4-1700/1 | 4-1700/1 |
11 MAART 2010
Vanaf de 19e eeuw tot het einde van de jaren 20 van de vorige eeuw, een tijd van economische welvaart, bouwden de gemengde banken met holdingactiviteiten hun participaties in industriële ondernemingen fors uit. De crisis van de jaren 30, waardoor de industriële productie en het exportvolume met meer dan 25 % kelderden, bracht de banken in de problemen. De effecten in hun bezit daalden in waarde. Veel ondernemingen bleken insolvabel. Om zich te beschermen, schroefden de banken de kredietverlening terug; dat scherpte de depressie nog aan, deed de deposito's teruglopen en bracht mee dat het bankenstelsel nog meer illiquide werd.
Tot 1934 waren de gemengde banken zeer nauw verweven met de industriële ontwikkeling. Zij hielden zich tegelijk bezig met de inontvangstneming van deposito's en kredietverlening enerzijds, en met het beheer van een aandelen- en obligatieportfolio anderzijds. Door deze laatstgenoemde activiteit kwamen zij in de problemen toen de grote crisis van de jaren '30 uitbrak. Ons land maakte een aantal verkeerde economisch-politieke keuzes en kwam daardoor in een depressie terecht. Er werd voor gekozen de goudwaarde van de Belgische frank te behouden, hoewel Groot-Brittannië, Duitsland en de Verenigde Staten de goudwisselstandaard los hadden gelaten, maar dat kwam ons bijzonder duur te staan. Door de ontwaarding van de belangrijke valuta was de Belgische frank immers overgewaardeerd, met als gevolg dat ons land een steeds strikter deflatoir beleid moest voeren, hetgeen de depressie nog aanwakkerde. De problemen van de met de Belgische Werkliedenpartij en de machtige Boerenbond verbonden volksbanken bespoedigden de beslissing om de gemengde banken op te splitsen.
De hervorming van 1934-1935, waarbij de gemengde banken werden opgesplitst (depositobanken versus houdstermaatschappijen), was een reactie op een wel heel dreigende bankencrisis. Om de banken te redden, werd het koninklijk besluit van 22 augustus 1934 uitgevaardigd, dat de scheiding van de banktransacties en de financiële transacties regelde.
Bij het koninklijk besluit van 9 juli 1935 werd de opsplitsing van de gemengde banken verder geregeld, via een aantal maatregelen om het bankenstelsel te verstevigen. Er werd een Bankcommissie opgericht, die toezicht moest houden op de activiteiten van de kredietinstellingen. Hoewel stemmen opgingen om structuurcoëfficiënten (een minimumverhouding tussen bepaalde activa- en passivaposten) op te leggen, werd toen aan dat concept geen uitvoering gegeven.
Niet alleen België hervormde het bankenstelsel; ook tal van andere Europese landen hebben destijds het actieterrein van de gemengde banken ingeperkt om de crisis het hoofd te bieden. Ons land is evenwel een van de landen die het stelsel het meest diepgaand hebben hervormd. De Belgische depositobanken werden voortaan verplicht zich te beperken tot kortetermijnkredieten (met een maximum van twee jaar), en — als enige in Europa — was het hen strikt verboden aandelen van industriële ondernemingen aan te houden.
Van 1935 tot 1993 gold voor de Belgische banken het depositobankenstelsel. In het raam van die regeling waren de bankactiviteiten onderworpen aan bij wet opgelegde — volledige dan wel gedeeltelijke — beperkingen met betrekking tot het bezit van aandelen van industriële of commerciële ondernemingen.
Begin de jaren 90 brachten de hervormingen met het oog op de versnelde sanering van de overheidsfinanciën de oligopolistische positie van de Belgische banken ten aanzien van de Staat evenwel aan het wankelen. Tegelijk werd de actieradius van de banken verruimd.
Uiteindelijk leidde een door de Europese richtlijnen ingegeven hervorming van het bankstatuut in 1993 tot het instellen van het Duitse model van de algemene bank. Daarmee kwam een einde aan het historische tijdperk van de depositobank.
Kan het zijn dat de geschiedenis zich eeuwig herhaalt ? Net als in de jaren 20 hebben de banken sinds medio de jaren 90 het openbaar spaarwezen in gevaar gebracht door steeds meer te speculeren. De thans gehanteerde speculatie-instrumenten zijn ingewikkelder geworden (afgeleide producten, effectisering, transacties buiten balans enzovoort), waardoor die speculatie nog meer gevaren inhoudt.
De problemen moeten niet langer worden gezocht bij de participatie in industriële ondernemingen, maar wel bij de activiteiten in de marktzalen van de banken, waar aan de hand van steeds ingewikkelder en virtueler transacties enorme bedragen in stelling worden gebracht. In april 2009 raamde het IMF dat de banken wereldwijd in totaal 4 000 miljard dollar hadden verloren.
Het staat buiten kijf dat de Belgische banken evenmin de dans zijn ontsprongen. Om uit hun penibele situatie te geraken, zien de banken zich momenteel verplicht de omvang van hun balans terug te schroeven. Die saneringsoperatie gaat tevens gepaard met het verstrakken van de kredietverleningsvoorwaarden. Ondanks het bijzonder inschikkelijke muntbeleid loopt het kredietvolume terug, wat de economie van ons land niet ten goede komt. Uit dat oogpunt is er geen verschil tussen de grote crisis van de jaren 30 en die van nu.
De tweede regering-de Broqueville kwam in dat verband in 1934 tot een wel heel duidelijke conclusie :
« Over « t algemeen hebben de Belgische banken aan de crisis goed weerstaan, doch ten slotte heeft deze de banken belet de haar in 's Lands economie toegevallen rol volkomen te vervullen. Een ingrijpende hervorming is ten zeerste noodig, vooreerst in den bouw zelf van onze financieele inrichtingen. De regeering heeft het passend geacht zoowel tot bescherming van het gespaard vermogen als tot verruiming van het krediet van het gemengd type af te zien. Voortaan zal België, eenerzijds, financieele inrichtingen bezitten, die deposito's accepteeren, en anderzijds industrieele inrichtingen, als daar zijn trusts of holdings. (1) ».
We moeten lessen uit het verleden durven te trekken. De opsplitsing van de bankactiviteiten heeft vroeger bevredigende resultaten opgeleverd. Momenteel overwegen de leiders van grote Staten opnieuw de omvang van de banken in te perken, alsook te voorzien in een opsplitsing van de depositoactiviteiten en de transacties die de banken voor eigen rekening op de markten verrichten.
In België heeft de Bijzondere Commissie belast met het onderzoek naar de financiële en bankcrisis in haar eindverslag zeer duidelijke aanbevelingen in dat verband gedaan :
« De commissie beveelt aan om een voor cliënten transparante vorm van klassiek bankieren als speciale financiële instelling opnieuw te introduceren (cf. vroegere spaarbanken/spaarkassen). Ze wenst een duidelijk onderscheid te maken tussen de depositobank en de handelsbank. De commissie vraagt aan de wetgever en aan de banktoezichthouder hun reglementering op bepaalde punten aan te passen (bijvoorbeeld regels inzake solventie en eigen middelen) om de traditionele bankactiviteit te stimuleren. » (2) .
Dit wetsvoorstel bouwt voort op de aanbevelingen van die Bijzondere Commissie; het beoogt derhalve het beginsel van de strikte scheiding van de bankactiviteiten opnieuw in te stellen. Het wetsvoorstel voorziet opnieuw in depositobanken, met heel andere activiteiten dan de handelsbanken of de effectenbanken. De depositobescherming tot 100 000 euro zou alleen mogen gelden voor de deposito's van de banken die zich beperken tot het ontvangen en het beheren van deposito's. De banken die meer risico nemen en hun cliënteel en aandeelhouders dus een betere rendabiliteit bieden, mogen niet in aanmerking komen voor dezelfde garanties als die welke gelden voor de depositobanken, die voorzichtiger handelen.
Artikel 2
Dit artikel bepaalt wat een depositobank is en welke onverenigbaarheden vanaf 2012 gelden tussen die activiteit en andere activiteiten.
Er wordt voorzien in een aantal afwijkingen wat het bezit van participaties betreft.
Voorts zullen de depositobanken voor rekening van hun cliënten nog verrichtingen mogen uitvoeren met betrekking tot financiële instrumenten, in de zin van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. Het begrip « financieel instrument » omvat onder meer : aandelen, obligaties, rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging, opties, swaps, futures, afgeleide instrumenten van allerlei aard enzovoort.
Artikel 3
Vanaf 1 januari 2012 zullen de depositobanken de verboden activiteiten ofwel moeten stopzetten, ofwel die aan een derde vennootschap moeten overdragen.
Artikel 4
Dit artikel strekt ertoe precies aan te geven wat de depositobanken met hun deposito's mogen doen. De verbodsbepalingen uit het tweede lid zijn erop gericht te verhinderen dat de depositobanken speculatieve activiteiten financieren door kredieten te verstrekken aan zakenbanken, investeringsfondsen enzovoort. De opsplitsing van de bankberoepen is niet werkzaam als die fondsen niet duidelijk van de depositobanken worden gescheiden.
Artikel 5
Alleen de depositobanken zullen de begrippen « spaarbank », « spaarkas » of « depositobank » mogen gebruiken. Die beperking strekt ertoe te verhinderen dat het publiek wordt misleid omtrent de aard van de bank waaraan het zijn geld wenst toe te vertrouwen. Die bepaling is nauw verbonden met de regeling inzake de depositobescherming die met artikel 9 wordt aangepast.
Artikel 6
De huidige fiscale vrijstellingen in verband met fusie- of splitsingsverrichtingen bieden onvoldoende juridische waarborg. Om in verband met de fiscale gevolgen van de verrichtingen die voortvloeien uit bepalingen van deze wet elke dubbelzinnigheid te voorkomen, moet worden voorzien in een uitdrukkelijke fiscale vrijstelling. Die vrijstelling betreft alleen de belastingen die onder de bevoegdheid vallen van de federale Staat. De registratierechten behoren, op enkele uitzonderingen na, voortaan tot de bevoegdheid van de gewesten. De federale Staat is nog bevoegd voor het evenredig inbrengrecht. Dat in artikel 115 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten bedoelde inbrengrecht werd in het verleden op 0 % gebracht.
Artikel 7
De sanctie voor de banken die zich niet aan de verplichting zouden onderwerpen, is de ontbinding van rechtswege, gevolgd door de vereffening.
Artikel 8
Deze bepaling strekt ertoe voor de leiding van de banken een strikte functieonverenigbaarheid in te stellen, teneinde elk belangenconflict te voorkomen. De thans door de CBFA met de banken ondertekende en geldende protocollen zijn niet voldoende restrictief.
Artikel 9
Deze bepaling houdt voor een depositobank het verbod in leningen te verstrekken aan iemand uit de leiding van die bank, teneinde elk belangenconflict te voorkomen.
Artikel 10
Vanaf 1 januari 2012 zullen de cliënten van de zakenbanken niet langer de bescherming genieten van het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten.
Artikel 11
Dit artikel bepaalt de straffen als de bepalingen van deze wet worden overtreden. Er wordt voorzien in zware straffen voor overtredingen van artikel 4, om te voorkomen dat het publiek wordt misleid omtrent het echte statuut van de bank waaraan het zijn spaargeld beslist toe te vertrouwen; dat is van fundamenteel belang aangezien vanaf 2012 alleen de depositobanken nog aanspraak zullen mogen maken op de waarborg van het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten. Ook de overtredingen van de bepalingen in verband met de onverenigbaarheden en de ontbinding van de vennootschappen worden bestraft.
Artikel 12
De bepalingen in verband met de participaties van de gemengde banken worden opgeheven met ingang van 1 januari 2012. Bovendien zullen zij niet verplicht toepasbaar zijn op de depositobanken die vóór die vervaldag zullen zijn gevormd.
De banken die dat wensen, kunnen echter de nieuwe regeling in haar geheel aannemen vanaf de tiende dag na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.
Het spreekt voor zich dat de toepassing van alleen maar de voordelige bepalingen vóór 1 januari 2012 uitgesloten is.
José DARAS. Freya PIRYNS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Zij die de activiteit van depositobank uitoefenen, dat wil zeggen dat hun werkzaamheden erin bestaan van het publiek gelddeposito's of andere binnen een termijn van minder dan 2 jaar terugbetaalbare gelden in ontvangst nemen, is het verboden in het bezit te komen van vennootschapsaandelen of van enigerlei deelneming in ondernemingen of verenigingen van welke aard ook, of obligaties van dergelijke ondernemingen of verenigingen te bezitten, dan wel voor eigen rekening financiële instrumenten zoals bedoeld in artikel 2, 1º, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten te bezitten, te kopen of te verkopen.
In afwijking van het vorige lid mogen zij in het bezit zijn van :
1. aandelen van vennootschappen die ook depositobanken zijn, op voorwaarde dat die beleggingen niet hoger liggen dan één vierde van hun eigen middelen;
2. alle effecten uitgegeven door de Belgische Staat of door een van de entiteiten ervan;
3. alle effecten uitgegeven door de Nationale Bank van België.
Art. 3
De vennootschappen die de activiteit van depositobank uitoefenen en die tegelijkertijd in het bezit zijn van vennootschapsaandelen, deelnemingen of obligaties, of die verrichtingen doen voor eigen rekening met in artikel 2 bedoelde financiële instrumenten, moeten ofwel afzien van een van die activiteiten, ofwel zich splitsen in twee afzonderlijke vennootschappen.
Art. 4
De depositobanken mogen om het even welke handelsactiviteit, industriële activiteit of activiteit zonder winstgevend doel financieren in de openbare of de privésector.
De depositobanken mogen daarentegen geen kredieten verlenen, in welk vorm ook, aan een andere kredietinstelling dan een depositobank, een beleggingsonderneming, een verzekeringsonderneming, een instelling voor collectieve belegging of een pensioenfonds.
De toezichthoudende overheid kan dwingende bepalingen goedkeuren inzake kredietbeleid en meer bepaald inzake risicoconcentratie.
Art. 5
In afwijking van artikel 6 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen mogen alleen de depositobanken die beantwoorden aan de criteria van artikel 2 in België publiekelijk gebruik maken van de termen « spaarbank », « spaarkas » of « depositobank ».
Art. 6
De oprichtingsakten van vennootschappen, de akten van verdeling of van vereffening, de akten tot wijziging van de statuten, de akten van versmelting, de akten die van de inbreng van roerende en onroerende goederen doen blijken, en de uiteenlopende akten die doen blijken van of melding maken van verrichtingen welke gedaan werden met het oog op de naleving van artikel 3, zijn vrijgesteld van belastingen.
Om de in het eerste lid bedoelde fiscale vrijstelling te genieten, moeten vóór 1 januari 2012 de akten verleden en de verrichtingen gedaan zijn.
Art. 7
Er zal worden van uitgegaan dat de vennootschappen die zich niet binnen de voorgeschreven termijn gedragen hebben naar de bepalingen van artikel 2 hun tijd hebben gedaan en ze zullen worden vereffend zoals bepaald bij de artikelen 183 tot 196 van het Wetboek van vennootschappen.
Art. 8
De bestuurders, zaakvoerders, directeuren of lasthebbers van een depositobank, alsmede alle personen die, onder welke benaming ook, deelnemen aan het dagelijks bestuur van zo'n bank, mogen geen bestuurder, zaakvoerder, directeur of lasthebber zijn van, noch deelnemen aan het dagelijks bestuur van een handelsvennootschap of van een vennootschap die de rechtsvorm van een handelsvennootschap heeft aangenomen.
Art. 9
Een depositobank mag, onder geen enkele vorm, leningen toestaan aan zijn bestuurders, zaakvoerders of directeuren.
Art. 10
In afwijking van de onderstaande bepalingen mogen alleen de in artikel 2 bedoelde depositobanken en de in de hoedanigheid van verzekeraar van levensverzekeringen met gewaarborgd rendement als verzekeringsondernemingen erkende ondernemingen toetreden tot het in diezelfde bepalingen bedoelde Fonds en Bijzonder Fonds :
1. artikel 110bis-2, § 2, eerste lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;
2. artikel 113, § 2, tweede lid, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen;
3. het koninklijk besluit van 16 maart 2009 betreffende de bescherming van deposito's en levensverzekeringen door het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen;
4. het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, wat betreft de bescherming van de deposito's en de levensverzekeringen, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
Art. 11
De schendingen van artikel 4 worden gestraft met een administratieve geldboete van 1 000 000 euro.
De schendingen van de artikelen 5 tot 7 worden gestraft met een administratieve geldboete van 25 000 euro.
De in de vorige leden bedoelde geldboeten worden geïnd door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen.
Art. 12
Het koninklijk besluit van 8 mei 1990 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kredietinstellingen aandelen mogen bezitten en het ministerieel besluit van 14 juni 1990 tot goedkeuring van het besluit van de Bankcommissie van 29 mei 1990 betreffende het aandelenbezit van banken en privé-spaarkassen worden opgeheven met ingang van 1 januari 2012.
Art. 13
Met uitzondering van artikel 6 treedt deze wet in werking op 1 januari 2012.
10 februari 2010.
José DARAS. Freya PIRYNS. |
(1) Koninklijk besluit van 22 augustus 1934 betreffende de bescherming van het gespaard vermogen en de bankbedrijvigheid, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 augustus 1934, blz. 4484-4485.
(2) Stuk Kamer DOC 52 1643/002, blz. 541.