4-96

4-96

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 19 NOVEMBRE 2009 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de M. Karim Van Overmeire au ministre des Affaires étrangères sur «le rôle du SPF Affaires étrangères dans la politique d'exportation» (nº 4-955)

De heer Karim Van Overmeire (VB). - In de onlangs voorgestelde algemene beleidsnota Buitenlands Beleid ziet de FOD Buitenlandse Zaken voor zichzelf een belangrijke bevoegdheid weggelegd op het terrein van het internationaal ondernemen. `De economische diplomatie moet verder uitgebouwd worden', zo luidt het. De nota heeft het onder meer over een innovatiegericht exportbeleid dat samen met de gewesten moet worden gevoerd, waarbij Buitenlandse Zaken als honest broker wil optreden in het belang van de specifieke sectoren en het bedrijfsleven in het algemeen. Het economisch netwerk zal in overleg met de drie gewesten worden geactiveerd en er zullen bilaterale overlegmechanismen met sleutellanden voor onze export worden uitgebouwd waarbij de gewesten worden betrokken. Want, zo lezen we, `de lobby- en netwerkcapaciteiten van onze diplomatieke dienst kunnen immers een belangrijke en concrete bijdrage leveren om de belangen van de betrokken ondernemingen te bevorderen en daardoor het marktaandeel van België in de globale handel en de mondiale investeringen te verbeteren'.

Uit de nota blijkt dus de grote ambitie om een federaal innovatiegericht exportbeleid uit te bouwen dat samen met de gewesten wordt gevoerd, waarbij overleg wordt gepleegd met de gewesten of waarbij de gewesten betrokken worden. Dat staat echter haaks op de institutionele realiteit van dit land.

Door de bijzondere wet van 13 juli 2001 werd buitenlandse handel nagenoeg volledig geregionaliseerd, met een aantal specifieke en beperkte uitzonderingen. Er werd bewust afgestapt van de coördinerende rol van de federale overheid. Het exportbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de gewesten, waarbij het federale niveau een ondersteunende rol kan spelen. In het Vlaams Parlement gebruikte Fientje Moerman hiervoor gisteren de term `dienstbaar', erbij vermeldend dat het om een typische CD&V-term gaat.

Minister-president Peeters antwoordde: `Ik heb in het verleden duidelijk gemaakt dat de federale diplomatie dienstbaar moet zijn ten aanzien van wat wij met onze bevoegdheden die zijn ingeschreven, uitvoeren.' ... `Als men op onze bevoegdheden komt, zeker wat export en de economische diplomatie betreft, zal ik heel duidelijk zijn dat ik geen recuperatie van wie dan ook zal dulden'.

Kan de minister toelichten hoe hij de verhouding tussen het federale niveau en de gewesten op dit beleidsdomein ziet?

De heer Yves Leterme, minister van Buitenlandse Zaken. - Voor ik ter zake kom, maak ik drie inleidende opmerkingen.

Ik ben blij dat het begrip dienstbaarheid, wat de essentie is van politiek engagement, door anderen wordt overgenomen. Ik zeg ook heel uitdrukkelijk aan alle exporterende bedrijven in ons land dat ik mij ook voor hun ambities in het buitenland wil inzetten.

Ik verander niet van standpunt naargelang van de functie die ik bekleed. Ik verwijs graag naar een antwoord dat ik op 14 maart 2006 heb gegeven op een vraag van de heer Luk Van Nieuwenhuysen in de commissie waarvan de heer Van Overmeire toen voorzitter was.

Wij moeten alle hens aan dek roepen voor de export. Institutionele debatten zijn belangrijk en we moeten respect tonen voor elkaars bevoegdheid, maar het is vooral belangrijk dat elkeen inspanningen levert opdat al onze bedrijven, de Brusselse, Vlaamse en Waalse bedrijven, meer kansen krijgen op de buitenlandse markten.

Dan kom ik nu tot het antwoord op de vraag.

Uiteraard ken ik de bijzondere wet van 13 juli 2001 goed. Misschien moet ik eerst de bevoegdheid inzake de exportpromotie situeren. Het spreekt vanzelf dat er inzake buitenlandse handel nog andere autoriteiten zijn.

Het multilaterale handelsbeleid, dat een steeds grotere rol speelt in het economisch functioneren van onze bedrijven, is bijvoorbeeld bij uitstek een bevoegdheid van het Europese bestuursniveau. De Europese Commissie onderhandelt uit onze naam, terwijl de Europese Raad van ministers van Buitenlandse Handel, waarvan ik deel uitmaak, waakt over de goede gang van zaken bij het uitoefenen van dat mandaat.

Het bevorderen van de export gebeurt uiteraard door directe acties van de verschillende gewesten van ons land. Het omkaderende beleid en de competitiviteit van onze bedrijven op de exportmarkten worden vandaag evenwel nog altijd zeer sterk bepaald door beslissingen die federaal worden genomen. Zo hangen de promotie van de export, de rendabiliteit van onze ondernemingen en de kostprijs van onze producten samen met de vennootschapsfiscaliteit en met de sociale zekerheidsbijdragen die geheven worden op arbeid.

Ook het aantrekken van investeringen is trouwens, meer nog dan de export, afhankelijk van de fiscale omgeving. De ruimtelijke ordening en andere aspecten die aan de deelgebieden van ons land zijn toevertrouwd, spelen ook wel een belangrijke rol, maar de fiscaliteit en de sociale zekerheid zijn vaak de beslissende elementen voor een buitenlands bedrijf om zich al dan niet in België te vestigen.

Ik wil een zeer sterk accent leggen op de economische diplomatie, zoals dat verwoord staat in mijn beleidsnota. Ik spreek trouwens over overleg, wat nog iets anders is dan coördinatie. Ik heb allerminst de ambitie om de activiteiten van onze deelgebieden te stroomlijnen. Het is wel mijn ambitie om mijn beleid doeltreffend te maken door te overleggen met de bedrijven en de gewestelijke verantwoordelijken.

Ik ben ervan overtuigd dat die formule werkt, getuige de zeer succesvolle missie die we onlangs hadden in Saudi-Arabië. Volgende week ga ik naar Marokko en Algerije om ook daar mee leiding te geven aan een belangrijke exportmissie waarvan iets meer dan tweehonderd, grotendeels Vlaamse, bedrijven deel uitmaken. We zullen vanuit Buitenlandse Zaken alles doen om de mogelijkheden van onze bedrijven op de Marokkaanse en de Algerijnse markt te versterken. Minister De Clerck schreef me ten andere dat Marokko wil investeren in duurzame energiewinning en dat er in dat kader wellicht mogelijkheden zijn voor Belgische, en dus ook Vlaamse bedrijven.

Economische diplomatie moet dus om evidente redenen geschieden in overleg met de betrokkene bedrijven en gewesten. Ik heb trouwens enkele weken geleden pragmatische voorstellen gedaan aan de collega's Demotte, Peeters en Vanraes om de inbreng en de dienstbaarheid van het federale netwerk en de federale diensten te verhogen. Ik wil op die lijn doorgaan in het belang van het Belgisch bedrijfsleven en dus ook in het belang van de Vlaamse bedrijven.

We hebben alle inzet, alle hands aan dek, nodig om in het buitenland op de grote exportmarkten goed te presteren. De Belgische bedrijven weten dat ze hierbij op mij, op de federale diensten van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en op onze ambassades mogen rekenen en mochten ze dat nog niet weten, dan geeft de heer Van Overmeire mij de gelegenheid om het te herhalen.

De heer Karim Van Overmeire (VB). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Hij heeft gelijk wanneer hij zegt: alle hands aan dek en iedereen op zijn vierkante meter. Het gaat er natuurlijk om wie bevoegd is. Ik denk dat de bevoegdheidsverdeling duidelijk is en dat deze crisis niet mag worden aangewend om een soort recuperatie van bevoegdheden te organiseren. Wie bevoegd is, moet het initiatief nemen en de andere entiteiten kunnen dat ondersteunen. Wat ik lees in de beleidsbrief van de minister overschrijdt die bevoegdheden. Dat het federale niveau het initiatief neemt en overleg pleegt met de gewesten is niet correct. We bevinden ons in de zeer schizofrene situatie waarbij het andere niveau een afwijkende invulling geeft aan de organisatie van de exportpromotie. Ik dacht dat dit soort recuperatiepogingen tot de erfenis van paars behoorde. Ik stel echter vast dat de Belgische recuperatie op dit terrein onverminderd verder gaat met christen-democraten op de post van Vlaams minister-president, eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. Dat is zeer te betreuren. We zullen deze zaak onverminderd blijven volgen.