5-328/1 | 5-328/1 |
13 OKTOBER 2010
Dit voorstel van resolutie neemt de tekst over van een voorstel dat al op 26 september 2008 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-926/1 - 2007/2008).
We kunnen niet om de vaststelling heen dat in een land als het onze een te grote groep mensen dreigt in armoede te vervallen.
De cijfers zijn bekend en gepubliceerd in de Communautaire statistieken van de Europese Unie over inkomen en leefomstandigheden : in 2006 kampt één persoon op zeven met een verhoogd risico op armoede.
In absolute cijfers stemt dat overeen met ongeveer 1 500 000 personen.
Zo beschikt 14,7 % van de bevolking niet over een inkomen van 10 316 euro per jaar of 859 euro per maand voor een alleenstaande en van 21 665 euro per jaar of 1 805 euro per maand voor een gezin bestaande uit twee volwassenen en twee kinderen.
De armoedegraad in België is net iets lager dan de Europese gemiddelden (16 %). Uit de beschikbare gegevens blijkt eveneens dat het risico op armoede hoger is bij vrouwen (15,6 %) dan bij mannen (13,7 %).
Ook de leeftijd speelt een rol : het gemiddelde risico op armoede is hoger bij oudere mensen, en ligt voor hen op 23,2 %. Dat is een forse stijging in vergelijking met 2005 (20,6 %). Het gevolg daarvan is dat het resultaat voor België slechter is dan het gemiddelde van de lidstaten van de Europese Unie.
De algemene beleidsnota van de Staatsecretaris voor armoedebestrijding leert ons ook dat de armoede bij kinderen (14,8 %) en bij jongeren (16,5 %) gedaald is in vergelijking met 2005. De armoedegraad was toen 18,6 % voor kinderen van 0 tot 15 jaar en 17,3 % voor jongeren van 16 tot 24 jaar. Dit is een positieve evolutie.
Ook al is het verschijnsel van de working poor genoegzaam bekend, toch blijft het hebben van een baan een essentiële bescherming tegen armoede.
Wat het gezinstype betreft, merken we dat alleenstaanden, vooral vrouwen, en éénoudergezinnen in het bijzonder, vaker geconfronteerd worden met het risico op armoede dan gezinnen met meerdere inkomens.
Ten slotte, is het risico op armoede bij huurders ongeveer driemaal hoger dan bij eigenaars.
In België hebben we uiteraard een goede sociale bescherming, die evenwel in stand moet worden gehouden en versterkt moet worden door nauwe samenwerking tussen de verschillende bestuurslagen in ons land.
Er werden instrumenten ingevoerd in het kader van het Samenwerkingsakkoord betreffende de bestendiging van het armoedebeleid. Dat samenwerkingsakkoord geeft het partnerschap vorm en legt de wettelijke grondslag vast, die uitgaat van de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten. Het roept een permanente dienst in het leven : het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting.
Er werd eveneens een interministeriële conferentie geïnstalleerd, waar het overleg tussen de beleidsverantwoordelijken kan plaatsvinden.
Armoede is een multidimensionele problematiek en los van de precaire levensomstandigheden, zijn toegang tot kennisverwerving en maatschappelijke participatie democratische basisvereisten en factoren van sociale cohesie.
In een diensten- en communicatiemaatschappij worden een te laag kennisniveau en een te geringe benutting van de informatie- en communicatietechnologie bijkomende factoren van uitsluiting.
Het doel van dit voorstel van resolutie is via de beschikbare overleginstrumenten een geïntegreerd beleid te voeren zodat de informatie- en communicatietechnologie voor iedereen toegankelijk wordt gemaakt en de ontwikkeling van een internet voor de burger wordt bevorderd.
De « digitale kloof » kan worden gedefinieerd als een uitdrukking van de sociale ongelijkheid op het stuk van de verspreiding en het gebruik van de informatietechnologie. Dit verschijnsel verdiept de kloof tussen « bemiddelde » en « minder gegoede » burgers. Anders gezegd, versterkt de digitale kloof de dualisering van de samenleving.
Een miljoen negenhonderdduizend Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt, en 2,6 miljoen hebben nog nooit op het internet gesurft. De digitale kloof treft vooral de inactieve bevolking : 40 % van de werklozen heeft nog nooit het internet gebruikt.
Volgens dezelfde barometer van het Nationaal Instituut voor de Statistiek speelt het opleidingsniveau ook een belangrijke rol : bijna 60 % van de laaggeschoolden gebruikte nog nooit internet tegenover slechts 10 % van de hooggeschoolden. Gelet op die statistieken is het aangewezen maatregelen te treffen die gericht zijn op de betrokken doelgroep.
Over het algemeen is het benutten van de informatie- en communicatietechnologie niet zo goed ingeburgerd bij de minder gegoede bevolkingsgroepen. Dit valt logisch te verklaren door een gebrek aan middelen, een lagere participatiegraad op de arbeidsmarkt en een laag opleidingsniveau in financieel zwakkere gezinnen. De digitale kloof gaapt ook duidelijk tussen de seksen, vrouwen maken duidelijk minder gebruik van de informatie- en communicatietechnologie dan mannen.
De digitale kloof in België dreigt ook dieper te worden. De vorige regering heeft daarom een efficiënt actieplan opgezet om te streven naar meer inclusie en om uitsluiting te voorkomen.
In dit verband heeft België zich er tijdens de eerste fase van de Wereldtop over de informatiemaatschappij (Genève, 2003) toe verbonden om een Nationaal Actieplan ter bestijding van de digitale kloof aan te nemen.
Overigens werd de verschillende federale ministers gevraagd initiatieven te ontwikkelen.
In dat kader werden twee acties opgestart :
— de maatregelen inzake de « e-inclusie » werden in aanmerking genomen voor de subsidies die de OCMW's krijgen voor culturele en sportieve participatie;
— met Oxfam Solidariteit werd een overeenkomst gesloten om een experiment voor de duur van één jaar te financieren met het oog op de terbeschikkingstelling van tien computerparken in tien OCMW's. Deze laatsten moeten partnerschappen sluiten met operatoren als de rusthuizen, sociale woningen, wijkhuizen, ..., om het doelpubliek te bereiken voor wie de technologie het minst beschikbaar is. Die computerparken worden uitgerust met gerecycleerd materiaal en geconfigureerd in open source. Dat project heet easy-e-space.
Eén van de oriëntaties van het Plan bestaat er ook in een diagnose te stellen waarmee de verschillende bevoegheidsniveaus het eens zijn, zodat ze hun acties kunnen coördineren voor de bevordering van de digitale inclusie. De vele bestaande initiatieven kwamen immers niet ten volle tot hun recht omdat ze losstonden van elkaar en geen deel uitmaakten van een transversaal en gecoördineerd beleid. Naast de ontwikkeling van nieuwe projecten heeft het Plan dus ook de ambitie om voordeel te halen uit het grote aantal initiatieven teneinde een nationale dynamiek tot stand te brengen.
De federale regering heeft dan ook beslist een eerste reeks maatregelen te nemen, waaronder meer bepaald :
— de invoering van een pakket « internet voor iedereen », dat vanaf april 2006 in de winkels wordt aangeboden. Dit pakket, bestaande uit een computer, een internetaansluiting voor een jaar en een opleidingsbrochure, zou 200 000 gezinnen in staat moeten stellen zich uit te rusten met en zich in te werken in de nieuwe technologie tegen een zeer lage prijs dankzij, enerzijds, de consequente financiële inspanning van de privésector en, anderzijds, de toekenning van een belastingkrediet voor een bedrag dat gelijk is aan de BTW (20 %) op de aankoopsom van het pakket (dus tussen 145 en 175 euro) door de federale Staat. Die maatregel bevat ook een sociaal gedeelte waarbij een mechanisme in het leven wordt geroepen om een rechtstreekse financiële tegemoetkoming, evenredig met het belastingkrediet, te geven aan bepaalde doelgroepen (leefloontrekkers) die geen belastingaangifte invullen;
— de oprichting of de uitbreiding van de « openbare computerruimten » over heel België via een projectoproep, in juli 2006, tot alle instellingen, VZW's of ondernemingen met een sociaal oogmerk, die een gratis en gemakkelijke internetaansluiting en een kennismaking met de nieuwe technologie zouden willen aanbieden aan personen die getroffen worden door de digitale kloof;
— de oprichting van een fonds om de strijd aan te gaan tegen de digitale kloof bij de ouderen.
Dat zijn allemaal interessante sporen die in de goede richting gaan.
Ook de gemeenschappen en de gewesten hebben verschilende acties ondernomen en het Actieplan bevat twee fasen van vijf jaar.
Als voorlopige conclusie kunnen we zeggen dat we een democratisering van het internet zien, maar we stellen ook vast dat er vreemd genoeg een nauwe en opvallende band bestaat tussen de digitale kloof en de andere sociale breuklijnen.
We kunnen er niet omheen dat de bevolkingsgroepen die het minst mee zijn met de tijd nog altijd die groepen zijn met de laagste inkomens, de laagst geschoolden en de oudsten.
In navolging van experimenten in andere landen (bijvoorbeeld : Quebec) moeten we in ons land een sociaal systeem van internet voor de burger ontwikkelen dat bijdraagt tot de bestrijding van de armoede en de sociale uitsluiting.
De armste bevolkingsgroepen, die reeds getroffen worden door verschillende vormen van discriminatie, lopen het risico om nog meer gemarginaliseerd te worden. De sociale uitsluiting hangt nu grotendeels af van de vraag of men zich de nieuwe informatie- en communicatietechnologie al dan niet eigen kan maken.
Olga ZRIHEN. |
De Senaat,
Gelet op :
A. het nationaal actieplan ter bestrijding van de digitale kloof;
B. het regeerakkoord van 18 maart 2008 dat de uitvoering van een ambitieus plan voorstelt inzake het terugdringen van armoede, met voorrang voor de meest kwetsbaren van onze samenleving;
C. het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten betreffende de bestendiging van het armoedebeleid;
D. de verschillende rapporten en actieplannen met betrekking tot de armoedebestrijding in ons land;
E. het tweede strategisch rapport sociale bescherming en sociale insluiting, over de periode 2008-2011, dat België in september 2008 bij de Europese Commissie moet indienen,
Vraagt de regering, in samenwerking met de deelgebieden :
1. een coherent en geïntegreerd beleid te voeren teneinde de toegang tot internet en de inhoud ervan te beschouwen als een dienst van algemeen nut die zowel voor individuen als voor de gemeenschap noodzakelijk is;
2. ervoor te zorgen dat iedereen toegang krijgt tot de informatie- en communicatietechnologie en dat recht te erkennen als een noodzakelijke hefboom in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting.
20 juli 2010.
Olga ZRIHEN. |