4-109 | 4-109 |
M. le président. - M. Jean-Marc Delizée, secrétaire d'État aux Affaires sociales, chargé des Personnes handicapées, répondra.
Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke). - Op 31 maart 2004 vaardigden het Europees Parlement en de Raad de richtlijn 2004/18/EG betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten uit. Artikel 80 van die richtlijn schrijft voor dat de lidstaten het nodige dienen te doen om de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te laten treden om uiterlijk op 31 januari 2006 aan deze richtlijn te voldoen.
In België werd de omzetting van die richtlijn pas op 15 juni 2006 afgekondigd, met de wet op de overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten, die op 15 februari 2007 in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd. Onlangs vernam ik op een studiedag echter dat die wet tot op heden grotendeels onuitgevoerd is gebleven. Onder meer het artikel dat het begrip `aanbestedende overheid' definieert, is vandaag nog niet in werking getreden.
Welke verklaring hebt u voor het feit dat bedoelde wet nog steeds niet in werking is getreden? Welke hinderpalen zijn er in dat verband?
Heeft het niet eerbiedigen van de door de richtlijn opgelegde termijn als gevolg dat door de toepassing van het principe van de `rechtstreekse werking' (of direct effect) de Europese richtlijn in kwestie zelf momenteel van kracht is in België?
De heer Jean-Marc Delizée, staatssecretaris voor Sociale Zaken, belast met Personen met een handicap. - Mevrouw Stevens heeft een vraag gesteld aan de minister van Justitie. Ik heb echter een antwoord gekregen van de eerste minister omdat de vraag zijn bevoegdheid betreft. Ik lees het antwoord van de eerste minister.
De omzetting van richtlijn 2004/18/EG op basis van de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006 en de wet van 16 juni 2006 betreffende de gunning, informatie aan kandidaten en inschrijvers en wachttermijn inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten, kadert in de volledige herziening van de wetgeving overheidsopdrachten (wet van 24 december 1993 en alle uitvoeringsbesluiten). Die herziening heeft een bredere draagwijdte dan de loutere omzetting van de voormelde richtlijn 2004/18/EG - ze betreft ook richtlijn 2004/17/EG, die betrekking heeft op de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten - en beoogt tevens de upgrading en actualisering van de bedoelde wetgeving.
Gelet op de strategische keuze van de Belgische wetgever en de omvang van de betrokken wetgeving, was het niet mogelijk de globale herziening te realiseren voor de in de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG voorgestelde datum van 31 januari 2006.
Daarom is ervoor geopteerd om, in afwachting van de globale herziening, de omzetting van de dwingende bepalingen van de richtlijnen te verzekeren door de aanpassing van de wet van 24 december 1993 en haar uitvoeringsbesluiten.
In dat verband kan meer bepaald worden gewezen op de aanpassingen die werden gerealiseerd via de koninklijke besluiten van 12 januari 2006, 23 november 2007, de wet van 8 juni 2008, het koninklijk besluit van 31 juli 2008 en het koninklijk besluit van 29 september 2009.
Door die opeenvolgende gedeeltelijke omzettingen is de Belgische wetgeving dus volledig conform de Europese richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG wat betreft de dwingende bepalingen ervan, waaronder trouwens ook de bepaling ter omschrijving van het begrip `aanbestedende overheid'.
Overigens hebben de bedoelde richtlijnen op dat punt inhoudelijk geen substantiële verandering gebracht. Alleen kreeg dat begrip in de loop der jaren een ruimer invulling onder invloed van de rechtspraak van het Hof van Justitie.
Nu de omzetting van de dwingende bepalingen van de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG is verzekerd, is de termijn voor de globale herziening van de wetgeving minder dwingend geworden. Dat neemt niet weg dat alles in het werk wordt gesteld om de verschillende uitvoeringsbesluiten zo snel mogelijk uit te vaardigen teneinde, naast de verplichte bepalingen van voormelde richtlijnen, ook uitvoering te kunnen geven aan de facultatieve bepalingen waardoor de nieuwe procedure van de concurrentiedialoog, de raamovereenkomst met meerdere aannemers, leveranciers of dienstverleners in de klassieke sectoren en de nieuwe procedurevormen die kaderen in de elektronisch aanbesteding, zullen kunnen worden toegepast.
Wat betreft het eerste, omvangrijkste uitvoeringsbesluit, dat meer bepaald bestemd is om het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken te vervangen, zitten de werkzaamheden momenteel in hun eindfase. De definitieve ontwerptekst is op 11 januari 2010 goedgekeurd door de commissie voor de overheidsopdrachten en zal nog deze maand ter goedkeuring aan de Ministerraad worden voorgelegd.
Inmiddels zijn ook de werkzaamheden rond de andere uitvoeringsbesluiten opgestart. Het betreft meer bepaald de besluiten ter vervanging van de koninklijke besluiten van 10 januari en 18 juni 1996 houdende de gunningsregels voor de speciale sectoren die in grote mate gelijklopend zullen zijn aan het besluit ter vervanging van het koninklijk besluit van 8 januari 1996. Zodra het voormelde ontwerpbesluit voor de klassieke sectoren zal zijn goedgekeurd en de Raad van State een advies zal hebben uitgebracht, zullen ook die uitvoeringsbesluiten vrij vlug kunnen worden vervolledigd.
De volledige herziening van de wetgeving overheidsopdrachten werd weliswaar doorkruist door de nieuwe Europese richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot wijziging van de richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten. Die richtlijn beoogt een betere rechtsbescherming van kandidaten-inschrijvers bij overheidsopdrachten en moest tegen eind 2009 worden omgezet. Ze heeft inmiddels geleid tot de wet van 23 december 2009 tot invoeging van een nieuw boek betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen in de wet overheidsopdrachten van 24 december 1993. In de loop van de komende weken zal hiervoor nog een uitvoeringsbesluit volgen.
Overigens zal binnen afzienbare tijd een nieuw wetsontwerp worden voorbereid om de omzetting van de voormelde richtlijn 2007/66/EG door te trekken naar de nieuwe wet overheidsopdrachten van 15 juni 2006, door hierin dezelfde rechtsbeschermingsbepalingen op te nemen, zij het aangepast aan het ruimere kader van de laatstgenoemde wet. In dat wetsontwerp zal trouwens ook worden voorzien in de opheffing van de bovengenoemde wet van 16 juni 2006 die door de richtlijn 2007/66/EG inmiddels achterhaald is.
Er moet dus rekening worden gehouden met al die aanvullende werkzaamheden en procedurestappen. Daar wordt met name ook werk van gemaakt in de Commissie voor de overheidsopdrachten, het adviesorgaan waarin naast de verschillende overheidsniveaus ook de beroepsfederaties en de controle-instanties zijn vertegenwoordigd. Toch mag worden aangenomen dat alle nodige besluiten ter uitvoering van de wet van 15 juni 2006 in de tweede helft van dit jaar zullen worden uitgevaardigd. Uiteraard zal nog een overgangsperiode moeten worden ingebouwd teneinde de aanbestedende overheden, alsook de ondernemingswereld toe te laten zich aan de nieuwe wetgeving aan te passen.
Mevrouw Stevens vroeg ook of het niet respecteren van de door de richtlijn opgelegde termijn als gevolg heeft dat door toepassing van het principe van de rechtstreekse werking de Europese richtlijn in kwestie zelf momenteel van kracht is in België.
Aangezien ik in mijn antwoord reeds heb aangegeven dat de Belgische wetgeving overheidsopdrachten door de opeenvolgende aanpassingen van de wet van 24 december 1993 en haar uitvoeringsbesluiten ondertussen volledig conform de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG is, mag die tweede vraag, althans wat de dwingende bepalingen ervan betreft, als zonder inhoud worden beschouwd.
Voor de facultatieve bepalingen - concurrentiedialoog, dynamisch aankoopsysteem, elektronische veiling - kan per definitie geen sprake zijn van een rechtstreekse werking van de Europese richtlijn, omdat die bepalingen slechts van toepassing kunnen zijn als de lidstaten daar uitdrukkelijk voor kiezen.
Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke). - Ik dank de staatssecretaris voor het lange antwoord dat hij namens de eerste minister heeft voorgelezen. Het is ook een bijzonder technisch antwoord en ik zal het nog eens goed nalezen. Het verheugt me alleszins dat er vooruitgang werd geboekt. Dat is positief en voorlopig kan ik daar weinig aan toevoegen.