5-428/1

5-428/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

29 OKTOBER 2010


Voorstel van bijzondere wet houdende de versterking van de inspraak van de kiezer door te voorzien in de beëindiging van rechtswege van het mandaat van lid van het Vlaams Parlement, het Waals Parlement en het Brussels Hoofdstedelijk Parlement bij de verkiezing voor een andere parlementaire assemblee

(Ingediend door de heer Dirk Claes c.s.)


TOELICHTING


Dit voorstel van bijzondere wet beoogt de inspraak van de kiezer te versterken door parlementsleden die zich kandidaat stellen bij verkiezingen voor een andere parlementaire assemblee en verkozen worden verklaard, vervallen te verklaren van hun eerste mandaat zodat ze alleen het mandaat kunnen opnemen waarvoor zij het laatst verkozen werden.

Onze federale staatsstructuur heeft tot gevolg dat er kort op elkaar volgende of gelijktijdige verkiezingen zijn voor het Federaal Parlement en de Gewestparlementen. Daarnaast zijn er ook nog de verkiezingen van het Europees Parlement, die normaliter gelijktijdig met de verkiezingen van de Gewestraden worden georganiseerd.

De verkiesbaarheidsvoorwaarden sluiten niet uit dat een lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van de Senaat zich kandidaat stelt voor de verkiezingen van één van de Parlementen of voor de verkiezingen van het Europees Parlement. De verkiesbaarheidsvoorwaarden sluiten evenmin uit dat een lid van het Vlaams Parlement, het Waals Parlement of het Brussels Hoofdstedelijk Parlement zich kandidaat stelt voor de verkiezingen van het Federaal Parlement of voor de verkiezingen van het Europees Parlement.

Dit voorstel wil hieraan geen wijzigingen aanbrengen. In een federale staatsstructuur moet het mogelijk blijven om zich verkiesbaar te stellen voor een ander bestuursniveau dan datgene waarvan men deel uitmaakt. In een Federale Staat kan het trouwens nuttig zijn om de werking en de problemen van een ander bestuursniveau te leren kennen.

Hoewel geen grondwettelijke of wettelijke verplichting geldt, neemt normaliter een kandidaat die verkozen wordt verklaard zijn mandaat ook effectief op. Anders is het wanneer die kandidaat reeds een parlementair mandaat bekleedt. Omdat er een grondwettelijke of wettelijke onverenigbaarheid bestaat tussen twee parlementaire mandaten, kan hij slechts één mandaat opnemen. Met de thans geldende wetgeving heeft hij de keuze tussen het verder uitoefenen van het parlementaire mandaat dat hij bekleedt of hieruit ontslag nemen en het nieuwe mandaat opnemen waarvoor hij verkozen werd.

Het spreekt voor zich dat deze keuzemogelijkheid voor de inspraak van de kiezer en de geloofwaardigheid van de politiek geen goede zaak is. De kiezer verwacht terecht dat een kandidaat die verkozen is, zijn mandaat ook effectief opneemt. Wie een parlementair mandaat bekleedt en verkozen wordt verklaard voor een parlementair mandaat van een ander bestuursniveau, maar dit laatste mandaat niet wenst op te nemen, geeft de indruk de uitspraak van de kiezer niet ernstig te nemen. Dit komt het vertrouwen in de politieke instellingen niet ten goede omdat de kiezer de indruk heeft te zijn misleid : na de verkiezingen komt hij tot de vaststelling dat zijn stem ondergeschikt is aan de persoonlijke loopbaanplanning van een politicus.

Dit voorstel voert geen nieuwe onverenigbaarheid in. Een onverenigbaarheid is « het verbod voor een persoon die tot een mandaat verkozen wordt of die een functie of een ambt uitoefent, om terzelfder tijd titularis te zijn van een ander mandaat of ambt, om het uit te oefenen » (1) . In geval van een absolute onverenigbaarheid is de titularis van een mandaat of ambt verplicht afstand te doen van zijn hoedanigheid van titularis om een onverenigbaar mandaat of ambt op te kunnen nemen. In geval van een relatieve onverenigbaarheid verbiedt een persoon twee onverenigbare ambten of mandaten tegelijkertijd uit te oefenen.

Zowel bij een absolute als een relatieve onverenigbaarheid heeft de titularis de keuze het andere mandaat of ambt al dan niet op te nemen.

Dit voorstel voorziet in de be‹indiging van het mandaat in een parlementaire assemblee wanneer men zich kandidaat heeft gesteld en verkozen is voor een andere parlementaire assemblee zelfs voordat er sprake is van het gelijktijdig opnemen of uitoefenen van twee mandaten. Het beoogt een gevolg van rechtswege toe te kennen aan het feit van verkozen te zijn voor een andere parlementaire assemblee. Het bevat dus in feite een regeling in verband met de vervallenverklaring van het eerste parlementaire mandaat. Het bepaalt dat dit mandaat van rechtswege een einde neemt zonder dat aan de betrokkene de keuze wordt gelaten tussen het mandaat waarvan hij titularis is en het nieuwe mandaat waarvoor hij verkozen is (2) . Zodoende wil dit voorstel bewerkstelligen dat parlementsleden die zich kandidaat stellen voor een andere parlementaire assemblee en verkozen zijn hun mandaat ook effectief opnemen en de uitspraak van de kiezer ook ernstig nemen en niet naast zich neerleggen. Het houdt evenwel geen verplichting in om het nieuwe parlementaire mandaat op te nemen, ofschoon het daartoe een sterke stimulans inhoudt. Het voorstel wil op deze wijze de inspraak van de kiezer versterken en de transparantie bij verkiezingen verhogen.

Artikel 233, § 2, tweede lid, van het Kieswetboek bepaalt thans wanneer een lid van een Gemeenschaps- of Gewestraad dat verkozen is tot volksvertegenwoordiger of rechtstreeks gekozen senator zijn eerste hoedanigheid verliest. Het hierin opgenomen principe in dat de betrokkene zijn eerste hoedanigheid verliest wanneer hij de eed aflegt als volksvertegenwoordiger of senator.

Dat in artikel 233, § 2, tweede lid, van het Kieswetboek wordt bepaald wanneer het mandaat van een lid van een Gemeenschaps- of Gewestparlement wordt beëindigd, is merkwaardig. De beëindiging van het mandaat van lid van een Gemeenschaps- of Gewestparlement is immers een belangrijk aspect van de werking van de Parlementen en geen technisch aspect. Overeenkomstig artikel 118, § 1, van de Grondwet staat het aan de federale bijzondere wetgever om de verkiezingen, de samenstelling en de werking van het Vlaams Parlement, het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap en het Waals Parlement te bepalen. Het is dan ook aangewezen om de beëindiging van het mandaat van lid van een Gemeenschaps- of Gewestparlement door de bijzondere wetgever te regelen en niet langer door de gewone wetgever, zoals in artikel 233, § 2, tweede lid, van het Kieswetboek het geval is. Overigens is dit ook het standpunt van de Raad van State. In een recent advies heeft de Raad gesteld : « De decreetgevers zijn dan ook niet bevoegd om ... om te voorzien in gevallen waarin een lid vervallen verklaard wordt van zijn mandaat. ... Alleen de federale wetgever zou een dergelijke regeling kunnen invoeren, bij wet aangenomen met een bijzondere meerderheid » (3) .

Dit voorstel van bijzondere wet voegt in Hoofdstuk II, Afdeling 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, dat betrekking heeft op de samenstelling van de Parlementen, een artikel 24ter in dat bepaalt dat, wanneer een lid van het Vlaams Parlement of het Waals Parlement zich kandidaat heeft gesteld bij de verkiezingen voor een andere parlementaire assemblee en hiervoor verkozen is, hij zijn eerste hoedanigheid van rechtswege verliest zodra de kiesverrichtingen geldig zijn verklaard en het onderzoek van de geloofsbrieven met gunstig gevolg is afgerond, dus voor de eedaflegging. Indien hij door opvolging een mandaat in een andere assemblee voleindigt dan blijft, zoals thans het geval is, de eedaflegging het moment waarop hij zijn eerste hoedanigheid verliest. Dit voorstel vervangt dus artikel 233, § 2, tweede lid, van het Kieswetboek.

Tevens stelt dit voorstel voor om voor de leden van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement een gelijkaardige regeling in te voeren door in de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen een artikel 12bis in te voegen.

Voor de leden van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wordt in een voorstel van gewone wet een gelijkaardige regeling ingevoerd.

Dit voorstel moet samen gelezen worden met de andere voorstellen houdende de versterking van de inspraak van de kiezer door de beëindiging van het mandaat van lid van het Federaal Parlement, het Vlaams Parlement, het Waals Parlement, het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap bij de verkiezing voor een andere assemblee.

Dirk CLAES
Jan DURNEZ
Peter VAN ROMPUY.

VOORSTEL VAN BIJZONDERE WET


Artikel 1

Deze bijzondere wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

In Hoofdstuk II, afdeling 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wordt een artikel 24ter ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 24ter. Het lid van het Vlaams Parlement of het Waals Parlement dat zich kandidaat heeft gesteld bij de verkiezingen van een andere assemblee en verkozen is, verliest zijn vorig mandaat zodra uitspraak is gedaan over de geldigheid van de kiesverrichtingen, zijn geloofsbrieven zijn onderzocht en de geschillen hieromtrent zijn beslecht.

Het lid van het Vlaams Parlement of het Waals Parlement dat door opvolging het mandaat in een andere assemblee voleindigt, verliest zijn vorig mandaat zodra hij in deze assemblee de eed aflegt. »

Art. 3

In Titel III, Hoofdstuk 2, Afdeling 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, wordt een artikel 12bis ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 12bis. Het lid van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement dat zich kandidaat heeft gesteld bij de verkiezingen van een andere assemblee en verkozen is, verliest zijn vorig mandaat zodra uitspraak is gedaan over de geldigheid van de kiesverrichtingen, zijn geloofsbrieven zijn onderzocht en de geschillen hieromtrent zijn beslecht.

Het lid van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement dat door opvolging het mandaat van een lid van een andere assemblee voleindigt, verliest zijn vorig mandaat van zodra hij in deze assemblee de eed aflegt. »

14 oktober 2010.

Dirk CLAES
Jan DURNEZ
Peter VAN ROMPUY.

(1) K. Muylle, « Parlementaire en ministeriële onverenigbaarheden », in M. Van Der Hulst en L. Veny, Parlementair Recht, Commentaar en teksten, 1999, no 3, p. 3.5.-2.

(2) Zie ook het advies van de Raad van State over het Voorstel van bijzonder decreet houdende wijziging van het bijzonder decreet van 26 juni 1995 houdende invoering van onverenigbaarheden met het mandaat van lid van de Vlaamse Raad, Vlaams Parlement, Stuk 1547 (2002-2003), nr. 2.

(3) Voorstel van bijzonder decreet houdende wijziging van het bijzonder decreet van 26 juni 1995 houdende invoeging van onverenigbaarheden met het mandaat van lid van de Vlaamse Raad. Advies van de Raad van State, Vlaams Parlement, Stuk 1547 (2002-2003) — Nr. 2, blz. 7.