5-21COM | 5-21COM |
M. le président. - M. Bernard Clerfayt, secrétaire d'État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Twee weken geleden stelde ik een vraag aan minister van Financiën Reynders over het belastingtarief van Electrabel in 2009. De minister wees erop dat hij niet gemachtigd was informatie te geven over één specifieke firma. Ik heb dus een nieuwe vraag ingediend over de belastingbijdrage van alle elektriciteitsproducenten. Midden 2009 veroorzaakte het bericht dat Electrabel voor 2008 geen eurocent belastingen had betaald voor grote commotie. Meer zelfs, het bedrijf bleek een belastingkrediet van 90 miljoen euro te hebben ontvangen.
Een jaar later lijkt er niet veel veranderd. De media meldden dat Electrabel in 2009 minder dan een half miljoen euro of 0,04 procent belastingen had betaald. Die schamele fiscale bijdrage staat in schril contrast tot de winst van 1,55 miljard euro. De staatssecretaris voor fraudebestrijding is wellicht beter geplaatst dan de minister om na te gaan hoe dit mogelijk is. Het heffen van belastingen moet een rechtvaardige aangelegenheid zijn. Sterke schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Het lijkt me niet rechtvaardig dat grote firma's, niettegenstaande hoge winsten, dankzij fiscale spitstechnologie, erin slagen nagenoeg geen belastingen te betalen.
Onlangs kreeg ik kennis van een conflict tussen de minister van Energie en de CREG. Die berekende dat de twee elektriciteitsproducenten die kernelektriciteit produceren, Electrabel en Luminus, door het onrechtmatig verder openhouden van de kerncentrales een bijkomend inkomen van meer dan twee miljard euro verwerven.
Wat is het reële belastingtarief van de elektriciteitsproducerende sector?
Hoe is het mogelijk dat deze sector ontsnapt aan het betalen van de normale belastingtarieven?
Als staatssecretaris bevoegd voor de bestrijding van de fiscale fraude wil u ongetwijfeld te weten komen of het hier gaat om echte onwettigheden - in dat geval moet niet alleen u, maar ook het parket optreden - dan wel om de toepassing van fiscale spitstechnologie. Welke wetten en regels geven aanleiding tot die onrechtvaardigheid?
Welke zijn de koninklijke en ministeriële besluiten die aanleiding geven tot de ongeoorloofde niet-betaling van belastingen? Wat denkt u te doen om die fiscale lekken te dichten? Welke doelstellingen streven u en uw voogdijminister op dit vlak na? Welke resultaten hebt u daarin al geboekt?
Is het probleem beperkt tot de elektriciteitssector of klopt hetgeen recent onderzoek aan het licht bracht, namelijk dat hoe groter een bedrijf is, hoe minder het bijdraagt aan de samenleving? We mogen toch verwachten dat iedereen de belastingen betaalt die hij moet betalen. Welke resultaten heeft de regering al geboekt in haar actieplan om te komen tot een correcte inning van de belastingen?
De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Ik lees het antwoord van de minister.
Gelet op het beperkt aantal spelers op de Belgische elektriciteitsmarkt en het belangrijk aandeel hierin van energieproducent Electrabel, kan ik geen cijfers geven over de hele sector van elektriciteitsproducenten. Het beroepsgeheim staat nu eenmaal duidelijk ingeschreven in het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
De meeste grote ondernemingen geven in hun toelichting bij de jaarrekening en in hun jaarverslag heel wat aanvullende informatie over hun fiscale toestand. Voor Electrabel kunt u die zelf raadplegen in de jaarrekening en het jaarverslag die het bedrijf heeft ingediend bij de Balanscentrale van de Nationale Bank van België.
Ik ben het helemaal niet eens met het standpunt dat de grote ondernemingen in België geen of bijna geen belastingen betalen, zulks op basis van objectieve gegevens. Zoals u weet, ging de fiscale administratie ongeveer een jaar geleden over tot de oprichting van een apart Controlecentrum Grote Ondernemingen in het kader van de fraudebestrijding. De kwalificatiecriteria voor grote ondernemingen werden toegelicht in een rondzendbrief van 11 januari 2010. Momenteel voldoen zo'n 12 000 van de in totaal 435 000 ondernemingen die aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn, aan deze criteria. Uit de laatst beschikbare cijfers voor het aanslagjaar 2009 blijkt dat deze vennootschappen voor het aanslagjaar 2009 zowat 50,7 procent van de ingekohierde, globale vennootschapsbelasting voor hun rekening nemen. In absolute cijfers betekent dit dat die 12 000 ondernemingen 5,28 miljard euro betalen op een globale vennootschapsbelasting van 10,42 miljard euro.
Het gaat hier weliswaar nog om voorlopige cijfers daar de aanslagtermijn van drie jaar waarin artikel 354, eerste lid, van het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 voorziet, nog tot eind 2012 loopt. Uit de cijfers blijkt dat bezwaarlijk kan worden beweerd dat de grote ondernemingen in België niets betalen.
De media berichten de jongste dagen regelmatig over de relatief lage vennootschapsbelasting die grote ondernemingen betalen. In dat verband vertrekt men steevast van de boekhoudkundige winst van die ondernemingen. Heel wat grote ondernemingen behalen echter winsten in landen waarmee België een dubbelbelastingverdrag heeft gesloten. België dient die winsten bijgevolg vrij te stellen.
Daarnaast houden heel wat grote ondernemingen participaties aan in andere ondernemingen, al dan niet dochterondernemingen. De dividenden uit die deelnemingen geven meestal, met het oog op het vermijden van een dubbele belasting, recht op DBI-aftrek. De lagere effectieve aanslagvoeten die hieruit voor dat soort ondernemingen voortvloeien, komen dus louter voort uit aftrekposten ter eliminatie van een dubbele belastingheffing en houden dus geenszins verband met één of andere fiscale spitstechnologie waaraan in de vraag wordt gerefereerd. Tot nu toe wijst niets op fiscale fraude bij de door vraagsteller geciteerde ondernemingen.
Wat ten slotte de bewering betreft omtrent het ontsnappen van bedrijven aan een correcte belastingdruk kan ik u een aantal recente maatregelen in herinnering brengen om eventuele ontsnappingspogingen te verhinderen.
Vanaf 29 december 2008 kan de buitengewone aanslagtermijn bepaald in artikel 354, 1º lid van het WIB 1992 verlengd worden met vier jaar in plaats van voorheen met twee jaar ingeval van inbreuk op de bepaling van het WIB 1992 of van ter uitvoering ervan genomen besluiten, op voorwaarde dat die overtredingen begaan werden met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden.
Bij artikel 135 van de programmawet van 23 december 2009 werd artikel 340 van het WIB 1992 gewijzigd zodat processen-verbaal inzake inkomstenbelastingen vanaf 9 januari 2010 bijzondere bewijskracht hebben. Daardoor wordt het proces-verbaal inzake inkomstenbelastingen eveneens een bewijsmiddel waarvan een vermoeden van juistheid uitgaat en wordt het zo gelijkgesteld aan het proces-verbaal inzake de indirecte belastingen. Dat is dus een tweede middel om de controle te verbeteren.
Bovenvermelde programmawet heeft tevens een aantal hinderpalen die nauwe samenwerking en gegevensuitwisseling tussen de administraties van de FOD Financiën in de weg stonden, weggewerkt. De desbetreffende artikelen in de verschillende wetboeken zijn aangepast.
Dankzij die drie aanpassingen beschikken we dus over meer wettelijke middelen om een betere controle uit te oefenen.
Nogmaals, tot nu toe rijst geen vermoeden van enige vorm van fiscale fraude in de sector waarover de vraag handelt.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Mijns inziens heeft de minister niet het recht het Parlement cijfers te weigeren. Ik kan begrip opbrengen voor het beroepsgeheim wanneer het cijfers over één individueel bedrijf betreft, maar niet voor het vertrouwelijk houden van sectorgegevens.
De minister staat telkens een gelijklopende aanpak voor en verwijst daarvoor naar de jaarrekeningen van Electrabel. Ik heb echter niet gevraagd naar de belastingdruk op Electrabel, maar naar die in de sector van de elektriciteitsproducenten.
De minister houdt staande dat er niet één is; zelf heb ik er al minstens twee genoemd. Zelfs als het er maar twee zijn, staat de minister nergens. Ik zou graag vernemen krachtens welke wet hij het beroepsgeheim denkt te kunnen inroepen. Het parlement heeft mijns inziens het recht te weten of alle sectoren op een normale wijze bijdragen. Volgens mij heeft de minister niet het recht zich te verschuilen achter het beroepsgeheim. Zo neemt hij een loopje met het parlement en het grondwettelijke controlerecht van het parlement.
Ik ben wel blij met uw verweer dat 12 000 ondernemingen op de 400 000 de helft van de belasting betalen, maar dat zegt op zich niet veel. Welke ondernemingen zijn dat? Welke niet? Worden er geen appelen met peren vergeleken?
Ik kan zodoende niet berekenen of de grote ondernemingen al dan niet veel bijdragen. Misschien is de winst van die grote veel hoger dan van de resterende 388 000 kleinere bedrijven.
Ik zal nog een aantal zaken nakijken en vragen stellen over wat wij onder het mom van definitief belaste inkomens in het buitenland aan fiscale inkomsten derven. Ik zal ook specifieke vragen over dochterondernemingen stellen. Wellicht heeft de minister de cijfers over de winsten die naar internationale dochterondernemingen worden doorgesluisd, vandaag niet bij zich.
Bestaat er voor de sector van de elektriciteit een bijzondere ruling, zijn er afspraken gemaakt met de belastingsdiensten of wordt het gebruikelijke belastingstarief van 33,9% toegepast? Op die vraag mag de minister toch antwoorden.
Tegen het inroepen van het beroepsgeheim wens ik in ieder geval protest aan te tekenen.
De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Wat het beroepsgeheim betreft, verwijs ik naar artikel 337 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen. De wet is duidelijk.
De voorzitter. - Als commissievoorzitter wil ik de minister van man tot man voorstellen hierover in de commissie een gedachtewisseling te beleggen. We staan hier voor een merkwaardige contradictie.
Als minister van Sociale Zaken was ik destijds verantwoordelijk voor onder meer de schuldproblematiek van voetbalclubs bij de RSZ. Die materie lag zeer gevoelig. In de eerste en de tweede klasse zijn er immers niet veel clubs. Op vraag van parlementsleden hebben wij gedetailleerde gegevens ter zake vrijgegeven, zij het niet nominatim. De parlementsleden konden die gegevens wel vertrouwelijk gaan inkijken. Zo waren de parlementsleden volledig geïnformeerd over die sector en kregen ze tegelijk ook inzagerecht.
In het fiscale dossier waarover we het hier hebben, wordt mijns inziens vandaag niet gevraagd om de fiscale situatie van individuele bedrijven te kunnen beoordelen, maar wel om een sector door te lichten. De weigering lijkt me contradictorisch met wat gebruikelijk is in andere beleidsdomeinen, waar wel sectorgegevens worden vrijgegeven. Op de vraag hoeveel RSZ-bijdragen de elektriciteitsproducenten betalen en welke schulden ze bij de RSZ hebben openstaan, zouden wij het antwoord zeer zeker ontvangen. Dat geldt ook voor de cijfers over de evolutie van de tewerkstelling en van de toegevoegde waarde bij die producenten.
Ik begrijp dat de staatssecretaris voorzichtig te werk gaat en in deze gevoelige materie niet kan avonturen, maar ik zou wel willen voorstellen hierover in januari een gedachtewisseling te agenderen.
Mocht morgen iemand een discussie over de fiscale situatie in de landbouwsector willen openen, dan kan de staatssecretaris zich immers moeilijk op het beroepsgeheim beroepen, omdat er zeer veel landbouwbedrijven zijn. In dat geval zal hij wellicht een sectoranalyse laten maken. In dit dossier kan hij dat blijkbaar niet. Die specifieke benadering lijkt me een beetje discretionair.
Kortom, een gedachtewisseling hierover lijkt me wenselijk en ik zal die agenderen.
De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Ik begrijp die algemene vraag en zou die als parlementslid zelf ook stellen. Maar misschien zouden jullie in mijn plaats wel hetzelfde antwoord als ik geven omdat er in die sector zo weinig spelers zijn. Voor een dergelijke sector zou men te gemakkelijk conclusies kunnen trekken over de fiscale situatie van de betrokken ondernemingen.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Dat is misschien het lot van grote spelers!
De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Misschien moeten we allemaal het bewuste artikel 337 van het WIB eens goed gaan lezen.
De voorzitter. - Ik begrijp het probleem en stel voor het te agenderen als een gedachtewisseling. Maar misschien moeten we eerst bij de diensten nagaan of er enig juridisch precedent is. Ik herinner mij alleszins zeer goed de situatie met de RSZ, waarvoor destijds een eigen oplossing is gevonden. Ik stel voor dat we het allemaal eens rustig bekijken, maar de staatssecretaris zal wel begrijpen dat zijn antwoord een beetje onbevredigend is.
De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - De vraag van parlementsleden naar preciezere informatie zou normaal zijn als ze willen nagaan of de FOD Financiën de belasting goed berekend heeft en of er geen fraude of speciale behandeling van de sector in het geding is. Maar te weten willen komen hoeveel ondernemingen precies betalen of wat hun fiscale situatie is, dat gaat niet. Dat onderscheid moet toch worden gemaakt.
De voorzitter. - Nogmaals, het lijkt me wenselijk over dat soort van vragen over sectoren en bedrijven een debat te hebben in de commissie. Ik zal met de leden van het bureau bespreken hoe dat best moet gebeuren, misschien moeten we ook juridisch advies inwinnen.
De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Ik wil nog twee elementen toevoegen. Naast het element fiscaal beroepsgeheim is er een tweede element. Dat is het feit dat de grotere ondernemingen in het land waarschijnlijk de ondernemingen zijn die een groot deel van hun winst halen uit het buitenland en daardoor meer DBI-aftrek kunnen genieten dan de kleine bedrijven die alleen op de Belgische markt opereren.
Volgens de informatie die ik gekregen heb, betalen de betrokken ondernemingen wel 33,9% belastingen op hun winsten, na aftrek van de legale aftrekposten, waaronder de DBI en de notionele rente. Door hun grote kapitaalstructuur zijn ook hun legale aftrekposten groter.
Met die elementen moet dus ook rekening worden gehouden om vergelijkingen te kunnen maken tussen grote en kleine ondernemingen en tussen sectoren.