4-108 | 4-108 |
Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a). - Ongeveer een half jaar geleden hadden we in dit halfrond een discussie over de normen voor de borstklinieken die werden vastgelegd in het koninklijk besluit van 26 april 2007.
Die normen zijn gebaseerd op de richtlijnen van EUSOMA, de European Society of Mastology, en werden opgesteld conform het advies dat het College voor oncologie uitbracht over de noodzaak van een gespecialiseerd zorgprogramma voor de behandeling en follow-up van borstkanker. Vanaf 1 januari 2010 moet een ziekenhuis, om als borstkliniek erkend te worden, per jaar minimaal 150 nieuwe borstkankers vaststellen, voor zover er zich binnen een straal van 50 kilometer geen andere borstkliniek bevindt.
In haar antwoord van 9 juli 2009 liet de minister weten dat de gemeenschappen en de gewesten op basis van de federaal vastgelegde normen hebben berekend dat er in het totaal 42 borstklinieken erkend zouden moeten zijn: 25 in Vlaanderen, 10 in Wallonië en 7 in Brussel. Dat aantal benadert het door EUSOMA aanbevolen aantal van 40 borstklinieken per 10 miljoen inwoners.
Ik sta uiteraard achter de normen, maar toch blijf ik zitten met een paar vragen over kwantiteit en kwaliteit van de zorgverlening.
Blijft het aantal van 42 borstklinieken gehandhaafd nu de norm 150 nieuwe diagnoses per jaar is in plaats van de vroegere 100? Zijn er overgangsmaatregelen? Er zullen nu immers veel minder centra en ziekenhuizen dan vroeger een erkenning krijgen om patiënten met borstkanker te behandelen.
Hebben de gemeenschappen en de gewesten inmiddels aan de minister een evaluatierapport bezorgd over de borstklinieken? Dat was wel de afspraak. Zo ja, wat zijn de belangrijkste bevindingen?
Blijkt uit het rapport dat borstklinieken met meer dan 150 diagnoses per jaar, in de plaats van de 100 vroeger, in de praktijk inderdaad kwalitatief beter werk leveren? Wordt dit wetenschappelijk gevolgd? Heeft het Kenniscentrum daarover gegevens verzameld of studies gedaan?
Is de financiering van alle borstklinieken rond? Een half jaar geleden werden de borstklinieken die niet erkend waren, maar wel als proefproject draaiden, gefinancierd met een tijdelijk contract. Is er nu een definitieve regeling?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - In het koninklijk besluit van 26 april 2007 worden de normen vastgelegd waaraan het gespecialiseerd oncologisch zorgprogramma voor borstkanker moet voldoen om erkend te worden. Deze normen zijn gebaseerd op de richtlijnen van EUSOMA in overeenstemming met een advies van het College voor oncologie over de noodzaak van een gespecialiseerd zorgprogramma voor borstkanker.
De richtlijnen betreffen het minimaal activiteitsniveau, het multidisciplinair overleg, de minimale medische en paramedische omkadering en de psychologische omkadering.
Deze richtlijnen zijn internationaal aanvaard en zijn evidence-based.
Het minimale activiteitsniveau is in deze richtlijnen vastgelegd op 150 nieuwe diagnoses van borstkanker per jaar. In deze richtlijnen worden 30 tot 40 borstklinieken per 10 miljoen inwoners aanbevolen.
In het koninklijk besluit van 26 april 2007 wordt voor een eerste erkenning een minimale activiteitendrempel vastgelegd van 100 nieuwe diagnoses in het jaar vóór de erkenning of een gemiddelde van 100 nieuwe diagnoses per jaar in de drie jaar voorafgaand aan de erkenning. Vanaf 1 januari 2010 moet de minimale activiteitendrempel 150 nieuwe diagnoses per jaar bedragen, voor zover er zich geen andere borstkliniek in een straal van 50 kilometer bevindt.
In 2007 werd een proefproject gestart voor de psychologische begeleiding van borstkankerpatiënten, waarin de minimale activiteitendrempel van 100 nieuwe diagnoses per jaar gehanteerd werd. Op deze manier konden, in afwachting van een definitieve erkenning, 46 centra gefinancierd worden.
Momenteel hebben de gemeenschappen en de gewesten in België 46 borstklinieken erkend, waarvan 26 in Vlaanderen, 8 in Brussel en 12 in Wallonië. De lijst van de erkende borstklinieken is beschikbaar op de website van de FOD Volksgezondheid.
De gemeenschappen zullen de criteria van het koninklijk besluit hanteren voor de erkenning van de borstklinieken. De norm van 100 nieuwe gevallen per jaar was al een overgangsmaatregel voor de ziekenhuizen die op het moment van de publicatie van het koninklijk besluit niet aan de norm van 150 nieuwe patiënten konden voldoen. De ziekenhuizen die een erkenning aanvragen, zullen vanaf 1 januari 2010 aan de norm van 150 nieuwe diagnosen moeten voldoen op het moment dat het onderzoek voor de erkenning plaatsvindt.
In principe blijft de erkenning voor de actueel erkende programma's behouden en zullen de gemeenschappen de activiteit in termen van het aantal nieuwe gevallen van borstkanker toetsen op het ogenblik dat een aanvraag voor de verlenging wordt gedaan.
Mijn administratie analyseert momenteel de activiteitenrapporten van de individuele borstklinieken. Het gaat over de jaren 2007 en 2008. De activiteitenrapporten zullen eind maart 2010 klaar zijn. Op basis van deze rapporten zal het mogelijk zijn een analyse te maken van het aantal nieuwe gevallen van borstkanker dat per gespecialiseerd zorgprogramma wordt behandeld.
Voor 2009 worden de gegevens momenteel opgevraagd. De rapportering zal in de loop van de tweede helft van dit jaar worden afgerond.
De kwaliteit van de borstklinieken wordt gegarandeerd middels de erkenning door de gemeenschappen volgens de criteria die vastgelegd zijn in het koninklijk besluit. Het College oncologie is bevoegd om kwalitatieve evaluaties te doen, onder andere met betrekking tot de relatie tussen volume en outcome. Het lijkt me nuttig dat het college deze evaluatie in de toekomst doet, onder andere met een benchmarking tussen de programma's en een internationale vergelijking.
De financiering van de borstklinieken verloopt sedert 1 juli 2009 via het budget van de financiële middelen van de ziekenhuizen voor de centra die op dat moment een erkenning voor een gespecialiseerd zorgprogramma voor borstkanker hadden. Voor de centra die deelnamen aan het proefproject en waarvan de erkenningsprocedure nog niet voltooid was, werd voor 2009 nog een financieringscontract gesloten. Voor 2010 zullen de erkende borstklinieken gefinancierd worden op het budget van de financiële middelen van de ziekenhuizen. Het gaat dan immers niet langer om proefprojecten, maar om structureel erkende programma's.