4-112

4-112

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 11 FEBRUARI 2010 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Freya Piryns aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de palliatieve dagcentra» (nr. 4-1458)

De voorzitter. - De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt.

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Net voor het zomerreces van 2009 hielden we in de Senaat een minidebat over de financiering van de palliatieve dagcentra in Vlaanderen en Wallonië. Zowat alle fracties waren het erover eens dat er niet alleen te weinig van die centra zijn, maar dat de bestaande ook nog eens permanent door een onzekere financiering worden bedreigd.

De minister was het ermee eens dat er dringend iets moet gebeuren, en verzekerde ons dat het koninklijk besluit in verband met palliatieve dagzorg snel zou worden aangepast, zodat de financiering op zijn minst tot 2010 gegarandeerd zou worden. En ze zou het punt op de agenda plaatsen van de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid van 28 september 2009. Verder zei ze te wachten op de voorstellen en conclusies die moesten komen uit het eindrapport van de studie van het Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE), om op basis daarvan verdere maatregelen te nemen rond palliatieve en supportieve zorg.

We zijn nu enkele maanden verder. Kan de minister me zeggen hoever het staat met de verbintenissen die ze in het vorige debat is aangegaan? Hoever staat het met de aanpassing van het koninklijk besluit? Garandeert de aanpassing effectief de financiering van de bestaande dagcentra tot minstens 2010? En zo ja, wat gebeurt er daarna? Wat is er gezegd over de problematiek op de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid? Is het eindrapport van het KCE al beschikbaar? Wat zijn de belangrijkste conclusies ervan? Zal er ook werk gemaakt worden van de oprichting van nieuwe dagcentra in provincies waar er nu geen bestaan, zoals onder meer in Limburg?

De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.

De projecten palliatieve dagverzorging zijn gestart in 2006 en liepen af op 31 december 2008. De duur van die projecten werd op mijn initiatief verlengd tot 31 december 2010 via een koninklijk besluit dat op 2 februari 2010 gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad.

Op basis van ontmoetingen met de Waalse, Vlaamse en Brusselse federaties voor palliatieve zorg heeft de Interministeriële Conferentie beslist om een speciale erkenning in te voeren voor de `palliatieve dagverzorgingscentra' in het kader van artikel 170 van de ziekenhuiswet. Ze heeft daartoe een aangepaste financiering uitgewerkt.

Op basis van dat financieringsvoorstel is het inderdaad mogelijk om binnen het huidige budget van 900 000 euro nieuwe dagcentra door de gemeenschappen en gewesten te laten erkennen. Dat voorstel werd op 14 december 2009 door de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid goedgekeurd.

Het dossier ligt nu bij het verzekeringscomité van het RIZIV.

Wat de studie van het Kenniscentrum betreft, is het eindrapport beschikbaar sinds oktober 2009.

Inzake de zorgorganisatie pleit dat rapport voor een multidisciplinair zorgmodel, op maat van de individuele patiënt waarbij rekening wordt gehouden met de voorkeuren van de patiënt, de wensen van de familie, de gezondheidstoestand en de sociale ondersteuning. De studie stelt ook vast dat de meerderheid van de patiënten thuis of in hun thuisvervangende wooncentrum willen sterven, terwijl minder dan één huisarts op tien al een beroep heeft gedaan op een palliatieve thuisdienst.

De verschillende nieuwe maatregelen die voor 2010 werden genomen, sluiten nauw aan bij die wens van de patiënt. Naast het specifieke dossier van de palliatieve dagcentra werd immers in een budget van in totaal 8,83 miljoen euro voorzien om de multidisciplinaire teams, de overlegstructuren en de palliatieve functie in de rust- en verzorgingstehuizen te versterken.

Het rapport van het Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg spreekt zich ook uit over het herkennen van palliatieve patiënten, de opleiding van zorgverleners en over registratie.

Gelet op het belang daarvan zal ik, van zodra de nieuwe samenstelling van de leden van de Federale Evaluatiecel Palliatieve Zorg is bepaald, aan de evaluatiecel vragen een uitgebreid overleg te organiseren met vertegenwoordigers van het Verzekeringscomité van het RIZIV en van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, waarbij in de eerste plaats de studie van het Kenniscentrum kan worden voorgesteld en er kan worden nagedacht over de concrete invulling van de aanbevelingen van dat centrum.