5-194/1

5-194/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2010

30 SEPTEMBER 2010


Wetsvoorstel tot organisatie van het opsporen en informeren van de begunstigden van slapende levensverzekeringsovereenkomsten

(Ingediend door mevrouw Christine Defraigne)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 18 april 2008 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-710/1 - 2007/2008).

Dit wetsvoorstel strekt ertoe het aantal niet-afgehandelde, zogenoemd « slapende » levensverzekeringscontracten zoveel mogelijk te beperken. Momenteel is er in België geen enkele ernstige en diepgaande studie uitgevoerd, om, ook maar bij benadering, het aantal slapende levensverzekeringscontracten te kennen. Toch kan niet worden ontkend dat een bepaald aantal levensverzekeringscontracten voor onbepaalde tijd slaapt bij verzekeringsmaatschappijen.

Er kunnen verschillende oorzaken aan de basis liggen van een dergelijke situatie.

Zo kan een verzekeringsnemer bijvoorbeeld de begunstigde van het contract zijn, maar eenvoudigweg vergeten zijn dat het bestaat. Zodra een contract ten einde loopt, kan de levensverzekeraar moeilijkheden ervaren om de verzekeringsnemer te vinden indien deze een aantal keren is verhuisd zonder de verzekeraar hiervan op de hoogte te brengen of indien hij in het buitenland is gaan wonen.

Wanneer de verzekeringsnemer het contract afsloot ten gunste van een derde om hem een kapitaal bij overlijden te garanderen, wordt alles nog ingewikkelder. Enerzijds kunnen de verzekeraars immers, naast de problemen rond de adresveranderingen van de begunstigde, ook worden geconfronteerd met moeilijkheden om de begunstigde te identificeren. Dat is het geval wanneer de begunstigingsclausule te algemeen is, zoals « de geboren of nog niet geboren kinderen ». Anderzijds kan de begunstigde van een overlijdensverzekering niet op de hoogte zijn van het bestaan van die overeenkomst in zijn voordeel en onderneemt hij bijgevolg niet de nodige stappen bij de levensverzekeraar wanneer de verzekeringsnemer overlijdt.

Men mag niet vergeten dat, volgens artikel 1247 van het Burgerlijk Wetboek, de verzekeringsuitkeringen haalschulden zijn. De begunstigde van de uitkeringen dient te bewijzen dat de uitkeringen verschuldigd zijn omdat het risico verwezenlijkt is, bijvoorbeeld, ingeval van een levensverzekering bij leven, wanneer men met pensioen gaat of ingeval van een verzekering bij overlijden, wanneer de verzekeringsnemer overlijdt. Juridisch gesproken moeten verzekeringsmaatschappijen die rol niet op zich nemen. Zij zijn dus helemaal niet verplicht om op zoek te gaan naar de begunstigden van die verzekeringen wanneer de uitkeringen opeisbaar worden.

Om ethische en billijkheidsredenen, zijn de verzekeringsmaatschappijen toch vragende partij om een gestructureerde methode uit te werken waarbij de begunstigden worden verwittigd zodra verzekeringsuitkeringen opeisbaar worden en waarbij, zo nodig, gezocht wordt naar de de identiteit en/of de persoonlijke gegevens van de begunstigde.

Nu is het zo dat nagenoeg alle verzekeringsmaatschappijen momenteel al, buiten alle wettelijke verplichtingen, grondig opzoekingswerk verrichten om de begunstigden te vinden.

De problematiek van de slapende levensverzekeringscontracten sluit aan bij de problematiek van de slapende rekeningen — zichtrekeningen, spaarboekjes enz. waarvan de houder of de rechthebbenden al ten minste vijf jaar geen enkele verrichting heeft/hebben gedaan — waarvoor de wetgever onlangs optrad.

De banksector raamde het aantal slapende rekeningen toen op 60 000. Dat cijfer zou momenteel sterk naar boven worden herzien. Het klopt dat rekeningen met een creditsaldo van soms enkele euro's worden meegerekend.

Wat de slapende zichtrekeningen betreft, heeft hoofdstuk II van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV), enerzijds voor de banken een systematische informatieprocedure uitgewerkt en, indien nodig, een procedure om op zoek te gaan naar de houders of rechthebbenden van dergelijke slapende rekeningen. Anderzijds voorziet die wet ook in het overmaken van de activa van die slapende rekeningen naar de Deposito- en Consignatiekas, na een zekere termijn, als de houders of rechthebbenden onvindbaar zijn.

De indiener van het wetsontwerp heeft beslist die twee maatregelen om te zetten naar de slapende levensverzekeringscontracten, zonder daarbij de specifieke aard van beide materies uit het oog te verliezen.

Een belangrijke vernieuwing hierbij is toch de oprichting van een aanspreekpunt bij Assuralia, een beroepsvereniging die ongeveer 95 % van de verzekeraars vertegenwoordigt. Zijn opdracht zou zijn om op vraag van elke natuurlijke persoon, zowel bij alle levensverzekeraars als bij de Deposito- en Consignatiekas, op te zoeken of er een levensverzekering in het voordeel van die persoon zou bestaan.

Wat de bedoelde levensverzekeringen betreft, is het toepassingsgebied van dit wetsvoorstel beperkt, namelijk alle individuele levensverzekeringen, los van het feit of het nu gaat om uitkeringen bij leven (een uitkering als de verzekerde nog leeft op een vastgelegde datum of vervaldag, bijvoorbeeld het pensioen) of bij overlijden (uitkering op het ogenblik van overlijden). In eerste instantie koos de indiener van het wetsvoorstel ervoor om ratione materiae de tweede pensioenpijler niet op te nemen in het toepassingsgebied want voor dat soort verzekering wordt er al bij wet bepaald dat de verzekerde elk jaar een pensioenfiche ontvangt waardoor de kans op een slapende rekening sterk afneemt. Er werd dus beslist om zich in eerste instantie te richten op de verzekeringscontracten die problematisch zijn.

Wat de bedoelde verzekeringsmaatschappijen betreft, is het toepassingsgebied echter uitgebreid omdat het wetsvoorstel bedoeld is voor zowel Belgische als buitenlandse verzekeringsondernemingen die een risico verzekeren dat in België gelegen is.

Het wetsvoorstel voorziet dus in drie specifieke onderdelen :

I. Een systematische en gestructureerde fase van informatieverstrekking aan de begunstigde en opsporing van de begunstigde

Wat de informatieverstrekking aan de begunstigde en de opsporing van de begunstigde betreft (artikel 4 van het voorstel) — die de verzekeringsnemer of een derde kan zijn —, legt het wetsvoorstel de verzekeringsmaatschappijen verschillende verplichtingen op waaraan zij moeten voldoen binnen twee jaar nadat zij kennis hebben genomen van het feit dat het risico zich voordoet. Men spreekt hier van « kennisname van het feit dat het risico zich voordoet » en niet van « het zich voordoen van het risico » want het zou kunnen dat de verzekeringsmaatschappij niet op de hoogte is van het feit dat het risico zich voordoet. Zo kan de verzekeringsmaatschappij bijvoorbeeld, in geval van een levensverzekering bij overlijden, niet onmiddellijk op de hoogte zijn gebracht van het overlijden van de verzekeringsnemer. De activering van de informatiefase zal dan worden uitgesteld tot het ogenblik dat de levensverzekeraar kennis heeft genomen van het feit dat het risico zich voordoet, namelijk het overlijden.

Die informatie- en opsporingsfase begint met de verplichting om de begunstigde van een levensverzekeringscontract te informeren over het feit dat een dergelijk contract in zijn voordeel bestaat zodra de verzekeraar kennis heeft genomen van de opeisbaarheid van de uitkeringen in dat verband. Hij doet dat in eerste instantie bij gewone brief.

Volgens Assuralia zal het versturen van die brief in 99 % van de gevallen volstaan om een reactie van de begunstigde te krijgen. Voor het resterende percentage zal de volgende fase van de informatie- en opsporingsprocedure worden ingezet.

Als het versturen van die brief geen resultaat oplevert, moet de verzekeringsmaatschappij opzoekingswerk verrichten om, naar gelang van het geval, de nieuwe persoonlijke gegevens van de begunstigde of, zoals hogervermeld, de identiteit van de begunstigde zelf, te achterhalen.

De middelen die momenteel door de verzekeringsmaatschappijen worden gebruikt om hiertoe te komen, zijn talrijk en gevarieerd : opzoekingswerk in een algemeen repertorium, opzoekingswerk bij de makelaar of het bankagentschap bij wie het contract werd aangegaan, opzoekingswerk bij de gemeente waar de begunstigde het laatst zijn woonplaats had, opzoekingswerk bij private gegevensbanken, enz.

Geen enkele van die opzoekingsmethodes biedt een wonderoplossing voor alle mogelijke situaties. Om dat opzoekingswerk zo efficiënt mogelijk te houden, heeft de indiener van dit wetsvoorstel beslist om geen enkele opzoekingsmethode op te leggen en de levensverzekeraars de keuze te laten naar gelang van de specificieke aard van het dossier.

Toch zijn er twee vernieuwingen. Enerzijds bepaalt het wetsvoorstel specifiek dat de verzekeringsmaatschappij de nieuwe gegevens van de begunstigde kan verkrijgen bij de diensten van de gemeente om te voorkomen dat de verzekeringsmaatschappijen op een weigering stuiten zoals momenteel af en toe het geval is.

Anderzijds kunnen de verzekeringsmaatschappijen dankzij de wet ook nuttige informatie verkrijgen bij het Rijksregister, zodat zij hun opzoekingswerk en informatieopdracht kunnen vervullen. Het gaat niet om een verplichting. De verzekeringsmaatschappij beoordeelt zelf of er een beroep moet worden gedaan op die gegevensbron en moet zich op geen enkele manier verantwoorden voor die beslissing. Om redenen van goed beheer mag de verzekeringsmaatschappij die de nieuwe gegevens van haar klant via die weg heeft verkregen, die informatie gebruiken voor haar overige contractuele relaties met die klant.

Uit dat opzoekingswerk zullen kosten voortvloeien voor de verzekeringsmaatschappij. Die kosten zullen op de begunstigde worden verhaald. Toch spreekt het voor zich dat die kosten het aan de begunstigde uit te keren kapitaal niet mogen « opslorpen ». Vandaar dat artikel 5 van het wetsvoorstel bepaalt dat, buiten het versturen van een gewone informatiebrief, de wettelijke informatie- en opzoekingsprocedure niet moet worden opgestart voor contracten met een uitkering van minder dan 200 euro.

Als het opzoekingswerk leidt tot het identificeren of lokaliseren van de begunstigde van de levensverzekering, wordt hem een aangetekende brief gestuurd om hem mee te delen dat er een levensverzekeringscontract bestaat en dat de procedure zal worden opgestart indien er binnen een maand geen reactie van hem komt. Indien die stap de begunstigde niet « wakker maakt », dan wordt het levensverzekeringscontract als slapend beschouwd. Dezelfde conclusie zal worden getrokken als het opzoekingswerk niet heeft geleid tot de identificatie of lokalisatie van de begunstigde van de levensverzekering.

II. Overdracht van slapende levensverzekeringscontracten naar de Deposito- en Consignatiekas

Als er op de gewone en aangetekende brief geen reactie van de begunstigde van het levensverzekeringscontract komt, of als die laatste niet kan worden geïdentificeerd of gelokaliseerd, dan wordt het contract als slapend beschouwd. De contractueel opeisbare uitkeringen van dat contract zullen, in tegenstelling tot de huidige situatie, niet meer in handen zijn van de verzekeringsmaatschappijen. Volgens artikel 6 van het wetsvoorstel zullen die uitkeringen en het volledige dossier aan de Deposito- en Consignatiekas worden overgedragen op het einde van het vierde jaar van de kennisname van de opeisbaarheid van de uitkeringen. Met die overdracht vervallen de contractuele verplichtingen van de verzekeringsmaatschappij voor dat dossier. Er werd voor een periode van vier jaar gekozen omdat de potentiële begunstigde met die termijn voldoende de kans krijgt om contact op te nemen met de natuurlijke tussenpersoon van het levensverzekeringscontract, namelijk de levensverzekeraar. Die termijn lijkt ook kort genoeg, gelet op het feit dat de indiener van het wetsvoorstel ervoor kiest geen intresten op het uit te keren kapitaal te eisen om de levensverzekeraars niet te overbelasten — aangezien het hier zoals gezegd toch om een haalschuld gaat !

Het wetsvoorstel voorziet, zoals bij de slapende rekeningen, in een reeks verplichtingen voor een overheidsinstelling, de Deposito- en Consignatiekas :

Zij bewaart voor onbepaalde duur de contractueel opeisbare uitkeringen van de slapende levensverzekeringscontracten die aan haar worden overgedragen, alsook de betreffende dossiers. Zij doet dat voor rekening van de begunstigde en zorgt daarbij voor intrestvorming op de uit te keren bedragen (artikel 6).

Zij houdt een register van al die contracten bij en zorgt ervoor dat belanghebbenden (artikel 7, eerste lid) hier toegang toe krijgen. Die toegang zal uiteraard onderworpen zijn aan strikte voorwaarden die bij Koninklijk Besluit bepaald zullen zijn. Iemand die denkt dat hij de begunstigde is van een levensverzekeringscontract waarvan de uitkeringen opeisbaar zijn sinds meer dan vier jaar — de termijn die nodig is voor de overdracht van de opeisbare contractuele uitkeringen — kan zich dus tot die Kas richten om zijn veronderstellingen bevestigd of ontkend te zien. Maar zoals in punt III hierna wordt uitgelegd, kan er meer informatie worden verkregen bij het aanspreekpunt dat bij Assuralia wordt opgericht.

Zodra het slapend levensverzekeringscontract is overgedragen, zal de Kas het beheren en zij regelt eventueel de uitbetalingen aan de begunstigde (artikel 6, § 3).

Voor zover nodig (goed beheer, statistieken, enz.) zal zij in haar jaarverslag een precies overzicht geven van al die slapende contracten (artikel 7, tweede lid).

III. Oprichting van een aanspreekpunt bij Assuralia

Assuralia is bereid om als aanspreekpunt op te treden tussen personen die denken de begunstigde van een levensverzekeringscontract te zijn waarvan de uitkeringen opeisbaar worden en respectievelijk de levensverzekeraars en de Deposito- en Consignatiekas.

De vraag tot opzoekingswerk zal dus tot Assuralia worden gericht die in zekere zin de rol van brievenbus op zich neemt voor :

— de levensverzekeraars, ook als zij niet bij Assuralia zijn aangesloten (grosso modo 5 % van de levensverzekeraars), opdat zij opzoekingswerk doen voor de levensverzekeringscontracten waarvan de uitkeringen opeisbaar zijn sinds minder dan vier jaar en die bijgevolg nog niet zijn overgedragen aan de Deposito- en Consignatiekas. Het gaat dus om levensverzekeringscontracten waarvoor een opzoekings- en informatieprocedure werd opgestart en om contracten die als slapend worden beschouwd, maar nog niet aan de Deposito- en Consignatiekas werden overgedragen.

— de Deposito- en Consignatiekas opdat zij opzoekingswerk doet in het register van slapende contracten die aan haar werden overgedragen.

Het spreekt voor zich dat die informatie wordt gegeven voor een levensverzekeringscontract waarvan de uitkeringen opeisbaar worden. Het is immers niet de bedoeling dat iemand kan vernemen of hij « mogelijk » de toekomstige begunstigde wordt van een verzekeringscontract, bijvoorbeeld bij het overlijden van een verzekeringsnemer die nog in leven is. Vóór dat risico zich voordoet — dus bij overlijden van de verzekeringsnemer — is de contractuele relatie tussen de levensverzekeraar en de verzekeringsnemer strikt vertrouwelijk en kan die laatste trouwens tot op het laatste ogenblik de begunstigingsclausule van het contract wijzigen.

Dat opzoekingswerk kan enkel worden verricht als de aanvrager zijn hoedanigheid van potentiële begunstigde bewijst. In bepaalde gevallen is dat eenvoudig. Zo kan bijvoorbeeld voor een levensverzekering bij overlijden, een overlijdensverklaring van de houder van het contract volstaan. In andere gevallen daarentegen blijkt het opstellen van een dossier dat bestudeerd moet worden, noodzakelijk. Een Koninklijk Besluit zal dat probleem regelen opdat zoveel mogelijk situaties worden gedekt en de procedure toch soepel blijft.

Om niet geconfronteerd te worden met allerhande bizarre vragen en om de aanvrager van informatie te responsabiliseren, moet voor de aanvraag betaald worden : 50 euro (gëindexeerd). Die som zal ook dienen om bepaalde kosten die Assuralia moet doen om haar opdracht te vervullen, te compenseren.

Om het zoeken naar de begunstigden van de levensverzekeringscontracten een zekere systematiek te geven, vraagt de indiener van het wetsvoorstel in navolging van Feprabel, een beroepsvereniging van verzekeringsmakelaars, dat de notaris bij de openverklaring van een erfenis, voorstelt om een aanvraag in te dienen bij het aanspreekpunt. Aangezien die aanvraag niet gratis is (50 euro geïndexeerd), mag de erfgenaam kiezen of de opzoeking al dan niet moet worden opgestart.

Kortom, het huidige wetsvoorstel wil reële vernieuwingen invoeren om, naar het voorbeeld van de slapende rekeningen, te voorkomen dat de begunstigden van levensverzekeringscontracten niet worden gevonden.

Ten eerste legt het wetsvoorstel de verzekeringsmaatschappijen een gestructureerde procedure op om de begunstigde van het levensverzekeringscontract te zoeken. Momenteel zijn zij hier niet toe verplicht omdat het om haalschulden gaat. Om te zorgen voor efficiënt opzoekingswerk, wordt er in twee vernieuwingen voorzien : enerzijds zijn de diensten van de gemeente verplicht om aan de verzekeringsmaatschappij die daarom vraagt, de nieuwe persoonlijke gegevens van iemand die verhuisd is, te geven en anderzijds, kunnen de verzekeringsmaatschappijen een beroep doen op het Rijksregister.

Die opzoekingsprocedure gaat gepaard met een specifieke informatieprocedure : er wordt een gewone brief verstuurd en, eventueel, een aangetekende brief zodra het opzoekingswerk naar de identiteit of de persoonlijke gegevens van de begunstigde voltooid is.

Die informatie- en opzoekingsprocedure moet worden uitgevoerd binnen twee jaar nadat de verzekeringsmaatschappij kennis heeft genomen van de opeisbaarheid van de uitkeringen van het levensverzekeringscontract. Indien die procedure niets oplevert, hebben wij te maken met een slapend levensverzekeringscontract.

Ten tweede, wanneer binnen vier jaar nadat kennis werd genomen van de opeisbaarheid van de uitkeringen, de begunstigde noch geïndentificeerd, noch gelokaliseerd werd ondanks het feit dat de informatie- en opzoekingsprocedure werd uitgevoerd, moet volgens dit wetsvoorstel het hele slapende levensverzekeringscontract, namelijk de contractueel opeisbare uitkeringen en het volledige dossier, worden overgedragen aan de Deposito- en Consignatiekas. Op dat ogenblik neemt de Deposito- en Consignatiekas de fakkel over.

Ten slotte, om ervoor te zorgen dat alle potentiële begunstigden snel en gemakkelijk toegang hebben tot alle slapende levensverzekeringscontracten, voorziet dit wetsvoorstel in de oprichting van een aanspreekpunt bij Assuralia dat voor hen toegankelijk is onder bepaalde voorwaarden. Die beroepsvereniging zal de aanvragen van die privépersonen bezorgen aan de levensverzekeraars — voor de contracten die nog niet aan de Deposito- en Consignatiekas werden overgedragen — of aan de Deposito- en Consignatiekas. Zij zullen die personen verwittigen of er al dan niet een contract in hun voordeel bestaat waarvan de uitkeringen, de facto, opeisbaar zijn.

Om ook de informatieverstrekking systematiek te geven, voorziet het wetsvoorstel erin dat de notaris, bij het openvallen van een erfenis, de erfgenamen erop wijst dat zij een beroep kunnen doen op dat aanspreekpunt.

Hoewel het vanzelfsprekend is dat al die vernieuwingen de slapende levensverzekeringscontracten niet definitief kunnen wegwerken, zullen ze dat aantal contracten onbetwistbaar doen afnemen. Bovendien zal er een reële transparantie worden ingevoerd, omdat die contracten voortaan door een openbare instelling worden beheerd.

TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 2

Dit artikel bepaalt het toepassingsgebied ratione materiae van het wetsvoorstel.

Dit wetsvoorstel is van toepassing op individuele levensverzekeringscontracten, los van het feit of het nu gaat om uitkeringen bij leven of bij overlijden.

Toch heeft de indiener van het wetsvoorstel om verschillende redenen de tweede pensioenpijler met andere woorden de aanvullende pensioenen (meer bepaald de groepsverzekeringen), buiten dat toepassingsgebied gelaten.

Zij meent dat de nieuwe verplichtingen die in het kader van dit wetsvoorstel ten laste vallen van de levensverzekeraars, zwaar zijn en daarom is een voorzichtig beleid gerechtvaardigd. Laten we eerst zien welke concrete resultaten die nieuwe verplichtingen zullen voortbrengen en laten we dan nagaan of het toepassingsgebied moet worden uitgebreid.

Bovendien is de kans om geconfronteerd te worden met slapende fondsen in het kader van de tweede pensioenpijler onbetwistbaar kleiner aangezien artikel 26 van de wet van 28 april 2003 houdende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid de pensioeninstelling of de organisator, bijvoorbeeld de werkgever, nu al verplicht om de aangeslotenen jaarlijks een pensioenfiche te geven. Om aan die verplichting te kunnen voldoen, krijgen zij, volgens artikel 113bis van die wet, indien nodig, toegang tot het Rijksregister.

De pensioeninstellingen die belast zijn met de aanvullende pensioenen van de zelfstandigen zijn, volgens artikel 48, vierde sectie, van hoofdstuk I, titel II van de programmawet (I) van 24 december 2002 eveneens verplicht om jaarlijks informatie te verstrekken.

Er kan dus worden geconcludeerd dat de in het huidige wetsvoorstel vastgestelde opzoekings- en informatieverplichtingen minder noodzakelijk zijn voor de tweede pensioenpijler dan voor de individuele levensverzekeringen. Vanuit pragmatische overwegingen is het dus van belang om zich in de eerste plaats te concentreren op die laatste meer problematische situaties.

Artikel 3

Dit artikel geeft een definitie van de belangrijke begrippen van het wetsvoorstel die al in de toelichting zijn verklaard.

Wat de levensverzekeraar betreft, richt de indiener van dit wetsvoorstel zich zowel op de Belgische als de buitenlandse verzekeringsmaatschappijen die een risico in België dekken. Om de consument maximaal te beschermen, moeten dezelfde opzoekings- en informatieverplichtingen worden opgelegd aan de buitenlandse ondernemingen die op ons grondgebied actief zijn.

Artikel 4

In dit artikel worden de verschillende stappen uiteengezet die de levensverzekeraar voortaan moet ondernemen wanneer een levensverzekeringscontract vervalt. Hij moet die stappen nemen binnen twee jaar nadat hij kennis heeft genomen van de opeisbaarheid van de betrokken uitkeringen. De systematische procedure die gevolgd moet worden, werd eenvoudig en efficiënt opgevat.

Het gaat om de volgende stappen :

Eerste fase van informatieverstrekking : een gewone brief wordt naar de begunstigde gestuurd op basis van de gegevens waarover de verzekeraar beschikt.

Tweede fase van opzoeking : als het versturen van die brief geen reactie oplevert, zal de verzekeraar diepgaand opzoekingswerk doen om de nieuwe persoonlijke gegevens van de begunstigde of, eventueel, zijn identiteit, te achterhalen.

Indien de levensverzekeraar het nodig acht, kan hij voor dat opzoekingswerk zelfs inlichtingen vragen bij de gemeentediensten of het Rijksregister, op basis van, in dit laatste geval, een procedure die in overleg met de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer zal worden opgesteld.

Indien de opzoekingen bij het Rijksregister ertoe leiden dat de persoonlijke gegevens van de begunstigde worden teruggevonden, kan de levensverzekeraar ze gebruiken in het kader — en uitsluitend in dat kader — van de overige contracten die hij reeds met deze persoon heeft afgesloten. Die mogelijkheid die beantwoordt aan de vereiste van een pragmatische aanpak en een goed beheer, is enkel van toepassing op de lopende contracten en mag uiteraard niet worden gebruikt voor andere doeleinden zoals nieuwe mogelijkheden om klanten te werven.

Derde fase van informatieverstrekking : zodra de identiteit of de persoonlijke gegevens van de begunstigde zijn gevonden, wordt een aangetekende brief naar de begunstigde verstuurd. Indien er geen reactie komt op die brief, wordt dat levensverzekeringscontract « slapend » genoemd en komen we aan het tweede onderdeel waarin het wetsvoorstel voorziet, namelijk de overdracht van de contractueel opeisbare uitkeringen naar de Deposito- en Consignatiekas.

We komen ook in dat tweede onderdeel terecht wanneer, ondanks het grondige opzoekingswerk de identiteit noch de persoonlijke gegevens van de begunstigde kunnen worden teruggevonden en wel zonder dat de levensverzekeraar een aangetekende brief heeft moeten versturen.

Artikel 5

De kosten die voortvloeien uit de procedure om de begunstigde te zoeken en te informeren, zullen aan die laatste worden aangerekend. Om te voorkomen dat de kosten hoger zouden zijn dan het bedrag van de uitkeringen, moet de levensverzekeraar die procedure slechts aanvatten voor de contracten waarvan de uitkeringen in totaal minder dan 200 euro (geïndexeerd) bedragen. Toch moet voor die « kleine » bedragen enerzijds de eerste informatiefase — namelijk het versturen van een gewone brief — wel degelijk worden uitgevoerd, en anderzijds spreekt het voor zich dat de verzekeraar alle stappen mag ondernemen die hij wenst voor het opzoekingswerk en de informatieverstrekking, voor zover die kosten niet aan de begunstigde worden aangerekend.

Artikel 6

Op het einde van het vierde jaar nadat kennis werd genomen van de opeisbaarheid van de uitkeringen, worden de slapende levensverzekeringscontracten — het bedrag van de uitkering en het volledige dossier met de persoonlijke gegevens van de contractant, de begunstigde, de gedane opzoekingen, enz. — overgedragen aan een overheidsinstelling, de Deposito- en Consignatiekas, die de contractuele verplichtingen van de levensverzekeraar overneemt. Die overheidsinstelling zal dus voor de betaling van de uitkeringen van het levensverzekeringscontract zorgen voor zover er een begunstigde zou opduiken.

Voor de levensverzekeringscontracten die al heel wat jaren slapend zijn bij de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, zal de overdracht echter binnen drie maanden na de inwerkingtreding gebeuren. De indiener van het wetsvoorstel meent immers dat die contracten al te lang « stand by » zijn bij de verzekeringsmaatschappijen zonder dat hen iets kan worden verweten, dat spreekt voor zich. Toch is de kans werkelijk miniem dat de levensverzekeraars, als gevolg van de invoering van deze nieuwe opzoekingsverplichtingen waarin het wetsvoorstel voorziet, de begunstigden van die slapende contracten vinden. Om zo transparant mogelijk te zijn, is het daarom verstandiger die contracten zo snel mogelijk aan een overheidsinstelling over te dragen.

Artikel 7

Naast de verplichtingen voor de Deposito- en Consignatiekas die in het vorige artikel werden bepaald, namelijk de slapende contracten die aan haar werden overgedragen, bewaren en beheren en de uitkeringen aan de rechthebbenden regelen, legt dit artikel het volgende op aan die Kas :

— een register van slapende contracten bijhouden die aan haar werden overgedragen;

— de toegang tot dat register garanderen voor de potentiële begunstigden en Assuralia;

— in haar jaarrapport de precieze situatie van de slapende contracten die ze beheert, voorstellen.

Artikel 8

Dit artikel definieert de grondslagen van de oprichting van het aanspreekpunt bij Assuralia dat toegankelijk is voor elke potentiële begunstigde van een levensverzekeringscontract waarvan de uitkeringen opeisbaar worden. Assuralia, een beroepsvereniging die ongeveer 95 % van de verzekeraars vertegenwoordigt, zal, in zekere zin, de rol van brievenbus vervullen tussen de potentiële begunstigde die bij Assuralia een aanvraag indient en enerzijds, alle levensverzekeraars — ook zij die niet bij Assuralia zijn aangesloten — en anderzijds, de Depostio- en Consignatiekas voor wat de slapende contracten betreft die reeds aan haar werden overgedragen.

Dit artikel bepaalt ook een aantal voorwaarden om toegang te krijgen tot dat aanspreekpunt, zoals de kostprijs : 50 euro.

Het wetsvoorstel voorziet in een snel antwoord op de vraag naar informatie. Assuralia krijgt namelijk maximum twee weken om de aanvraag aan alle levensverzekeraars en aan de Deposito- en Consignatiekas te bezorgen, en die laatsten krijgen dertig dagen de tijd om eventueel contact op te nemen met een begunstigde. Als er dus binnen vijfenveertig werkdagen geen reactie komt, dan moet de aanvrager hieruit concluderen dat hij geen begunstigde van het levensverzekeringscontract in kwestie is.

Ten slotte schrijft dit artikel voor dat de notaris bij het openvallen van een erfenis, de erfgenamen moet informeren dat zij bij het aanspreekpunt bij Assuralia kunnen navragen of de overledene een levensverzekeringscontract in hun voordeel heeft nagelaten.

Artikel 9

Deze wet kan erg snel in werking treden want de toepassing ervan vereist geen grote middelen. Toch moet er in een zekere termijn worden voorzien om enerzijds, de levensverzekeraars een veilige toegang tot het Rijksregister te geven (art. 4, § 2, tweede lid) en anderzijds, om Assuralia de tijd te geven het aanspreekpunt op te richten en daarvoor de nodige mensen en middelen te vinden.

Christine DEFRAIGNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

§ 1. Deze wet is van toepassing op de levensverzekeringsovereenkomsten in de betekenis van artikel 97 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, ongeacht of het gaat om een uitkering bij leven dan wel bij overlijden.

§ 2. Bij afwijking van § 1 is deze wet niet van toepassing op levensverzekeringsovereenkomsten die zijn afgesloten in het kader van :

— de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid;

— afdeling 4 van hoofdstuk I van Titel II van de Programmawet (I) van 24 december 2002.

Art. 3

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

1º « levensverzekeringsovereenkomst » : de overeenkomsten zoals bedoeld in artikel 2 van deze wet.

2º « slapende levensverzekeringsovereenkomst » : een levensverzekeringsovereenkomst waarvan de begunstigde de uitkeringen niet opeist binnen twee jaar nadat de levensverzekeraar kennis heeft genomen van de opeisbaarheid van die uitkeringen, ondanks het feit dat deze laatste de opzoekings- en informatieprocedure heeft uitgevoerd.

3º « levensverzekeraar » : een verzekeringsmaatschappij die de risico's van een levensverzekering dekt die in België gelegen zijn in de betekenis van artikel 2, § 6, 8º, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.

4º « begunstigde » : de persoon voor wie de verzekeringsuitkeringen bestemd zijn.

Art. 4

§ 1. De levensverzekeraar zoekt naar de begunstigde van een levensverzekeringsovereenkomst zodra hij kennis neemt van de opeisbaarheid van de uitkeringen.

Daartoe stuurt hij hem een brief.

Indien de begunstigde niet reageert of er geen informatie bestaat over de identiteit en/of de persoonlijke gegevens van de begunstigde, zal de levensverzekeraar binnen twee jaar na de kennisname van die opeisbaarheid, het nodige opzoekingswerk verrichten om de identiteit en/of de persoonlijke gegevens van de begunstigde te vinden.

Indien hij dat nodig vindt, rekening houdend met de elementen uit het dossier, kan hij die informatie verkrijgen bij de gemeente waar de begunstigde zijn laatste woonplaats had en bij het Rijksregister in overeenstemming met § 2.

Zodra de identiteit van de begunstigde bekend is en/of zijn persoonlijke gegevens bekend zijn, stuurt de levensverzekeraar hem een aangetekende brief met ontvangstbewijs.

Zowel de gewone als de aangetekende brief deelt de begunstigde mee dat er een levensverzekeringsovereenkomst bestaat en dat er een procedure zal worden gevolgd indien er geen enkele reactie van zijn kant komt.

Indien de begunstigde niet reageert binnen een maand, te rekenen vanaf het sturen van de aangetekende brief of indien de aangetekende brief terugkeert, wordt de opzoekings- en informatieprocedure beëindigd. De levensverzekeringsovereenkomst wordt dan als slapend beschouwd.

Hetzelfde geldt voor de levensverzekeringsovereenkomsten waarvan de begunstigde niet kan worden geïdentificeerd of zijn persoonlijke gegevens niet kunnen worden gevonden. Voor die verzekeringsovereenkomsten wordt geen aangetekende brief gestuurd met ontvangstbewijs zoals bedoeld in het vijfde lid.

§ 2. De levensverzekeraar krijgt de toestemming om bij de gemeente waar de begunstigde van een levensverzekeringsovereenkomst zijn laatste woonplaats had, de referenties van het nieuwe adres van die begunstigde op te vragen.

De levensverzekeraar krijgt de toestemming om, volgens een procedure die wordt bepaald in overleg met de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, het rijksregisternummer te gebruiken. Hij krijgt eveneens toegang tot de gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen zoals bedoeld in artikel 3 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van natuurlijke personen. Zo kan hij de informatie krijgen die hij nodig heeft om de verplichtingen zoals bepaald in dit artikel na te komen.

Indien de levensverzekeraar op die manier de geüpdatete persoonlijke gegevens van de begunstigde verkrijgt, kan hij die informatie echter alleen gebruiken in het kader van zijn andere contractuele relaties met die persoon, die al bestaan op het ogenblik dat het opzoekingswerk wordt verricht.

Art. 5

De levensverzekeraar kan de kosten voor informatieverstrekking en opzoekingswerk doorberekenen.

Met uitzondering van het sturen van de informatiebrief, zoals bedoeld in artikel 4 § 1, tweede lid, moet het opzoekingswerk om de begunstigde te identificeren en/of zijn persoonlijke gegevens te kennen, niet worden verricht voor levensverzekeringsovereenkomsten waarvan de uitkeringen 200 euro (geïndexeerd) of minder bedragen.

Art. 6

§ 1. Indien de begunstigde van een levensverzekering, ondanks de informatieprocedure, zoals bedoeld in artikel 4, § 1, niet reageert, dan draagt de levensverzekeraar de contractueel opeisbare uitkeringen van de slapende levensverzekeringsovereenkomsten minus de opzoekingskosten over aan de Deposito- en Consignatiekas. Dat gebeurt op het einde van het vierde jaar nadat de levensverzekeraar kennis heeft genomen van de opeisbare aard van de uitkeringen.

§ 2. Voor de levensverzekeringen waarvan de levensverzekeraar op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet reeds vier jaar kennis heeft van de opeisbaarheid van de uitkeringen, zullen de contractueel opeisbare uitkeringen op het einde van de derde maand na de inwerkingtreding van de wet worden overgedragen.

§ 3. De overdracht van de contractueel opeisbare uitkeringen gebeurt samen met de overdracht van het volledige dossier van de slapende levensverzekeringsovereenkomst. Die overdracht heft de contractuele verplichtingen van de levensverzekeraar op. Die verplichtingen worden aan de Deposito- en Consignatiekas overgedragen.

§ 4. De contractueel opeisbare uitkeringen bij de Deposito- en Consignatiekas blijven voor onbepaalde tijd daar bewaard voor rekening van de begunstigde.

Zij brengen intrest op zonder beperking in tijd.

De intrestvoet en de nadere regels hierrond worden door de Koning vastgesteld.

Zij kunnen op elk ogenblik door de begunstigde worden opgevraagd.

Art. 7

De Deposito- en Consignatiekas houdt een register bij van de slapende levensverzekeringsovereenkomsten waarvan de contractueel opeisbare uitkeringen aan haar zijn overgedragen overeenkomstig artikel 6. Zij zorgt er ook voor dat de potentiële begunstigden en Assuralia toegang krijgen tot dat register in overeenstemming met artikel 8. De Koning bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de toegang tot het register.

In haar jaarverslag geeft de Deposito- en Consignatiekas een precies overzicht van de slapende levensverzekeringsovereenkomsten die zij beheert.

Art. 8

§ 1. Er wordt bij Assuralia een aanspreekpunt opgericht. Zijn opdracht is, om op vraag van een natuurlijke persoon, bij alle levensverzekeraars en bij de Deposito- en Consignatiekas na te gaan of er een levensverzekeringsovereenkomst bestaat die in het voordeel van die persoon werd afgesloten en waarvan de uitkeringen opeisbaar worden.

§ 2. De Koning bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de toegang tot die informatie.

Onder die minimale voorwaarden vallen, eventueel, het voorleggen van een overlijdensverklaring van de vermoedelijke verzekerde en de betaling van 50 euro per aanvraag. Dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen.

§ 3. Assuralia bezorgt de aanvraag, zoals bedoeld in § 1, aan de levensverzekeraars en aan de Deposito- en Consignatiekas binnen veertien werkdagen na ontvangst. De levensverzekeraar of de Deposito- en Consignatiekas die de overeenkomst beheert die met die aanvraag overeenstemt, neemt contact op met de aanvrager om hem te bevestigen dat hij de begunstigde is en hem de stappen mee te delen die hij moet ondernemen om die uitkeringen te krijgen. Dat gebeurt binnen dertig werkdagen nadat Assuralia de aanvraag doorstuurde.

§ 4. Bij het openvallen van een erfenis, stelt de notaris ambtshalve aan de erfgenaam voor om het aanspreekpunt bij Assuralia te raadplegen.

§ 5. De Koning bepaalt de betalingswijze van de opdracht zoals bedoeld in § 1.

Art. 9

Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 4, § 2, tweede en achtste lid, die in werking treden op de eerste dag van de dertiende maand die volgt op hun bekendmaking en van artikel 9 dat in werking treedt op de tiende dag na zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

20 juli 2010.

Christine DEFRAIGNE.