4-98

4-98

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 3 DÉCEMBRE 2009 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Demande d'explications de M. Roland Duchatelet au ministre de la Justice sur «le scandale de corruption dans le football belge, mieux connu sous le nom de l'affaire Ye» (nº 4-1246)

M. le président. - M. Melchior Wathelet, secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales, répondra.

De heer Roland Duchatelet (Open Vld). - Het is inmiddels vier jaar geleden dat er klacht tegen onbekenden werd ingediend wegens voetbalfraude, hetgeen later bekend werd als de zaak-Ye.

Onder druk van de media investeerde de overheid intussen veel geld in een onderzoek dat na enige maanden in Brussel gecentraliseerd werd. Dat onderzoek was in sommige gerechtelijke arrondissementen zeer goed. Ondanks het feit dat meermaals werd aangekondigd dat het onderzoek afgesloten was, steeds nadat de zaak werd opgerakeld in de media, en dat binnen korte termijn tot vervolging zou worden overgegaan, is dit tot op heden nog niet gebeurd.

Hoever staat het intussen met het onderzoek? Kan de minister mij een voorlopige stand van zaken meegeven?

Klopt het dat het arrondissement Bergen (Mons) weigerde zijn dossier door te sturen naar Brussel en dat men daar zo lang gewacht heeft met het onderzoek tot de sporen van gsm-verkeer niet meer konden worden opgevraagd?

De verdachten lopen nog steeds vrij rond en verschillende partijen krijgen geen kans om de geleden schade op de schuldigen te verhalen. Het is tevens een verspilling van belastingsgeld als men eerst veel geld steekt in onderzoek en daarna alles stopt. Daarom de vraag wanneer we mogen verwachten dat de verdachten voor een rechtbank zullen verschijnen?

De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. - Ik lees het antwoord van de minister.

De feiten maken het voorwerp uit van een gerechtelijk onderzoek door de onderzoeksrechter te Brussel.

Na lang aandringen heeft de onderzoeksrechter belast met het onderzoek, het strafdossier op 30 april 2008 aan het federaal parket bezorgd, dat zo eindelijk de gelegenheid kreeg om kennis te nemen van alle details van het gerechtelijk onderzoek.

Niettegenstaande het federaal parket de studie van het dossier eind juli/begin augustus diende te onderbreken wegens een verzoek tot inzage op grond van de wet-Franchimont, kwam het in september 2008 al tot het besluit dat het onderzoek kon worden afgesloten, op voorwaarde dat nog een zeer beperkt aantal aanvullende onderzoeksdaden werden gesteld.

Door de onverwachte, langdurige afwezigheid wegens ziekte van de onderzoeksrechter en de weinig vlotte overdracht van het dossier aan een andere onderzoeksrechter, kwamen de aanvullende onderzoeksdaden echter in het gedrang.

Daarom besloot het federaal parket om artikel 136bis van het Wetboek van strafvordering toe te passen. Met die ingrijpende maatregel kan de Kamer van inbeschuldigingstelling optreden tegen onderzoeksrechters die het gerechtelijk onderzoek nodeloos lang laten aanslepen.

In haar arrest van 18 november 2009 oordeelde de Kamer van inbeschuldigingstelling dat hiertoe geen reden is, aangezien het gerechtelijk onderzoek, niettegenstaande een vertraging wegens het toewijzen van het dossier aan een nieuwe onderzoeksrechter en de grote werklast van deze laatste, vooruitgang boekt en de aanvullende onderzoeksdaden die het federaal parket vorderde, gepland zijn. De Kamer van inbeschuldigingstelling nam akte van de beslissing om de onderzoeksdaden tegen eind december 2009 af te handelen.

Na de studie van het dossier medio 2008 heeft het federaal parket inmiddels al een ontwerp van eindvordering opgesteld, zodat het, zodra het opnieuw in het bezit van het dossier is, onmiddellijk de nodige stappen kan doen om te komen tot een regeling van de rechtspleging voor de Kamer te Brussel.

Ik heb geen weet van enige vertraging omdat het parket in Bergen zijn dossier niet onmiddellijk zou hebben doorgezonden.

De heer Roland Duchatelet (Open Vld). - Uit het antwoord blijkt dat de vertraging voor eens deel te wijten is aan de ziekte van een onderzoeksrechter. Als een bedrijf aan zijn klanten zou laten weten dat het geen producten kan leveren, omdat de productiewerknemers ziek zijn, dan zou het niet lang in business zijn. Ik aanvaard dus niet dat het gerecht niet werkt omdat bepaalde personen ziek zijn. Er moeten toch systemen te vinden zijn om die personen tijdig te vervangen of om op een parallelle manier te werken. Voor de betrokkenen is de huidige situatie onaanvaardbaar.