5-174/1

5-174/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2010

23 SEPTEMBER 2010


Wetsvoorstel betreffende het instellen van de verschijning van de gedetineerden voor de onderzoeksgerechten in een videoconferentie

(Ingediend door mevrouw Christine Defraigne)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 18 oktober 2007 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-287/1 - 2007/2008).

Op 10 april 2003 velde de kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van beroep van Bergen een arrest waarin werd geoordeeld dat de verschijning van een gedetineerde voor de raadkamer in een videoconferentie onwettig was. De wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis erkent immers slechts twee manieren om op de terechtzitting te verschijnen : persoonlijk of vertegenwoordigd door een advocaat.

Dat arrest heeft het experiment dat de minister van Justitie in Charleroi had opgestart, waardoor gedetineerden die daarmee instemden voor een onderzoeksgerecht konden verschijnen in een videoconferentie vanuit de gevangenis, voor onbepaalde tijd geschorst.

Dat experiment had tot doel de 600 000 uren per jaar die nodig zijn voor de overbrenging van de gedetineerden te verminderen en dus ook de budgetten en het aantal ontsnappingen.

Dit voorstel strekt ertoe de verschijning van de gedetineerden voor de raadkamer en voor de kamer van inbeschuldigingstelling in een videoconferentie een wettelijke grondslag te geven in het Wetboek van strafvordering en in de wet betreffende de voorlopige hechtenis, zodat het experiment van Charleroi, waarvan de eerste resultaten positief waren (« 3 questions à Thierry Marchandise » in La Libre Belgique van 17 april 2003), volkomen wettig opnieuw van start kan gaan.

Christine DEFRAIGNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 127, § 4, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij de wet van 31 mei 2005, wordt met de volgende bepaling aangevuld :

« De inverdenkinggestelde in voorlopige hechtenis kan in een videoconferentie verschijnen, indien hij dat vooraf aanvaardt. »

Art. 3

Artikel 135, § 3, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 12 maart 1998, wordt als volgt gewijzigd :

A. het vierde lid wordt met de volgende bepaling aangevuld :

« De inverdenkinggestelde in voorlopige hechtenis kan in een videoconferentie verschijnen, indien hij dat vooraf aanvaardt. »;

B. in het vijfde lid worden de woorden « persoonlijk of in een videoconferentie » ingevoegd na de woorden « de inverdenkinggestelde ».

Art. 4

In artikel 23, 2º, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis worden de woorden « en niet vooraf aanvaard heeft in een videoconferentie te verschijnen » ingevoegd na de woorden « indien de verdachte in de onmogelijkheid verkeert op de terechtzitting te verschijnen ».

20 juli 2010.

Christine DEFRAIGNE.