen van een ongebreidelde economische groei voor de leefbaarheid op lange termijn van onze planeet.
Aangezien de vragen van de heer Anciaux de schuldverlichting betreffen, veronderstel ik dat hij de Club van Parijs bedoelt. Dat is een informele groep van negentien bilaterale schuldeisers. De Club van Parijs tracht gecoördineerde en duurzame oplossingen te vinden voor betalingsproblemen waarmee schuldenlanden worden geconfronteerd. Om in het kader van de Club van Parijs van een schuldverlichting te genieten, moeten de ontwikkelingslanden een samenwerkingsprogramma met het IMF hebben. In ruil voor financiële steun in het kader van een samenwerkingsprogramma dienen de schuldenlanden aan een aantal beleidsvoorwaarden te voldoen. Deze hebben onder meer betrekking op het te voeren monetair, begrotings- en betalingsbalansbeleid. Er worden echter ook andere, niet financiële voorwaarden gesteld zoals een goed en transparant bestuur, rechtszekerheid voor investeerders en dergelijke.
Om aan het HIPC-initiatief te kunnen deelnemen, moeten de betrokken schuldenlanden zelf werk maken van een armoedebestrijdingsstrategie. Om in aanmerking te komen voor de diverse fasen van het schuldverlichtingsinitiatief, moeten een aantal doelstellingen worden gehaald. Deze doelstellingen zijn niet alleen van macro-economische of financiële aard, maar hebben steeds meer betrekking op good governance.
De 0,7%-norm zal deel uitmaken van de besprekingen over de begroting 2011. Nu er een interprofessioneel akkoord is, heeft de regering beslist om vóór eind maart een echte begroting op te stellen die moet zorgen voor een kleiner overheidstekort - minder dan 4% van het bbp -, de uitvoering van het interprofessioneel akkoord en pensioenmaatregelen voor de zelfstandigen. Ook de begroting Ontwikkelingssamenwerking zal daarin aan bod kunnen komen.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Werd in 2010 de norm van 0,7% gehaald?
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. - Voor de definitieve cijfers wachten we de evaluatie van de OESO af.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Wanneer wordt die verwacht?
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. - Uiterlijk april komt er nog een vergadering van de Wereldbank.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Is de mogelijke schuldkwijtschelding voor een bedrag van 204,6 miljoen euro voor Ivoorkust afhankelijk van de evolutie van de politieke situatie in dat land?
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. - Dat speelt altijd een rol. De Club van Parijs is opgericht als een forum waar de schuldeisers een akkoord proberen te bereiken. Daarbij wordt niet alleen met de sociaal-economische evoluties in een land rekening gehouden, maar ook met politieke factoren, zoals een goed bestuur.
(La séance est levée à 14 h 35.)