5-73/1

5-73/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2010

9 SEPTEMBER 2010


Voorstel van resolutie met betrekking tot de invoering van de mogelijkheid voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren die de officiële pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar hebben bereikt, om 400 uren op jaarbasis te werken tegen een voordelig RSZ-tarief

(Ingediend door mevrouw Nele Lijnen en de heer Guido De Padt)


TOELICHTING


Dit voorstel van resolutie herneemt de tekst van een voorstel dat reeds op 16 juni 2009 werd ingediend in de Senaat (stuk Senaat, nr. 4-1360/1 - 2008/2009).

Pensionering is een recht, geen plicht. Mensen die de pensioengerechtigde leeftijd bereiken zijn vaak nog bereid om te blijven doorwerken maar meestal niet aan hetzelfde tempo of evenveel uren als voordien. Wie ouder wordt ondervindt vaak fysieke beperkingen of wordt geconfronteerd met andere behoeften in het leven, zoals de zorg voor kleinkinderen of een hulpbehoevende partner. Anderen willen gewoon hun opgebouwde pensioenrechten verzilveren en na hun actieve carrière de tijd nemen om meer te genieten of zaken te doen waarvoor ze vroeger niet de tijd konden vrijmaken.

Vandaag zijn er echter heel wat gepensioneerden die het beste van twee werelden zouden willen combineren, maar door de wetgever ontmoedigd worden dat te doen. Gepensioneerd zijn, maar toch blijven werken op eigen tempo en op ogenblikken waarop men zelf wil, is het ideaalbeeld voor velen. Ook voor de maatschappij zou dit bijdragen tot de welvaart in het algemeen en voor de ouderen zelf in het bijzonder.

Door de vergrijzing groeit het aantal gepensioneerden gestaag. Helaas heeft niet iedereen tijdens zijn of haar actieve carrière voldoende pensioenrechten kunnen opbouwen, laat staan een aanvullend pensioen in de tweede en/of derde pijler. Sommige gepensioneerden voelen werkelijk de behoefte om bij te verdienen zodat ze hun vroegere levensstandaard kunnen vrijwaren of financieel comfortabel kunnen genieten van hun oude dag. Ook voor hun persoonlijk, geestelijk welzijn kan deeltijds actief blijven bevorderend werken. Zo voelen mensen zich niet afgeschreven en vermijden ze het sociaal isolement.

Het lijkt ons fundamenteel om gepensioneerden de mogelijkheid te geven om arbeid te verrichten op hun maat en op hun tempo. Bovendien moet het ook voor de werkgevers — aan wie regelmatig wordt verweten dat ze reserves hebben om ouderen te engageren — aantrekkelijk worden om deze ouderen in dienst te nemen.

Daarom stellen we de invoering van een maatregel voor die geënt is op het bestaande stelsel van studentenarbeid. Aan elke pensioengerechtigde willen we jaarlijks het recht toekennen om 400 arbeidsuren bij één of meerdere werkgevers te verrichten tegen een laag RSZ-tarief. Concreet denken we bijvoorbeeld aan een tarief van 5,8 % werkgeversbijdragen en 2,9 % werknemersbijdragen. Aangezien we er voorstander van zijn dat de federale regering ook het advies van de sociale partners inwint, nemen we deze bedragen louter als referentie voor de grootteorde ervan. Ideaal zou zijn om hetzelfde tarief te hanteren zoals bij studentenarbeid, maar dan na de aangekondigde hervorming.

Net als bij studentenarbeid pleiten we voor een rugzakje van 400 uren. Wie met andere woorden meer arbeidsuren presteert wordt pas onderhevig aan het gewone RSZ-tarief vanaf het 401e uur. Er kan dus geen sprake zijn van retroactieve verhoging van de RSZ-tarieven voor de eerste 400 uren. De arbeid kan verricht worden bij één of meerdere werkgevers.

Deze maatregel heeft geen jobverdringingseffect tot doel. Dat zou onaanvaardbaar zijn omwille van de huidige stijging van de algemene werkloosheid ingevolge de economische crisis. Door de kleinschaligheid van de jobs die worden beoogd en de beperkte doelgroep waarvan bovendien slechts een deel bijkomende arbeid zal wensen te doen, zouden werkgevers anders toch geen werknemers kunnen engageren in een volwaardige job om diezelfde taken te verrichten. Tevens is er geen enkele studie die het jobverdringingseffect door studentenarbeid aantoont. Hetzelfde zal vermoedelijk gelden voor ouderen. Vermits zij hun eigen arbeidsritme en -tijden kunnen bepalen, zullen gepensioneerden wellicht eerder geneigd zijn om arbeid te verrichten op tijdstippen die voor werknemers die hun job met een gezin moeten combineren minder goed uitkomt. Deze ouderen zouden in tegendeel zelfs complementair kunnen werken met reguliere werknemers, bijvoorbeeld 's ochtends vroeg of 's avonds na schooltijd.

Door de aard van de jobs die mogelijk worden voor deze gepensioneerden kunnen ze een belangrijke bijdrage aan de gemeenschap leveren. Enkele voorbeelden kunnen dit verduidelijken :

Heel wat werknemers werken momenteel in een stelsel van 1/5 tijdskrediet. Vermits 400 uur overeenkomt met vijftig werkdagen van 8 uur, kan een gepensioneerde deze ene dag opvullen, zodat er alsnog vervanging is voorzien voor de afwezige werknemer. Vandaag wordt deze vervanging vaak niet verricht.

Een receptioniste die 's ochtends graag om 9u zou beginnen in de plaats van om 7u om haar kinderen naar school te kunnen brengen. De werkgever zou van 7u tot 9u een gepensioneerde kunnen laten invallen om de receptie te bevolken.

Een cafébaas heeft op dinsdagnamiddag hulp nodig omdat de gepensioneerdenbond zijn wekelijkse kaartnamiddag heeft. Een gepensioneerde werknemer kan invallen. Vermoedelijk appreciëren de gepensioneerden het des te meer als ze bediend worden door een leeftijdsgenoot.

Iemand die een gespecialiseerde functie verrichte kan na zijn pensionering wekelijks nog een tijdje een paar uur aan de slag in zijn vroegere bedrijf om de opvolger bij te staan of om de « finishing touch » te verzorgen voor de gespecialiseerde taken die hij vroeger verrichte.

Vanzelfsprekend gaat het hier om voorbeelden. Veel zal afhangen van de concrete behoeften van de werkgevers en de concrete kwalificaties van de gepensioneerden. Maar het is fundamenteel dat met dit systeem een aantal hiaten op de arbeidsmarkt zouden kunnen worden opgevuld.

Tot vandaag mogen gepensioneerden nog niet onbeperkt bijverdienen bovenop hun pensioen. Wie een bepaalde inkomensgrens overschrijdt, ontvangt minder pensioen. Een onrechtvaardigheid die we zo snel mogelijk de wereld willen uithelpen. Het pensioen is immers een bedrag dat men heeft verdiend op basis van arbeid in het verleden en waarvoor men steeds pensioenbijdragen heeft betaald. Waarom zou iemand financieel moeten gestraft worden als hij of zij ook na zijn pensionering bereid is nog betaalde arbeid te blijven verrichten ?

De maatregel die we in dit voorstel van resolutie voorstellen doet dus niet de minste afbreuk aan de gerechtvaardigde vraag om de inkomensgrenzen voor bijverdiensten door gepensioneerden op te heffen. Tevens komt deze maatregel niet in de plaats van de huidige inkomensgrenzen. In afwachting van een verhoging of de volledige opheffing ervan blijven die onverkort van kracht. Met andere woorden : het bedrag dat de gepensioneerden bijverdienen via het voorgestelde systeem van de 400 uren op jaarbasis wordt gewoon fiscaal aangegeven en beschouwd als een deel van het toegestane bedrag dat gepensioneerden mogen bijverdienen.

De maatregel in dit voorstel van resolutie geldt zowel voor werknemers als zelfstandigen en ambtenaren van zodra ze de officiële pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar hebben bereikt. Wie in dit stelsel van 400 uren arbeid verricht, bouwt geen extra pensioenrechten op. Het is — net als bij het stelsel van studentenarbeid — een systeem waarbij de gepensioneerden via hun arbeid bijdragen tot de algemene middelen voor de RSZ en aldus een vorm van solidariteit met de huidige werkenden betonen.

Nele LIJNEN
Guido DE PADT.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. Rekening houdend met de Lissabondoelstellingen die een algemene activiteitsgraad van 70 % tegen 2010 ambiëren, evenals een activiteitsgraad van 50 % voor 55-plussers;

B. Overwegende de nood aan vrijwillige betaalde arbeid op maat voor oudere werknemers die pensioengerechtigd zijn maar op vrijwillige basis nog deeltijds en op hun eigen tempo actief wensen te blijven op de arbeidsmarkt;

C. Rekening houdend met de fysieke beperkingen van heel wat bejaarden die desondanks de mogelijkheid moeten krijgen om op basis van vrijwilligheid deeltijds of occasioneel actief te blijven op de arbeidsmarkt en aldus een supplement bovenop hun pensioen te verdienen;

D. Rekening houdend met de grote deskundigheid en werkervaring van ouderen die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan onze arbeidsmarkt;

E. Overwegende de nood aan flexibele arbeidskrachten in hoofde van de werkgevers die complementair aan de vaste werknemers kunnen inspringen voor specifieke taken die slechts een beperkt aantal werkuren per week in beslag nemen, seizoensgebonden taken, of occasionele of tijdelijke vermeerdering van werk;

F. Rekening houdend met de wenselijkheid om de inkomensgrenzen voor toegestane bijverdiensten door gepensioneerden op te heffen.

Vraagt de federale regering :

1. om na overleg met de sociale partners vanaf 1 januari 2011 een nieuwe werkgelegenheidsmaatregel in te voeren die naar analogie van het stelsel van de studentenarbeid aan werkgevers en werknemers, zelfstandigen en ambtenaren die de officiële pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar hebben bereikt, de mogelijkheid biedt om jaarlijks op basis van vrijwilligheid betaalde arbeid te verrichten tegen een verlaagd RSZ-tarief voor werkgevers én werknemers. Wie in dit systeem werkt, bouwt geen extra pensioenrechten op;

2. om bij de bepaling van deze nieuwe maatregel te voorzien in een stelsel waarbij gepensioneerden ouder dan 65 jaar gedurende 400 uren per jaar betaalde arbeid kunnen verrichten tegen een verlaagd RSZ-tarief bij één of meerdere werkgevers. Deze arbeid wordt toegestaan gedurende het ganse jaar en doet geen afbreuk aan de huidige toegestane bijverdiensten door gepensioneerden. Wie de grens van 400 uur overschrijdt is pas onderhevig aan het normale RSZ-tarief vanaf het 401e uur;

3. om snel werk te maken van de opheffing van de inkomensgrens voor toegestane bijverdiensten voor gepensioneerden zodat deze mensen ongestraft kunnen bijverdienen volgens hun eigen behoeften en bereidwilligheid.

20 juli 2010.

Nele LIJNEN
Guido DE PADT.