5-9 | 5-9 |
De voorzitter. - Ik stel voor deze wetsontwerpen samen te bespreken. (Instemming)
De heren Van Rompuy en Sevenhans, en de dames Lijnen, Désir en Khattabi verwijzen naar hun schriftelijke verslag.
M. François Bellot (MR), corapporteur. - Monsieur le président, je renvoie au rapport écrit. Je relaierai simplement les propos de Mme Van dermeersch, qui a souligné que nous sommes appelés, en cette fin d'année, à nous prononcer dans l'urgence sur un certain nombre de dispositions. Il s'agit d'une habitude prise au fil du temps dans nos assemblées.
Par ailleurs, je désire demander aux services du Sénat de bien vouloir corriger, en page 17 du rapport, un sigle important. En effet, le titre 9. Mobilité dispose que « le personnel du SPFMT doit être totalement indépendant ». Or, il s'agit non pas du SPFMT mais du SSICF. C'est une nuance importante et la confusion ne peut pas subsister.
Je demande donc cette correction d'ordre technique. Nous avions signalé l'erreur hier, mais elle se trouve toujours au rapport.
M. le président. - Nous ferons le nécessaire, monsieur Bellot.
De heer Huub Broers (N-VA), corapporteur. - Het bicamerale wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsontwerp van de regering.
Het werd er op 22 december 2010 aangenomen met 74 tegen 26 stemmen bij 34 onthoudingen.
Het werd op 22 december overgezonden aan de Senaat.
De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 16 en 22 december.
De heer Wathelet was daarbij steeds aanwezig om te antwoorden op de vragen.
Artikel 35 van het wetsontwerp strekt ertoe de beroepstermijnen voor de Raad voor vreemdelingenbetwistingen te harmoniseren en te uniformeren.
Artikel 36 betreft de kennisname en kennisgeving die momenteel per aangetekende brief met ontvangstmelding moet worden gedaan. Er wordt voorgesteld de verplichte ontvangstmelding te schrappen.
Artikel 33 betreft de invoering van het rolrecht in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Hierover bestond enige discussie in de commissie.
Artikel 44 schaft de verplichting af om een repliekmemorie in te dienen voor de annuleringsberoepen, omdat vastgesteld wordt dat de repliekmemorie zelden nieuwe elementen bevat.
Artikel 41 regelt de invoering van een zuiver schriftelijke procedure. De mogelijkheid blijft evenwel bestaan om gehoord te worden.
Artikel 42 voorziet in de mogelijkheid een geldboete op te leggen wanneer sprake is van een kennelijk onrechtmatig beroep.
Interventies in de commissie waren er van de heren Deprez, Claes en mevrouw Piryns, telkens met antwoorden van staatssecretaris Wathelet.
Amendementen werden ingediend door de heer Broers, die antwoord kreeg van de staatssecretaris.
Bij de stemmingen werden de amendementen verworpen.
M. Philippe Mahoux (PS). - J'ai assisté à la commission de l'Intérieur et je lis dans le rapport que des amendements ont été déposés et rejetés, avec des explications du ministre justifiant le renvoi. Il s'agissait cependant d'amendements de fond.
En revanche, des membres de mon groupe notamment avaient déposé un amendement visant à corriger une erreur technique manifeste. Le rapport, indique que l'amendement a été retiré mais sans en donner la raison. Il faut pourtant savoir qu'il a été retiré parce qu'il semblait difficile à la commission de l'Intérieur de la Chambre de se réunir pour pouvoir adopter à son tour un amendement parfaitement justifié. L'erreur est d'avoir renvoyé à un article de la loi et à un alinéa de cet article.
Je déplore que cet amendement technique ait été refusé alors qu'il s'agissait manifestement d'une erreur matérielle. Nous avons dû le retirer pour une raison qui n'était pas extrêmement pertinente et je le regrette d'autant plus que nous avons voté des amendements en commission des Affaires sociales et que le texte a de toute manière dû faire l'objet d'une navette parlementaire.
M. Didier Reynders, vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles. - Sans vouloir intervenir dans les relations entre les deux assemblées, je trouve cependant regrettable, à la lecture du rapport, qu'on ne puisse pas considérer cet amendement comme une correction purement formelle.
La référence, telle qu'elle était explicitée dans l'exposé des motifs, concernait manifestement une autre disposition que celle figurant dans le texte. Comme la Chambre doit encore se prononcer, les deux assemblées pourraient parfaitement considérer qu'il s'agit d'une simple correction formelle. Cet amendement n'apporte pas de correction de fond ; il s'agit d'une correction relative à un renvoi d'article.
M. Philippe Mahoux (PS). - Je trouve la proposition du vice-premier ministre pleine de sagesse. Si, avant la fin de cette séance, nous pouvions reprendre contact avec les services de la Chambre pour voir si cet amendement pourrait être considéré comme une correction technique, on éviterait qu'il faille, à un moment donné, déposer une proposition de loi pour corriger une erreur que nous remarquons maintenant. Ce serait donner à la forme un poids qu'elle ne mérite pas en l'espèce.
De voorzitter. - We zullen daartoe een tweede poging ondernemen. Nog beter ware het natuurlijk ontwerpen in te dienen die geen fouten bevatten of zijn eigen ontwerpen niet te amenderen. Op die manier wordt de Senaat een stemmachine.
De heer Jurgen Ceder (VB). - Mijnheer de voorzitter, nu u zelf de term stemmachine heeft gebruikt, wou ik even kort reageren op een opmerking van de heer Bellot. Toen mevrouw Van dermeersch in de commissie stelde dat het een slechte zaak is dat heel wat diverse bepalingen op het einde van het jaar in één wetsontwerp door het parlement worden gejaagd, antwoordde hij dat dit nu eenmaal de gewoonte is. Dat klopt, maar dat neemt niet weg dat het een slechte gewoonte is. Ik heb ook nog nooit iemand die werkwijze horen verdedigen.
Het parlement had nu een kans om hierin verandering te brengen. De regering in lopende zaken heeft eigenlijk niet veel te doen. Ze had haar huiswerk voor een keer wel wat vroeger kunnen doen. Ook de Senaat kan moeilijk beweren dat het te druk is. De senatoren smeken om werk zodat ze het nut van de instelling kunnen aantonen. Dit jaar hadden zowel de commissies als de plenaire vergadering van de Senaat tijdig met die opdracht kunnen worden belast.
De voorzitter. - De uitdrukking `smeken om werk' laat ik voor rekening van de individuele leden.
De heer Louis Ide (N-VA). - In het verslag namens de commissie voor de Sociale Aangelegenheden is een klein foutje geslopen. Onder het punt `Repliek van de leden' staat dat ik zou hebben opgemerkt dat de stijging van de administratiekosten dit jaar is geëvolueerd van 4,06% naar 3,23%. Dat klopt niet: vorig jaar bedroeg de stijging van de administratiekosten voor de verzekeringsinstellingen 4,06%, het jaar daarvoor was dat 4,67%. Dit jaar gaat het dus om 2,23%.
Dat brengt me bij mijn amendement. Een goede huisvader of een bedrijfsleider die van zijn leveranciers het bericht krijgt dat de prijzen van de geleverde goederen zullen stijgen met een percentage dat boven de index ligt, zal dat niet aanvaarden. Als ik in mijn laboratorium het bericht krijg dat de producten 2,3%, 2,8% of 3% duurder worden, dan schrijf ik terug dat dit onaanvaardbaar is omdat de index maar met 1,9% is gestegen.
Hetzelfde moet opgaan voor de regering. Ze heeft een soort partnerschap met de ziekenfondsen, die deels ten dienste van de overheid werken. Hun administratiekosten mogen met 2,23% stijgen. Ik begrijp dat niet. Gelet op de budgettaire toestand stel ik voor dat de index wordt gevolgd, aangezien een stijging met 1,9% ruimschoots moet volstaan.
Mijn amendement werd gisteren in de commissie door alle partijen verworpen, zonder dat werd geargumenteerd waarom. Ik betreur dat niemand mijn redenering volgt. Ik dien mijn amendement dan ook opnieuw in. Ik roep alle collega's op om nog eens goed na te denken over de vraag hoe hoog de administratiekosten mogen oplopen. Door de responsabilisering van de ziekenfondsen strijken ze jaarlijks een bonus van ongeveer 100 miljoen euro op.