4-94 | 4-94 |
De heer Hugo Coveliers (VB). - Terwijl de minister met enkele gegadigden het landschap van Justitie wil hervormen, leggen andere parlementen in ons land leden van de rechterlijke orde bijkomende taken op. In een besluit van 20 juni 2008 richt de Vlaamse regering een soort van sporttribunaal op. Nu ben ik nogal allergisch voor uitzonderingsrechtbanken. Internationale rechtbanken en hoven zijn dat trouwens ook. Daarom past het dit `sporttribunaal' - men noemt het disciplinaire raad of disciplinaire commissie - toch eens even van naderbij te bekijken.
Ik geef toe dat het ook komt omdat dat tribunaal onlangs in een uitspraak nogal sterk formalistisch reageerde en voor een formalistisch feit een bijzonder zware sanctie uitsprak. Het is bijna vergelijkbaar met een taxichauffeur die een jaar rijverbod krijgt omdat hij geen parkeerticket betaalde.
In artikel 64 van het besluit van de Vlaamse regering van 20 juni 2008 staat letterlijk: `Voor de benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden van de disciplinaire raad en de disciplinaire commissie die magistraat zijn, kán het advies van het ministerie van Justitie worden ingewonnen.' De Vlaamse regering wil dus zomaar iemand uit de rechterlijke orde kunnen benoemen tot voorzitter of plaatsvervanger - hij wordt daar apart voor betaald, namelijk 200 euro per zitting - en misschien, als het past, zal ze hierover advies vragen aan het ministerie van Justitie, wat dat ook mag zijn.
Het Gerechtelijk Wetboek, artikel 293 en volgende, bepaalt dat magistraten slechts met een koninklijk besluit een afwijking op de algemene regel op het cumulatieverbod kunnen bekomen. Bovendien is een advies van de korpschef vereist.
Intussen is artikel 259bis van het Gerechtelijk Wetboek, namelijk de oprichting van de Hoge Raad voor de Justitie, in werking getreden. Moet, conform artikel 151 van de Grondwet, de Hoge Raad voor de Justitie geen advies formuleren bij de benoeming van een magistraat bij een sporttribunaal? Moet de Raad geen advies geven over de vraag of een magistraat in aanmerking komt om een bijkomende bezoldigde bezigheid kan aannemen in opdracht van de Vlaamse regering?
Ook het feit dat de magistraten in groepjes zijn benoemd, wekt mijn achterdocht. Als men formalisme eist van topsporters, moet men er zelf voor zorgen de eigen vormvoorschriften na te leven. Ook het feit dat er geen beroepsmogelijkheid is, is discretionair en autoritair. De vraag is welke gevolgen dit zal hebben bij een eventuele behandeling voor een ander hof. De kwaliteit van de rechtspraak zou wel eens ter sprake kunnen komen.
Hoeveel magistraten vroegen en bekwamen een afwijking om in deze sporttribunalen te zetelen?
Kreeg elk van deze magistraten een gunstig advies van de korpschef?
Heeft de Vlaamse regering het advies van de minister van Justitie gevraagd?
Werd er, rekening houdend met artikel 259bis van het Gerechtelijk Wetboek advies gevraagd aan de Hoge Raad voor de Justitie?
Waar en wanneer werden al deze adviezen gepubliceerd?
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Het decreet van 13 juli 2007 inzake medische en ethisch verantwoorde sportuitoefening richt twee verschillende disciplinaire organen op: de disciplinaire commissie en de disciplinaire raad voor hoger beroep. Elk bestaat uit drie leden, onder wie een voorzitter, die door de Vlaamse Regering worden benoemd voor een verlengbare termijn van vijf jaar. De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter zijn magistraten.
Vier magistraten werden aangewezen op voorstel van de minister van Justitie: een voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter in de disciplinaire commissie, en een voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter in de disciplinaire raad.
De Vlaamse regering heeft vooraf het advies van de minister van Justitie gevraagd. De minister van Justitie heeft, in toepassing van artikel 295 van het Gerechtelijk Wetboek, vooraf het advies ingewonnen van hun rechterlijke overheden.
De bekendmaking van de benoemingsbesluiten valt onder de bevoegdheid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De betekening van de machtigingsbesluiten gebeurt door de minister van Justitie aan de gerechtelijke overheden en aan de betrokkenen, via de gerechtelijke overheden.
Artikel 151 van de Grondwet en artikel 259bis van het Gerechtelijk Wetboek zijn niet van toepassing en bijgevolg is de Hoge Raad voor de Justitie niet bevoegd.
Naast dit formele antwoord deel ik nog mee dat het uiteraard goed zou zijn om te gepasten tijde het debat te voeren over de vele gelijkaardige commissies en zou er, gelet op onze vele geregionaliseerde structuren, eens moeten worden nagedacht hoe dit soort van gerechtelijke instanties functioneert. Deze discussie past ook in die over de administratieve rechtbanken in de brede zin van het woord.
In het kader van de debatten over de hervorming van het gerechtelijk landschap zouden we dan ook best nagaan of we ook niet op dat terrein stappen moeten doen. Zonder te willen zeggen dat dit allemaal opnieuw moet worden gefederaliseerd, meen ik wel dat een en ander beter moet worden geïntegreerd in een gerechtelijke orde die naam waardig. Ik ben alleszins bereid om na te gaan hoe we de discussie hierover in de toekomst kunnen voortzetten.
De heer Hugo Coveliers (VB). - Worden de adviezen samen met de machtigingsbesluiten en de benoemingsbesluiten gepubliceerd?
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Neen.
De heer Hugo Coveliers (VB). - Versta ik het goed dat alleen de minister die adviezen krijgt en dat die nergens worden gepubliceerd.
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Ze worden alleen aan de magistraten zelf bezorgd.
De heer Hugo Coveliers (VB). - Ik ben het helemaal met de minister eens dat we eens moeten nagaan of dat allemaal wel zinvol is. Het zou goed zijn dat we een overzicht kregen over het aantal magistraten dat in alle mogelijke commissies zetelt, van de Raad van architecten tot de Tuchtraad van de advocaten en dies meer. Te meer omdat sommige van die functies worden vergoed en andere niet. Als men dan ziet in welk tempo die commissies bijeenkomen en men vergelijkt het inkomen dat die magistraten daaruit halen, dan is dat een niet onbelangrijk bijkomend inkomen voor de magistraat in kwestie. Ik zeg niet dat dit overal gebeurt, maar soms creëert dat enige afgunst tussen magistraten, omdat zij er soms van uitgaan dat de Vlaamse regering deze mensen om andere criteria dan de juridische referenties benoemt. Die schijn is er en, zoals men weet: Not only must Justice be done; it must also be seen to be done.
Daarom moeten we het cumulverbod, dat niet ten onrechte in het Gerechtelijk Wetboek is gekomen, toch eens opnieuw bekijken. Als we bij de burger de verwarring willen vermijden tussen de rechtspraak die door de overheid wordt georganiseerd om conflicten te beslechten, en de administratieve regeling, is het beter dat we die twee duidelijk uit elkaar halen en dat we voor een rechtzoekende die zich door een administratief rechtscollege geschaad voelt, een mogelijkheid creëren om bij een civiel rechtscollege terecht te kunnen. Dat is de essentie van mijn pleidooi.
De strafmaat is uiteraard een zaak voor de appreciatie van de rechter, waar ik mij niet mee wil bemoeien.
(M. Hugo Vandenberghe, premier vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Misschien kunnen we in de Senaat in het kader van het debat over de nieuwe code voor het sociaal strafrecht die in de Kamer is goedgekeurd, de vergelijking doortrekken. Daar is men immers na een lange traditie van administratieve afhandeling van vele dossiers uiteindelijk toch overgegaan naar een gerechtelijke afhandeling. Het toont aan dat een geïntegreerd functioneren van administratieve en gerechtelijke instanties perfect te organiseren is.
De heer Hugo Coveliers (VB). - Ik vermoed zelfs dat we niet anders zullen kunnen, omdat men bezig is bepaalde afdelingen van de gerechtelijke orde zo te overladen met dat soort van zaken dat het hele systeem zal vastlopen. Men zal niet alleen ongelooflijk veel mankracht moeten steken in al die raden, vergaderingen en commissies, maar er ontstaat ook een ernstig gevaar voor collusie. Sommige magistraten, procureurs en dergelijke spelen ook voor procureur in een bepaalde sporttak en krijgen het imago dat soms aan die sporttak vastkleeft. Dat moet worden bekeken. Dat staat al in het aloude verslag-Van Reepinghen, dat de basis legde voor artikel 392 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.