5-7 | 5-7 |
De voorzitter (voor de staande vergadering). - Op 4 november laatstleden ging Minister van Staat Antoine Duquesne van ons heen, meer dan vier jaar nadat hij door een beroerte uit het politieke leven moest stappen.
Antoine Duquesne werd geboren in Brussel in 1941. Hij heeft zijn vader, die vlak voor zijn geboorte overleed, nooit gekend. Hijzelf zei dat dit bepalend is geweest voor zijn verdere leven. Hij werd door zijn moeder opgevoed en was een briljant student in Luik; het is in die stad, toen hij voorzitter was van een vereniging van studenten in de rechten, dat zijn politieke roeping vorm kreeg. Hij ontmoet er bovendien Anne Bourguignont, zijn toekomstige echtgenote, die procureur des Konings in Luik zal worden.
Tijdens zijn rechtenstudies vindt hij ook zijn jeugdvriend en eeuwige kompaan terug, Jean Gol. Samen leggen ze zich toe op hun werk als advocaat. Antoine Duquesne wordt ook opgemerkt door zijn professoren en vangt tegelijk een academische loopbaan aan als assistent aan de rechtenfaculteit van de Université de Liège (ULg). Hij is een uitstekend pedagoog en geniet er enorm van jonge studenten het gerechtelijk recht te laten ontdekken. Met zijn methodische geest ontpopt hij zich als een onvermoeibaar werker, wat in zijn toekomstige loopbaan een aanzienlijke troef zal zijn.
De Cursus honorum van Antoine Duquesne start in het begin van de jaren '70 wanneer hij verschillende ministeriële kabinetten leidt.
In 1987, tot verbazing van velen die hem nauwelijks kennen, treedt hij op de voorgrond en wordt hij minister van Onderwijs.
Het jaar daarop begint hij zijn parlementaire loopbaan als gecoöpteerd senator op de oppositiebanken. In de Senaat neemt hij het voorzitterschap waar van de commissie voor de Landbouw en de Middenstand en wordt hij opgemerkt door zijn zin voor compromis en hoffelijkheid.
Vijftien jaar later maakt hij opnieuw deel uit van de Hoge Vergadering, dit keer als rechtstreeks verkozen senator. Hij zal er niet lang blijven omdat hij tot lid van het Europees parlement wordt verkozen.
In 1991 wordt Antoine Duquesne lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Waalse Gewestraad en van de Franse Gemeenschapsraad.
Tijdens zijn hele parlementaire loopbaan stelt hij zich op als een man van de consensus. Zo neemt hij in 2004 het initiatief om een project op te starten waarbij uitgebreid zou worden nagedacht over de waarden van een democratische staat. Alle democratische partijen worden uitgenodigd om deel te nemen aan het debat, met de bedoeling een charter op te stellen. Antoine Duquesne meende immers dat de tijd was aangebroken om na te denken over de rechten, plichten en vrijheden die een onafhankelijke staat moet bieden aan zijn burgers.
Het politieke leven van Antoine Duquesne bereikt ontegensprekelijk zijn hoogtepunt wanneer hij in juli 1999 onder de regering-Verhofstadt I minister van Binnenlandse Zaken wordt. Die promotie vormt de bekroning van zijn onbetwiste verdiensten en van de vele jaren van toewijding en loyaliteit.
Net voor zijn aanstelling werden in enkele maanden tijd twee ministers gedwongen om de vervloekte portefeuille van Binnenlandse Zaken te laten varen. De uitdagingen waren dan ook enorm: de procedure voor de regularisatie van asielzoekers, de politiehervorming in de nasleep van de zaak-Dutroux, de veiligheid tijdens het voetbalkampioenschap Euro 2000.
Met een ontembare gedrevenheid en een weergaloze werklust trotseert hij alle hindernissen en legt de laatste hand aan het titanenwerk van de politiehervorming, waarvan hij voor altijd de grondlegger zal blijven.
Binnen de liberale partij neemt hij dankzij zijn menselijke en politieke kwaliteiten van 1990 tot 1992 het voorzitterschap van de PRL waar, samen met Daniel Ducarme. Wanneer Louis Michel het voorzitterschap van de MR in 2003 verlaat, is het niet meer dan logisch dat de partijleden massaal achter Antoine Duquesne staan en zo de overgang verzekeren vóór de verkiezing van Didier Reynders tot partijleider.
De laatste stap in zijn carrière leidt hem in 2004 naar het Europees Parlement. Wanneer hij twee jaar later op weg is om voorzitter van de liberale beweging in Europa te worden, wordt hij zwaar getroffen door een herseninfarct.
Het enige interview tijdens de ziekte van Antoine Duquesne - in juni 2009 - begon op zijn verzoek met het beluisteren van een fragment uit de Brabançonne. Minister van Staat Duquesne geloofde inderdaad in België. Ik moet echter ook zijn geliefde provincie Luxemburg aanhalen, en meer bepaald zijn dorp Harre en zijn gemeente Manhay, waar hij eerst gemeenteraadslid en vervolgens burgemeester werd. Hoewel hij uit Luik afkomstig was, koesterde hij als stadskind de droom om te gaan leven op een plek dichtbij de natuur en tussen eenvoudige en oprechte mensen. Hij raakte in de ban van de Luxemburgse Ardennen. Meermaals uitte hij zijn diepe gehechtheid aan zijn adoptieprovincie, die hem daarvoor veel heeft teruggegeven.
Albert Camus schreef terecht: `Le héros est celui qui fait non ce qu'il veut, mais ce qu'il peut...'.
Het leven van Antoine Duquesne was een toonbeeld van moed, van absolute trouw aan de idealen en beloften van zijn jeugd, een onverzettelijke trouw die voor een politicus de meest authentieke eer blijft.
Verzwakt door zijn ziekte, door het verlies van zijn spraakvermogen en door verlamming, blijft Antoine Duquesne trots en waardig strijden volgens zijn eigen motto, namelijk dat van de Ardense Jagers: `Résiste et mords'. Scherpzinnig als hij is, blijft hij zich interesseren voor het algemeen belang en doet veel moeite om te communiceren via hoofd- en handbewegingen of via muziek. Deze elegante gentleman had een ontwapenende glimlach en `Tony' - voor de intimi - kon bij momenten diepzinnig en grappig uit de hoek komen. Zo sloot hij tijdens zijn laatste interview het gesprek af door het bekende liedje van Édith Piaf te neuriën: `Non, je ne regrette rien'.
Aan zijn echtgenote, kinderen en kleinkinderen betuig ik de oprechte en innige deelneming van onze assemblee.
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. - De voorzitter heeft de rijke loopbaan geschetst van minister van Staat Antoine Duquesne. We herinneren ons inderdaad zijn liberale engagement, zijn belangrijke bijdragen tot het politieke leven van ons land, zijn geloof in Europa. Als jurist muntte hij uit door zijn inzet voor de democratische waarden. Hij was minister van Onderwijs toen dit ministerie nog nationaal was, en zette zich in voor een onderwijs dat alle jongeren zoveel mogelijk kansen tot ontplooiing biedt. Vooral in de jaren 1999 tot 2003 drukte hij een belangrijke stempel op ons land als minister van de Binnenlandse Zaken die de politiehervorming stuurde. Tot slot getuigde hij ook van zijn geloof in de Europese integratie met zijn mandaat in het Europees Parlement, dat helaas voortijdig werd afgebroken door het herseninfarct dat hem in 2006 trof. De voornaamste en warmste herinnering die ons bijblijft is echter die aan een buitengewoon hoffelijk en beminnelijk man.
Dans le monde politique, Antoine Duquesne était un gentleman. Il avait des convictions profondes, mais ses divergences de vue avec des hommes et des femmes politiques d'autres bords ne prenaient jamais un caractère personnel. Au contraire, il avait toujours le temps pour un mot gentil, il trouvait toujours un intérêt sincère pour son interlocuteur. Il était partout pareil à lui-même, tant parmi les gens que l'on dit simples que parmi les grands de ce monde.
Né à Ixelles, il gardait un lien profond avec sa terre d'origine ; il était resté un Ardennais dans l'âme.
Avec gratitude pour tout ce qu'il a fait pour notre pays et avec le souvenir ému de son élégance du coeur, j'adresse au nom du gouvernement mes condoléances les plus sincères à son épouse, à sa famille et à ses proches.
(De vergadering neemt een minuut stilte in acht.)