4-113

4-113

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 25 FÉVRIER 2010 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de Mme Ann Somers à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile sur «le projet de confier aux plus de 50 ans les activités exercées dans le cadre d'une agence locale pour l'emploi» (nº 4-1508)

M. le président. - M. Bernard Clerfayt, secrétaire d'État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra.

Mevrouw Ann Somers (Open Vld). - De minister zou klaar zijn met een ontwerp dat een voorwaarde toevoegt aan de PWA-reglementering, die erin bestaat die activiteiten te laten uitoefenen door PWA-werknemers van vijftig jaar of ouder. De jongere PWA'ers zou ze willen laten doorstromen naar het stelsel van dienstencheques.

De doorstroom naar dienstencheques was één van de expliciete doelstellingen bij de introductie van het stelsel, maar tot vandaag bleef die doorstroom beperkt. Een bewijs te meer dat de PWA's uitgegroeid zijn tot een werkloosheidsval. Uit een advies van de inspecteur-generaal van Financiën zou blijken dat PWA'ers veel duurder zijn dan dienstenchequewerknemers. Meer bepaald kost een PWA'er de RVA per maand gemiddeld 736 euro aan werkloosheidsuitkeringen. Het Planbureau spreekt van een totale kostprijs van 2 140 euro per maand. De dienstenchequewerknemers daarentegen kosten naar verluidt gemiddeld 348,7 euro per maand, exclusief indirecte terugverdienkosten.

De maatregel van de minister voor de doorstroming van jonge PWA'ers naar dienstencheques betekent wel een besparing voor de schatkist, maar voor de ouderen oogt de balans minder fraai. Nu al blijkt uit de cijfers dat ongeveer 60 procent van de PWA'ers vijftig jaar of ouder is. Bovendien is de gemiddelde werkloosheidsvergoeding van mannelijke PWA-werknemers hoger dan die van mannelijke uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. Bij vrouwen is dat net andersom. Het doet vooral de vrees ontstaan dat mannelijke vijftigplussers zich in de PWA zullen nestelen om zich verder te onttrekken aan de activering, vooral nu volop werk wordt gemaakt van het strenger maken van vervroegde uittredingsstelsels zoals brugpensioenen.

De maatregel die de minister voorstelt, komt dus bijzonder ongelegen, maar doorkruist ook het algemene debat over de toekomst van de PWA's. Het is duidelijk dat grondig moet worden nagedacht over het wegwerken van de werkloosheidsval die de PWA's zijn geworden.

Kan de minister bevestigen dat uit de cijfers blijkt dat PWA'ers de schatkist meer kosten dan dienstenchequewerknemers?

Erkent de minister de initiële doelstelling van de PWA's om langdurig werklozen te activeren met de uitdrukkelijke bedoeling ze opnieuw aansluiting te laten vinden met de reguliere arbeidsmarkt?

Waarom doorkruist de minister het algemene debat over de toekomst van de PWA's alvorens een gerichte maatregel met betrekking tot de ouderen voor te stellen?

Betekent het ook dat de PWA's zullen worden verplicht om te voorzien in extra opleidingen voor hun oudere werknemers?

Hoe zal de minister garanderen dat PWA's geen toevluchtsoord voor vijftigplussers worden die zich willen onttrekken aan de activeringsmaatregelen voor een nieuwe reguliere job?

Welke maatregelen neemt de minister om de PWA's niet langer als werkloosheidsval te laten fungeren?

Kan in dat verband worden gedacht aan een beperking van de toegestane periode waarin werkzoekenden in de PWA's werkzaam kunnen zijn?

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Ik lees het antwoord van minister Milquet.

Ik wil meteen duidelijk maken dat er geen enkel ontwerp van koninklijk besluit bestaat dat de activiteiten van de PWA's uitsluitend wil laten uitvoeren door werknemers van 50 jaar en ouder. De maatregel die in juli 2009 werd genomen en die het huishoudelijk werk beperkte tot werknemers ouder dan 50 jaar, zal niet naar andere activiteiten worden uitgebreid.

In verband met de vergelijking tussen een PWA'er en een dienstenchequewerknemer lijkt het me niet echt opportuun uit te zoeken welke werknemer de staat het meeste kost. Beide stelsels streven immers eenzelfde doel na: de herintreding van werknemers die het verst van de arbeidsmarkt staan. Ze dienen echter een verschillende logica. De dienstencheques volgen een commerciële logica: ze zijn bedoeld voor particulieren en de werknemers hebben een echte arbeidsovereenkomst. De PWA's volgen een sociale logica: hun dienstverlening is niet alleen bestemd voor particulieren, maar ook voor gemeenschappen, gemeenten, scholen. Ze zijn bedoeld voor mensen die niet in staat zijn om met een arbeidsovereenkomst tewerkgesteld te worden. De berekeningsformules om de twee stelsels met elkaar te vergelijken, zijn trouwens niet transparant.

De oorspronkelijke doelstelling van de PWA's was tweevoudig. Enerzijds wilde men de reïntegratie van de langdurig werklozen en hun overgang naar gewoon werk bevorderen. Anderzijds was het de bedoeling een maatschappelijke nood te lenigen waarop de traditionele circuits geen antwoord boden.

Ik zie niet in waarom er door het ontbreken van specifieke maatregelen voor oudere PWA-werknemers niet kan worden nagedacht over de toekomst van de PWA's.

Er is voor de PWA's in geen enkele bijkomende opleidingsverplichting voorzien. Bovenop het minimumbudget dat aan scholing besteed moet worden, is elk PWA vrij om er de middelen voor vrij te maken die het gepast acht. Een PWA op het platteland dat tuinmannen in dienst heeft, zal bijvoorbeeld meer middelen investeren op tuiniersgebied, terwijl een ander PWA bijvoorbeeld meer middelen zal investeren in de opleiding voor kinderopvang.

Het risico dat 50-plussers de PWA's zien als een toevluchtsoord om te ontsnappen aan de controle op de beschikbaarheid, is niet bestaand. Enerzijds zijn de controles op de beschikbaarheid niet op 50-plussers gericht. Anderzijds zijn de meeste 50-plussers vrijgesteld van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt.

Ik ga er niet mee akkoord dat de PWA's een werkloosheidsval zijn. Werken in een PWA is voor veel werknemers nog de enige manier om deel te nemen aan een actief en sociaal leven. Voor anderen is het een toegangspoort tot een beroepsopleiding en een springplank naar gewoon werk. Het komt natuurlijk wel voor dat sommige werknemers zeer lang in de PWA actief zijn, maar dan gaat het meestal om werknemers die, gelet op hun maatschappelijke achtergrond, nergens anders werk vinden.

Het is niet omdat men in een PWA werkt en is vrijgesteld van de controle op de beschikbaarheid, dat men niet moet antwoorden op vragen van de gewestelijke instellingen. Als een werkloze in dienst is bij een PWA en door de VDAB voor een jobaanbieding wordt opgeroepen, is hij verplicht om daarop in te gaan.

Om al die redenen ben ik niet van plan een beperking in de tijd op te leggen aan de tewerkstelling in de PWA's. Veel PWA's hebben het immers moeilijk om voldoende werkkrachten te vinden. Het zou bovendien alleen maar contraproductief werken, mochten we hen van hun personeel beroven terwijl ze zo lang in hun opleiding hebben geïnvesteerd.

Mevrouw Ann Somers (Open Vld). - We zijn het niet eens met alle antwoorden die de minister heeft gegeven. We zullen verder onderzoeken of het systeem van dienstencheques niet beter is dan het PWA-systeem, dat volgens ons wel degelijk een werkloosheidsval is. We zullen deze materie dus op de voet blijven volgen.