4-94

4-94

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 12 NOVEMBER 2009 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Freya Piryns aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over «de vergoeding voor het verplichte consult in het kader van een euthanasieverzoek» (nr. 4-1142)

De voorzitter. - De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Bij elk euthanasieverzoek is er steeds een tweede of derde consult nodig dat door een andere dan de behandelende arts wordt uitgevoerd. Voor de artsen is dit consult meestal tijdrovend want het duurt drie à vier uur. Het is ook psychologisch zwaar en vergt dikwijls een verre verplaatsing naar de woning van de patiënt. Toch worden de artsen hiervoor niet vergoed. In Nederland daarentegen krijgt een arts voor een consult een forfaitair bedrag van 280 euro. De Nederlandse artsen volgden hiervoor wel een speciale opleiding.

Bij het RIZIV wordt er voor een tweede of derde advies bij de levenseindeproblematiek jaarlijks 180 000 euro opzijgezet. Dat geld is er dus, maar er is nog een koninklijk besluit nodig om het effectief te kunnen gebruiken.

Hoever staat het met dat besluit? Waarom is het er nog niet? Is het al in opmaak?

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit. - Ik lees het antwoord van de minister.

Reeds eind vorig jaar is de inhoud van een eerste ontwerp van koninklijk besluit ter zake aan bod gekomen in de Nationale Commissie Geneesheren-Ziekenfondsen. De gewone inschrijving in de nomenclatuur van geneeskundige verstrekkingen als een specifieke verstrekking waarvoor de gangbare regeling van attestering en tegemoetkoming via het ziekenfonds van toepassing is, bleek niet wenselijk voor dit verplichte consult opgenomen in de wet op de euthanasie van 28 mei 2002, gezien de ethische aspecten en de bepalingen van genoemde wet over de eerbiediging van de anonimiteit van de betrokken persoon.

De alternatieve benadering die bestond in het afsluiten van overeenkomsten tussen het Verzekeringscomité en de organisaties die ijveren voor een menswaardig levenseinde, stootte evenwel ook op technische problemen. Zo moet de kwaliteit van de speciale opleidingen voor het consult kunnen worden gegarandeerd. Dergelijke opleidingen kunnen ook nog niet overal op dezelfde manier aan geïnteresseerde artsen worden aangeboden.

Het bedrag van 180 000 euro voorzien in de RIZIV-begroting, is volgens de bepalingen van het nationaal akkoord geneesheren-ziekenfondsen 2008 bestemd voor `medisch advies bij palliatieve patiënten'. Dit geeft aan dat bij de technische uitwerking van een regelgeving ter zake er zekerheid moet kunnen worden geboden dat in de problematiek rond het menswaardig levenseinde in alle gevallen absoluut respect wordt opgebracht voor de individuele wil van de ongeneeslijk zieke patiënt waarbij zonder verbetenheid zowel palliatieve zorg als euthanasie in beschouwing worden genomen. Dit fundamenteel ethisch aspect maakt een technische uitwerking er bepaald niet makkelijker op.

In de voorbije maanden werd nagegaan op welke manier een oplossing voor deze moeilijkheden kan worden uitgewerkt. Ik verneem dat er op het terrein enige evolutie merkbaar is. Ik heb bijgevolg goede hoop dat binnenkort een aangepast ontwerp van koninklijk besluit kan worden voorgesteld dat de goedkeuring kan wegdragen van elkeen die met de problematiek is begaan.

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - De minister heeft goede hoop dat er binnen afzienbare tijd een oplossing kan komen. Dat lijkt me echter onvoldoende. Ik begrijp dat het technisch allemaal niet zo eenvoudig ligt. In onze buurlanden slaagt men er echter wel in om een regeling uit te werken.

Ik ben het er absoluut mee eens dat bij beslissingen rond het levenseinde respect moet worden opgebracht voor eenieders wil. Palliatieve zorg is net zo belangrijk als euthanasie. Het kan echter niet dat artsen die telkens opnieuw met een euthanasieverzoek worden geconfronteerd en daar tijd voor maken, daarvoor niet worden vergoed.

De minister moet de betrokkenen rond de tafel brengen en mag niet blijven afwachten tot de commissie een oplossing voorstelt.