4-117

4-117

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 25 MARS 2010 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de Mme Anke Van dermeersch au ministre de la Justice sur «le déséquilibre communautaire en ce qui concerne les recours en grâce accordés» (nº 4-1180)

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Deze week vernam ik dat er sterke communautaire verschillen bestaan in het inwilligen van genadeverzoeken. De voorbije drie jaar werd, naar verluidt, respectievelijk 6%, 1,9% en 2,9% van de Nederlandstalige genadeverzoeken ingewilligd. Voor de Franstalige genadeverzoeken waren die percentages 18%, 15,5% en 10,1%. Dat is een aanzienlijk verschil.

Het genadeverzoek is krachtens artikel 110 van de Grondwet een prerogatief van de Koning en moet krachtens diens discretionaire bevoegdheid in dat verband niet met redenen worden omkleed en dus eigenlijk ook niet worden verantwoord.

Naar aanleiding van een vraag hierover in het jaar 2000 vernam de toenmalige minister van Justitie van zijn administratie dat er een soort van vaste rechtspraak bestond voor het beoordelen van genadeverzoeken. In de praktijk stelde hij echter vast dat er eigenlijk helemaal niets van op papier stond en dat er dus een grote willekeur bestond. Hij zou toen zelf richtlijnen hebben uitgevaardigd om het verlenen van individuele genade zo objectief mogelijk te laten verlopen. Of dergelijke richtlijnen vandaag nog bestaan en worden toegepast is evenwel onduidelijk.

Over deze praktijk kunnen in elk geval heel wat vragen worden gesteld, niet het minst omdat genadeverzoeken beslissingen van de rechter ongedaan maken. Daarom heb ik volgende vragen.

Bestaan er effectief duidelijke richtlijnen, neergeschreven in een document, voor het beoordelen van genadeverzoeken en worden ze strikt toegepast voor elk genadeverzoek, zowel Franstalig als Nederlandstalig? Welke criteria worden hierbij precies gehanteerd?

Kan de minister bevestigen dat er inderdaad grote communautaire verschillen bestaan in het inwilligen van genadeverzoeken? Beschik ik met andere woorden over de juiste getallen en is daar eventueel een verklaring voor?

Is de minister niet van oordeel dat het huidige systeem achterhaald is en toe is aan een meer doorzichtige procedure, waarbij beslissingen worden gemotiveerd, aantoonbaar op objectieve grondslagen zijn gebaseerd, en er terdege rekening wordt gehouden met de straftoebedeling door de rechter?

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Voor de voorstellen tot genadebesluit die ter ondertekening aan de Koning worden voorgelegd, steunt de minister zich op een dossier voorbereid door de dienst Genade van de FOD Justitie. Bij de afhandeling van de verzoekschriften tot genade worden de adviezen van de bevoegde parketten gevraagd en wordt een politieonderzoek uitgevoerd. In sommige dossiers wordt ook het advies ingewonnen van de minister van Volksgezondheid, voor drugsmisdrijven, van de minister van Economie, voor economische misdrijven, of van de minister van Mobiliteit, voor verkeersmisdrijven.

Na ontvangst van de adviezen van deze instanties handelt de dienst Genade het dossier ten gronde af om het dan met een syntheseadvies naar mijn beleidscel door te sturen. Bij het formuleren van de adviezen moet de dienst Genade zich baseren op de interne richtlijn die mijn voorganger Verwilghen in 1999 uitvaardigde.

In de jaren 1996 tot 1998, de Dutrouxperiode, was over de genademaatregel veel discussie ontstaan. De genademaatregel werd wel eens gebruikt om problemen in de strafuitvoering op te vangen, onder meer de overbevolking in gevangenissen. Men heeft toen ingezien dat het zo niet verder kon.

In die periode is het aantal genadeverzoeken dan ook teruggevallen.

In 1999 heeft mijn voorganger Verwilghen een interne richtlijn uitgevaardigd. Volgens die richtlijn kan genade worden verleend op basis van elke omstandigheid waarmee de rechter geen rekening heeft kunnen houden op het ogenblik van zijn vonnis en die, indien hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, hem had kunnen aanzetten tot het uitspreken van een andere straf of maatregel of tot het niet uitspreken van een straf of maatregel: op basis van nieuwe omstandigheden die ontstaan zijn na de veroordeling; ten uitzonderlijken titel; wanneer er een lange periode is verstreken tussen de veroordeling en de tenuitvoerlegging van de straf, zonder dat die vertraging te wijten is aan de betrokkene zelf en voor zover deze laatste in gunstige zin is geëvolueerd; om `technische redenen' om toe te laten de gevolgen van een onwettige straf teniet te doen. Die interne richtlijn is nog steeds van kracht.

De beoordeling van een aanvraag tot genade is een vrij complexe aangelegenheid waarbij met het geheel van alle factoren wordt rekening gehouden, zoals de antecedenten, de aard van de feiten, de sociale of financiële situatie van de veroordeelde en gezondheidsredenen. In geen geval wordt het genaderecht beschouwd als een soort van derde aanleg.

Wat correctioneel en crimineel veroordeelden betreft, wordt in de regel verwezen naar de mogelijkheden waarin de wet op de externe rechtspositie van de veroordeelden voorziet.

Wat de verschillen betreft in het aantal gevallen waar genadeverzoeken werden ingewilligd, spelen vermoedelijk tal van factoren een rol. In de eerste plaats worden er meer Franstalige genadeverzoeken ingediend dan Nederlandstalige. Ook de adviespolitiek van de bevoegde instanties, de sociale en financiële situatie van de aanvragers, het strafbeleid van de rechtbanken kunnen aanleiding geven tot verschillen. Exacte oorzakelijke verbanden kunnen enkel aan het licht komen op basis van wetenschappelijk onderzoek.

Het genaderecht is bepaald door de Grondwet en komt de Koning toe. In absolute cijfers gaat het om kleine aantallen: in 2009 werden 96 genadeverzoeken ingewilligd. Het gaat telkens om uitzonderlijke situaties die nauwgezet worden onderzocht en waarvoor diverse instanties een advies verlenen.

Ik ben van oordeel dat de principes van het huidige systeem niet gewijzigd dienen te worden. Er kan echter wel nog gesleuteld worden aan de doorlooptijden van de genadeverzoeken. Hiervoor zijn er al contacten geweest met het College van procureurs-generaal en met de dienst Genade. Zo worden momenteel initiatieven genomen om de adviesverlenende instanties aan te sporen tot een meer gemeenschappelijke aanpak.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Als de dienst Genade de interne richtlijnen eenvormig toepast, is het verschil tussen het aantal Franstalige en Nederlandstalige inwilligingen dan te verklaren door het feit dat er een Franstalige en een Nederlandstalige afdeling is en dat elke afdeling de richtlijnen vanuit een ander rechtsgevoel hanteert?

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Inderdaad. Daarom nemen we initiatieven om die diensten tot meer samenwerking aan te zetten, zodat de beslissingen beter op elkaar kunnen worden afgestemd. Het aantal afwijzingen is onnoemelijk veel groter dan het aantal toekenningen. Bij grote criminele zaken wordt geen genadeverzoek meer ingewilligd. Meestal gaat het om minder belangrijke dossiers. De impact van de genadeverzoeken is momenteel vrij beperkt.